Ana səhifə

J. E. Esslemont Bahá’u’lláh en het Nieuwe Tijdperk


Yüklə 0.88 Mb.
səhifə14/17
tarix27.06.2016
ölçüsü0.88 Mb.
1   ...   9   10   11   12   13   14   15   16   17

Hoofdstuk 13



Profetieën, vervuld door het Bahá’í-geloof

Wat betreft de Manifestatie van de Grootste Naam (Bahá’u’lláh): Deze is Hij, Die door God is beloofd in al Zijn Boeken en Geschriften, zoals de Bijbel, het Evangelie en de Koran.

‘Abdu’l-Bahá

Uitleg van de profetieën


Iedereen weet dat het uitleggen van profetieën zeer moeilijk is en er is geen onderwerp waarover de meningen van de geleerden meer verdeeld zijn. Dit is geen wonder, want volgens de geopenbaarde geschriften werden de profetieën in zo’n vorm gegeven, dat zij niet ten volle konden worden begrepen tot de vervulling kwam, en zelfs dan alleen door hen die zuiver van hart en vrij van vooroordeel waren. Zo werd aan het einde van Daniëls visioenen tegen de ziener gezegd:
Maar houd deze woorden geheim, Daniël, en verzegel het boek tot de eindtijd. Velen zullen op zoek gaan en de kennis zal toenemen… Ik hoorde het, maar begreep het niet en zei: ‘Mijn heer, hoe zal dit alles aflopen?’ Maar hij zei: ‘Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd’ – Daniël 12:4,8,9.
Als God de profetieën verzegelde tot de bestemde tijd en de uitleg niet volledig onthulde, zelfs niet aan de profeten die deze verkondigden, mogen wij verwachten, dat slechts de aangewezen Manifestatie van God in staat zal zijn het zegel te verbreken en de betekenis, verborgen binnen het omhulsel van profetische gelijkenissen, te openbaren. Een studie van de geschiedenis van de profetieën en de verkeerde uitleggingen ervan in vroegere eeuwen en beschikkingen, gevoegd bij de ernstige waarschuwingen van de profeten zelf, moeten ons zeer voorzichtig maken in het aannemen van de speculaties van theologen over de ware betekenis van deze uitspraken en de wijze van hun vervulling. Indien echter iemand verschijnt die er aanspraak op maakt de profetieën te vervullen, is het van groot belang zijn aanspraak met een open en onbevooroordeelde geest te onderzoeken. Indien hij een bedrieger is zal het bedrog spoedig worden ontdekt en is er geen schade veroorzaakt, maar wee allen die achteloos Gods Boodschapper van de deur sturen, omdat Hij in een onverwachte gedaante of op een onverwacht ogenblik verschijnt.

Het leven en de woorden van Bahá’u’lláh getuigen dat Hij de Beloofde van alle heilige Boeken is, en de macht heeft de zegels van de profetieën te verbreken en de ‘verzegelde uitgelezen wijn’ van de goddelijke mysteriën te schenken. Laten wij ons daarom haasten Zijn uitleggingen te horen en in dat licht opnieuw de bekende, doch vaak mysterieuze woorden van de profeten van weleer, te onderzoeken.



De komst des Heren


De ‘komst des Heren’ in de ‘laatste dagen’ is die ‘ver verwijderde goddelijke gebeurtenis’ waarnaar alle profeten uitzien, waarover hun schoonste verzen worden gezongen. Wat wordt nu bedoeld met de ‘komst des Heren’? Zeker, God is te allen tijde met zijn schepselen, in alles, door alles en boven alles; “Hij is meer nabij dan de ademtocht, meer nabij dan de handen en voeten.” De mens kan God echter niet in alles en boven alles zien en horen, hij kan zich Zijn aanwezigheid niet voorstellen, totdat God Zich in een zichtbare vorm openbaart en tot hem spreekt in menselijke taal. God heeft steeds van een menselijk werktuig gebruik gemaakt voor de openbaring van Zijn hogere eigenschappen. Iedere Profeet was een middelaar door wie God Zijn volk bezocht en toesprak. Jezus was zo’n middelaar en de christenen hebben terecht Zijn verschijning als de komst van God beschouwd. In Hem zagen zij Gods aangezicht en door Zijn mond hoorden zij Gods stem. Bahá’u’lláh zegt dat de ‘komst’ van de Heer der Heerscharen, de Eeuwige Vader, de Schepper en Verlosser van de wereld, wat volgens alle profeten zal plaats vinden aan ‘in de eindtijd’, niets anders betekent dan Zijn manifestatie in een menselijke tempel, zoals Hij zich in de tempel van Jezus van Nazareth manifesteerde, alleen dit keer met een vollediger en heerlijker openbaring, waarvoor Jezus en alle voorgaande profeten ’s mensen hart en geest kwamen voorbereiden.

Profetieën over Christus


Aangezien de joden de betekenis van de profetieën over de heerschappij van de Messias niet begrepen, verwierpen zij Christus.
‘Abdu’l-Bahá zegt:

De joden verwachten nog steeds de komst van de Messias en bidden God dag en nacht Zijn komst te bespoedigen.

Toen Christus kwam klaagden zij Hem aan en brachten Hem ter dood, zeggende: “Dit is niet Degene die wij verwachten. Zie, wanneer de Messias komt zullen tekenen en wonderen getuigen dat Hij in waarheid de Christus is. Wij kennen de tekenen en voorwaarden en deze zijn niet verschenen. De Messias zal in een onbekende stad opstaan. Hij zal op de troon Davids zitten en zie, Hij zal komen met een zwaard van staal, en met een ijzeren scepter zal Hij heersen! Hij zal de wet der profeten vervullen. Hij zal het oosten en het westen veroveren en Zijn uitverkoren volk, de Joden, verheffen. Hij zal een rijk van vrede met Zich brengen, waarin zelfs de dieren hun vijandschap met de mensen zullen staken. Want ziet, de wolf en het lam zullen uit dezelfde bron drinken en de leeuw en de hinde zullen in dezelfde weide terneder liggen. De slang en de muis zullen hetzelfde nest delen en alle schepselen Gods zullen in rust leven.”

Volgens de Joden vervulde Christus geen van deze voorwaarden, want zij waren ziende blind.

Hij kwam uit Nazareth, geen onbekende plaats. Hij had geen zwaard in Zijn hand, zelfs geen stok. Hij zat niet op de troon Davids en Hij was arm. Hij hervormde de Wet van Mozes en brak de sabbat. Hij veroverde noch het oosten noch het westen, maar was Zelf onderworpen aan de romeinse wet. Hij verhief de Joden niet, maar Hij onderwees gelijkheid en broederschap en berispte de schriftgeleerden en de farizeeën. Hij bracht geen rijk van vrede, want tijdens Zijn leven namen onrechtvaardigheid en wreedheid dermate toe, dat Hij er Zelf aan ten offer viel en een smadelijke dood aan het kruis stierf.

Zo dachten en spraken de joden, want zij begrepen noch de Geschriften noch de glorierijke waarheden die daarin vervat waren. Zij kenden deze letterlijk uit het hoofd, maar van de levenschenkende geest begrepen zij geen woord.



Luistert en ik zal u de betekenis ervan duidelijk maken. Hoewel Hij uit Nazareth kwam, wat een bekende plaats was, kwam Hij ook uit de Hemel. Zijn lichaam was uit Maria geboren, maar Zijn Geest kwam uit de Hemel. Het zwaard dat Hij droeg was het zwaard van Zijn tong, waarmee Hij goed van kwaad, waar van onwaar, de gelovigen van de ongelovigen, en het licht van de duisternis scheidde. Zijn Woord was inderdaad een scherp zwaard! De Troon waarop Hij zat is de eeuwige Troon, vanaf welke Christus voor immer regeert; een hemelse, geen aardse troon, want al het aardse vergaat, maar hemelse dingen zullen niet vergaan. Hij gaf de Wet van Mozes nieuwe betekenis, voltooide haar en Hij vervulde de wet van de profeten. Zijn Woord veroverde het oosten en het westen. Zijn Koninkrijk is eeuwigdurend. Hij verhief de Joden die Hem erkenden. Het waren mannen en vrouwen van nederige afkomst, maar het contact met Hem maakte hen groot en verleende hun een onvergankelijke waardigheid. Met de dieren die samen zouden gaan wonen worden de verschillende sekten en rassen bedoeld die eens strijdlustig tegenover elkaar stonden, toen echter in liefde en barmhartigheid gingen leven en met elkander het water des levens uit Christus, de eeuwige Bron dronken.

De Toespraken van ‘Abdu’l-Bahá in Parijs, blz. 60-62.
De meeste christenen nemen aan dat deze messiaanse profetieën van toepassing zijn op Christus, maar ten aanzien van gelijkluidende profetieën over de Messias van de eindtijd nemen velen dezelfde houding aan als de joden en verwachten een wonderlijk schouwspel op aarde, dat de profetieën letterlijk zal vervullen.

Profetieën over de Báb en Bahá’u’lláh


Volgens de bahá’í-uitleggingen hebben de profetieën die spreken over ‘de eindtijd’, de ‘laatste dagen’, de komst van de ‘Heer der Heerscharen’, van de ‘Eeuwige Vader’ niet speciaal betrekking op de komst van Jezus Christus, maar op die van Bahá’u’lláh. Neem bijvoorbeeld de bekende profetie in Jesaja:
Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen… Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouders, de zweep van de drijver, U hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds. Iedere laars die dreunend stampte en elke mantel waar bloed aan kleeft, ze worden verbrand, een prooi van het vuur. Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. Daarvoor zal hij zich beijveren, de Heer van de hemelse machten. – Jesaja 9:1-6.
Dit is één van de profetieën die dikwijls wordt beschouwd op Christus betrekking te hebben. Veel ervan mag ook terecht op Hem worden toegepast. Maar nader onderzoek zal aantonen hoeveel beter zij op Bahá’u’lláh van toepassing is. Christus is inderdaad een lichtbrenger en redder geweest, maar bijna tweeduizend jaar na Zijn komst wandelt de grote meerderheid van de mensen nog steeds in duisternis en de kinderen Israëls en vele andere van Gods kinderen gaan nog steeds gebukt onder ‘de zweep van de onderdrukker’. Aan de andere kant heeft gedurende de eerste tientallen jaren van het bahá’í-tijdperk het licht van waarheid het oosten en het westen verlicht, het evangelie van het vaderschap van God en de broederschap van de mensen werd in alle landen van de wereld uitgedragen, de grote militaire mogendheden zijn omvergeworpen en een bewustzijn van wereldeenheid werd geboren, dat hoop op uiteindelijke bevrijding brengt aan alle vertrapte en onderdrukte volkeren op aarde. De grote oorlog die van 1914 tot 1918 de wereld schokte met zijn nooit eerder vertoond gebruik van vuurwapens, vloeibaar vuur, brandbommen en brandstof voor motoren, is inderdaad de realisatie van ‘verbrand worden, een prooi van het vuur.’64

Bahá’u’lláh heeft, door in Zijn geschriften uitvoerig de problemen van regering en bestuur te behandelen en aan te tonen hoe deze het beste zijn op te lossen, ‘de heerschappij op Zijn schouders’ genomen op een wijze zoals Christus nooit heeft gedaan. Wat betreft de titels ‘Eeuwige vader’, ‘Vredevorst’, spreekt Bahá’u’lláh herhaaldelijk over Zichzelf als de Manifestatie van de Vader, van wie Christus en Jesaja spraken, terwijl Christus steeds over zichzelf als de ‘Zoon’ sprak. Bahá’u’lláh verklaart dat Zijn zending inhoudt vrede op aarde te stichten, terwijl Christus zei: “Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard” (Matteüs 10:34). Het is een feit, dat gedurende het gehele christelijke tijdperk oorlogen en sektenstrijd veelvuldig hebben gewoed.



De Glorie van God


De titel ‘Bahá’u’lláh’ is Arabisch voor ‘Glorie van God’. Deze zelfde titel wordt herhaaldelijk door joodse profeten gebruikt voor de Beloofde die in de laatste dagen zal verschijnen.

Zo lezen wij in Jesaja:


Troost, troost mijn volk, zegt uw God. Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan, omdat zij een dubbele straf voor haar zonden uit de hand van de Heer heeft ontvangen. Hoor, een stem roept: Baan voor de Heer een weg door de woestijn, effen in de wildernis een pad voor onze God. Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg en heuvel verlaagd, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen. De luister van de Heer zal zich openbaren voor het oog van al wat leeft. – Jesaja 40:1-5.
Evenals de vorige profetie is ook deze gedeeltelijk vervuld door de komst van Christus en Zijn voorloper, Johannes de Doper, maar slechts gedeeltelijk. Want in de dagen van Christus was de strijd in Jeruzalem niet beëindigd; vele eeuwen van bittere beproeving en vernedering stonden nog te wachten. Met de komst van de Báb en Bahá’u’lláh begint echter de volledige vervulling zichtbaar te worden, want voor Jeruzalem zijn reeds gelukkiger dagen aangebroken en haar vooruitzichten op een vredige en heerlijke toekomst schijnen nu redelijkerwijs gewaarborgd.

Andere profetieën spreken van de Verlosser van Israël, de Heerlijkheid des Heren, die van het oosten, vanwaar de zon opkomt zal komen naar het Heilige Land. Bahá’u’lláh verscheen in Perzië, dat ten oosten van Palestina ligt en Hij kwam naar het Heilige Land, waar Hij de laatste vierentwintig jaar van Zijn leven doorbracht. Als Hij daar uit eigen beweging naar toe was gegaan, dan zouden de mensen hebben kunnen zeggen dat dit de list van een bedrieger was, teneinde de profetieën te vervullen. Maar Hij kwam er niet als een vrij mens. Hij kwam als banneling en gevangene. Hij werd daarheen gestuurd door de sjah van Perzië en de sultan van Turkije, die moeilijk kunnen worden verdacht van enige opzet om bewijzen te leveren ten gunste van Bahá’u’lláh’s aanspraak de ‘Glorie van God’ te zijn, Wiens komst de profeten hebben voorspeld.



De Tak


In de profetieën van Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Zacharia worden verschillende verwijzingen gemaakt naar iemand genaamd de Tak. De Christenen hebben vaak gemeend dat hiermee Christus bedoeld werd, maar de bahá’ís beschouwen deze verwijzingen als speciaal op Bahá’u’lláh betrekking hebbend. De langste bijbelprofetie over de Tak is in Jesaja 11:1-12:
Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei. De geest van de Heer zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en eerbied voor de Heer. Hij ademt eerbied voor de Heer; zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten… Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen. Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden… Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de Heer vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn. Op die dag heft de Heer opnieuw zijn hand op om de overlevenden van zijn volk vrij te kopen uit Assyrië en Egypte, uit Patros, Nubië en Elam, uit Sinear en Hamat, en van de eilanden in zee. Dan steekt hij een vaandel op voor de volken. Hij brengt bijeen wie uit Israël verdreven waren, de vluchtelingen uit Juda brengt hij samen, van de vier uiteinden van de aarde.
‘Abdu’l-Bahá zegt aangaande deze en andere profetieën over de Tak:

Een van de grote gebeurtenissen die in de Dag van de openbaring van die onvergelijkelijke Tak moeten plaatsvinden, is het hijsen van Gods standaard onder alle volkeren. Hiermee wordt bedoeld dat alle volken en stammen zich zullen scharen onder de schaduw van deze goddelijke banier, die geen andere is dan de verheven Tak zelf, en zij zullen één enkel volk worden. De vijandschap tussen godsdiensten en religies, de vijandigheid onder rassen en volkeren en de nationale geschillen zullen worden uitgewist. Allen mensen zullen één religie aanhangen, zullen één geloof gemeen hebben, zullen tot één ras en één volk worden. Allen zullen in één vaderland wonen, en dat is de aarde. Wereldvrede en eendracht onder alle staten zullen worden verwerkelijkt. De onvergelijkelijke Tak zal heel Israël bijeenbrengen, wat betekent dat Israël in deze cyclus in het Heilige Land zal worden verzameld en dat het Joodse volk dat naar het oosten, westen, zuiden en noorden is verstrooid, bijeengebracht zal worden.

Zie nu, deze gebeurtenissen vonden niet plaats in de christelijke cyclus, want de volkeren kwamen niet onder de ene banier, de goddelijke Tak. Maar in deze cyclus van de Heer der Heerscharen zullen alle natiën en volkeren zich onder de schaduw van deze Vlag scharen. Evenzeer werd Israël, dat over de hele wereld verstrooid was, niet in de christelijke cyclus weer in het Heilige Land bijeengebracht. Maar in het begin van de cyclus van Bahá’u’lláh begint deze goddelijke belofte, zoals duidelijk vermeld staat in alle Boeken der Profeten, zichtbaar te worden. U kunt zien dat uit alle delen van de wereld joodse stammen naar het Heilige Land komen. Zij wonen in dorpen en op land dat zij tot het hunne maken en van dag tot dag nemen zij zo in aantal toe, dat heel Palestina hun tehuis zal worden.

Beantwoorde Vragen, blz. 61-62.

De dag van God


Het woord ‘dag’ in gezegden als ‘dag des Heren’ en ‘laatste dag’ betekent ‘beschikking’65. Ieder van de grote godsdienststichters heeft Zijn ‘dag’. Ieder is als een zon. Zijn leringen hebben hun dageraad en hun waarheid verlicht steeds meer het hart en de geest van de mensen, totdat zij het hoogtepunt van hun invloed hebben bereikt. Dan worden ze geleidelijk verduisterd, verminkt en vervalst en duisternis omhult de aarde, totdat de zon van een nieuwe ‘dag’ verrijst. De dag van de opperste Manifestatie van God is de ‘laatste dag’, omdat het een dag is die nooit zal eindigen en niet door de nacht zal worden gevolgd. Zijn zon zal nooit ondergaan, maar zal de zielen der mensen verlichten in deze wereld en de wereld die komen zal. In werkelijkheid gaat geen van de geestelijke zonnen ooit onder. De zonnen van Mozes, van Christus, van Mohammed en alle andere Profeten schijnen nog steeds met onverminderde luister. Maar aardse wolken hebben hun straling voor de mensen op aarde verborgen. De allerhoogste zon van Bahá’u’lláh zal ten slotte deze donkere wolken verjagen, zodat de mensen van alle godsdiensten zich zullen verheugen in het licht van alle Profeten en eenparig de ene God aanbidden Wiens licht alle Profeten hebben weerspiegeld.

De dag des oordeels


Christus sprak veel in gelijkenissen over een grote ‘dag des oordeels’, wanneer “de Mensenzoon komt, in gezelschap van Zijn engelen en bekleed met de stralende luister van Zijn Vader, dan zal Hij iedereen naar zijn daden belonen” (Matteüs 16:27). Hij vergelijkt deze dag met de oogsttijd, wanneer het onkruid wordt verbrand en de tarwe in schuren wordt verzameld:
… zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld: de Mensenzoon zal Zijn engelen erop uitsturen en ze zullen uit Zijn Koninkrijk allen die anderen ten val hebben gebracht en de wetten hebben verkracht bijeenbrengen en hen in de vuuroven werpen; daar zullen ze jammeren en knarsetanden. Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader stralen als de zon.

Matteüs 13:40-43.


De uitdrukking ‘voltooiing van deze wereld’ in deze en dergelijke passages in de geautoriseerde bijbelvertaling, heeft velen er toe gebracht te veronderstellen dat wanneer de dag des oordeels komt, de aarde plotseling zal worden vernietigd. Maar dat is een misvatting. De juiste betekenis van deze uitdrukking blijkt te zijn: ‘de voltooiing of het einde van het tijdperk’. Christus leert dat het Koninkrijk van de Vader zal worden opgericht zowel op aarde als in de hemel. Hij leert ons te bidden: “laat Uw Koninkrijk komen en Uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.” In de gelijkenis van de wijngaard, wanneer de Vader, de Heer van de wijngaard komt om de slechte pachters te vernietigen, vernietigt Hij niet ook de wijngaard (de wereld), maar “verpacht hem aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is.” (Matteüs 21:41). De aarde zal niet worden vernietigd, maar vernieuwd en tot nieuw leven worden gewekt. Bij een andere gelegenheid spreekt Christus van die dag als: “wanneer de tijd aanbreekt dat alles vernieuwd wordt, wanneer de Mensenzoon in Zijn majesteit zal zetelen op Zijn troon” (Matteüs 19:28). Petrus spreekt van: “een tijd van rust… tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld.” (Handelingen 3:20,21). De dag des oordeels, waarvan Christus spreekt, is identiek aan de komst van de Heer der Heerscharen, de Vader die door Jesaja en andere profeten uit het Oude Testament werd voorspeld: een tijd van vreselijke bestraffing van de bozen, doch een tijd waarin gerechtigheid zal worden gevestigd en recht zal heersen, op aarde zoals in de hemel.

Volgens de bahá’í-uitleg is de komst van iedere Manifestatie van God een dag des oordeels. Maar de komst van de opperste Manifestatie, van Bahá’u’lláh, is de grote dag des oordeels voor de tijdkring waarin wij leven. Het bazuingeschal waarvan Christus, Mohammed en vele andere profeten spreken, is de roepstem van de Manifestatie, die voor allen die in de hemel en op de aarde zijn – de belichaamden en ontlichaamden – weerklinkt. De ontmoeting met God, door Zijn Manifestatie, is voor hen die verlangen Hem te ontmoeten, de poort tot het paradijs van Hem te kennen en lief te hebben en in liefde met al Zijn schepselen te leven. Zij daarentegen, die hun eigen weg verkiezen boven Gods weg, zoals die door Zijn Manifestatie wordt geopenbaard, veroordelen zichzelf tot de hel van zelfzucht, dwaling en vijandschap.



De grote opstanding


De dag des oordeels is eveneens de dag van de wederopstanding en de opwekking der doden. Paulus zegt in zijn eerste brief aan de Korintiërs:
Ik zal u een geheim onthullen: wij zullen niet allemaal eerst sterven – toch zullen wij allemaal veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, wanneer de bazuin het einde inluidt. Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen. Want het vergankelijke lichaam moet worden bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke lichaam met het onsterfelijke.

1 Korinte 15:51-53.


Wat betreft de betekenis van deze verzen over het opwekken der doden schrijft Bahá’u’lláh in Het Boek van Zekerheid:
Met de termen ‘leven’ en ‘dood’, waarvan in de Geschriften wordt gesproken, is bedoeld het leven van geloof en de dood van ongeloof. Het merendeel van de mensen verwierp en verachtte de persoon van de Manifestatie tengevolge van hun gebrek aan begrip van de betekenis van deze woorden, en bleef verstoken van het licht van Zijn goddelijke leiding en weigerde het voorbeeld van die onsterfelijke Schoonheid te volgen…

Gelijk Jezus zei: “U moet allen opnieuw geboren worden.” (Johannes 3:7). Verder zegt Hij: “Niemand kan het Koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk.” (Johannes 3:5,6). Deze woorden houden in dat al wie gedurende enige Beschikking geboren wordt uit de Geest en tot nieuw leven wordt gewekt door de ademtocht van de Manifestatie van Heiligheid, waarlijk tot degenen behoort die gekomen zijn tot ‘leven’ en ‘opstanding’, en zijn binnengegaan in het ‘paradijs’ van de liefde Gods. En al wie daar niet toe behoort wordt veroordeeld tot ‘dood’ en het ‘verloren zijn’, tot het ‘vuur’ van ongeloof en tot ‘gramschap’ van God…

Door alle tijden heen is het doel van de Profeten van God en hun uitverkorenen geen ander dan de geestelijke betekenis van de termen ‘leven’, ‘opstanding’ en ‘oordeel’ te bekrachtigen… Zou u slechts een dauwdruppel verkrijgen van de kristalheldere wateren van goddelijke kennis, dan zou u dadelijk beseffen dat het ware leven niet het leven des vlezes is, maar het leven van de geest. Want het leven des vlezes hebben mens en dier beide gemeen, terwijl het leven van de geest alleen het bezit is van de zuiveren van hart, die volop gedronken hebben uit de oceaan van geloof en deel hebben aan de vruchten van zekerheid. Dit leven kent geen dood en dit bestaan wordt bekroond met onsterfelijkheid. Evenals er is gezegd: “Hij die waarachtig gelooft, leeft zowel in deze wereld als in de komende wereld.” Indien met ‘leven’ dit aardse leven zou worden bedoeld, dan is het duidelijk dat het gevolgd moet worden door de dood.

Het Boek van Zekerheid, blz. 68, 70, 71.
Volgens de bahá’í-leer heeft de opstanding niets met het stoffelijke lichaam te maken. Dat lichaam heeft afgedaan wanneer het dood is. Het wordt ontbonden en zijn atomen zullen nooit weer hetzelfde lichaam vormen.

Opstanding is de geestelijke geboorte van het individu, die als een gave van de Heilige Geest wordt geschonken door de Manifestatie van God. Het graf waaruit de mens opstaat is het graf van onwetendheid en onachtzaamheid ten aanzien van God. De slaap waaruit hij ontwaakt, is de geestelijke sluimer, waarin velen de dageraad van de dag van God afwachten. Deze dageraad verlicht allen die op aarde hebben geleefd, onverschillig of zij nog of niet meer in het lichaam zijn, maar zij die geestelijk blind zijn kunnen het niet waarnemen. De dag der opstanding is niet een dag van vierentwintig uur, maar een tijdperk, dat nu is begonnen en zal voortduren zolang als deze tijdkring voortduurt. Het zal voortduren, als alle sporen van de tegenwoordige beschaving van het oppervlak der aarde zullen zijn weggevaagd.



Wederkomst van Christus


In veel gesprekken spreekt Christus over de toekomstige Manifestatie van God in de derde persoon, maar meermalen ook in de eerste persoon. Hij zegt: “Wanneer Ik een plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug. Dan zal Ik u met Mij meenemen, en dan zult u zijn waar Ik ben.” (Johannes 14:3). In Handelingen lezen wij dat tegen de discipelen werd gezegd bij Jezus’ hemelvaart: “Jezus, die uit uw midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.” (Handelingen 1:11). Tengevolge van deze en dergelijke gezegden verwachten vele christenen dat wanneer de Mensenzoon komt “op een wolk bekleed met macht en grote luister” (Lucas 21:27), zij Jezus in dezelfde lichaamsgedaante zullen zien, waarin Hij tweeduizend jaar geleden door de straten van Jeruzalem liep en aan het kruis leed en stierf. Zij verwachten hun vingers op de spijkerwonden in Zijn handen en voeten te kunnen leggen en hun handen op de speerwonde in Zijn zijde. Maar als zij even zouden nadenken over Christus’ eigen woorden, dan zouden zij niet langer aan zo’n denkbeeld vasthouden. De joden in de tijd van Christus dachten op dezelfde wijze over de terugkeer van Elia, maar Jezus legde hun dwaling uit en toonde hen dat de profetie “Elia die komen zou” niet was vervuld door de terugkeer van de persoon en het lichaam van de vroegere Elia, maar in de persoon van Johannes de Doper, die kwam “met de geest en de kracht van Elia”. “En voor wie het wil aannemen: hij is Elia die komen zou. Laat wie oren heeft goed luisteren!” (Matteüs 11:14,15, Lucas 1:17). De terugkeer van Elia betekende dus de verschijning van een andere persoon, geboren uit andere ouders, maar door God met dezelfde geest en macht bezield. Uit deze woorden van Jezus mag worden afgeleid, dat de terugkeer van Christus op dezelfde wijze zal geschieden door de verschijning van een andere persoon, die uit een andere moeder is geboren, maar dezelfde geest en macht van God uitstraalt als Christus. Bahá’u’lláh legt uit dat de ‘terugkeer’ van Christus werd vervuld door de komst van de Báb en Hemzelf. Hij zegt:
Neem bijvoorbeeld de zon. Als deze vandaag zegt: “Ik ben de zon van gisteren”, dan zou hij de waarheid spreken. En zou hij, denkend aan het tijdverloop, er aanspraak op maken een andere zon te zijn, dan zou hij ook de waarheid spreken. Indien eveneens gezegd zou worden dat alle dagen gelijk zijn, is ook dit volkomen juist. En wanneer ten opzichte van hun bijzondere namen en bestemmingen gezegd wordt dat zij verschillen, is ook dat waar. Want hoewel zij gelijk zijn, kent men toch aan iedere dag een aparte bestemming, een specifiek kenmerk, een eigen karakter toe.

Stel u dienovereenkomstig het onderscheid, de verscheidenheid en de eenheid voor, die eigen zijn aan de verschillende Manifestaties van heiligheid, opdat u de zinspelingen zult begrijpen die de Schepper van alle namen en hoedanigheden heeft gemaakt op de mysteries van verscheidenheid en eenheid, en u dan het antwoord zult vinden op uw vraag waarom die altijddurende Schoonheid Zich op verschillende tijden met verschillende namen en titels heeft genoemd.



Het Boek van Zekerheid, blz. 18,19.
‘Abdu’l-Bahá zegt:
Weet, dat de terugkeer van Christus iets anders is dan wat de mensen geloven, namelijk de komst van de Beloofde, die na Hem zal komen. Hij zal komen met het Koninkrijk Gods en Zijn macht die de wereld omvat. Dit rijk is in de wereld van hart en geest en niet in die van de stof, want de stoffelijke wereld is nog niet eens met één vleugel van een vlieg te vergelijken in het oog des Heren, mocht u tot degenen behoren die weten! Waarlijk, Christus kwam met Zijn Koninkrijk van het begin, hetwelk geen begin heeft en zal komen met Zijn Koninkrijk tot in eeuwigheid der eeuwigheden, aangezien in deze betekenis ‘Christus’ een uitdrukking is van de goddelijke werkelijkheid – de enkelvoudige kern en het hemelse Wezen – die geen begin of einde heeft. Deze verschijnt, komt op, wordt zichtbaar en gaat onder in elk der tijdperken.

Tablets of Abdul Baha Abbas, deel I, blz. 138.

De Eindtijd


Christus en Zijn apostelen noemen vele tekenen, die de tijd van de ‘terugkeer’ van de Mensenzoon in de heerlijkheid van de Vader zouden kenmerken. Christus zegt:
Wanneer u ziet dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat de verwoesting van de stad nabij is… want in die dagen wordt de straf voltrokken, waardoor alles wat geschreven staat in vervulling zal gaan… Want er zal ontzaglijk veel leed zijn in het land, en een zwaar vonnis zal de bevolking treffen. De inwoners zullen omkomen door het zwaard of in gevangenschap worden weggevoerd en onder alle volken worden verstrooid, terwijl Jeruzalem vertrapt zal worden door heidenen, tot de tijd van de heidenen voorbij is.

Lucas 21:20-24.


Verder zegt Hij:

Pas op dat niemand u misleidt. Want er zullen velen komen die Mijn naam gebruiken en zeggen: “Ik ben de Messias,” en ze zullen veel mensen misleiden. U zult berichten horen over oorlogen en oorlogsdreiging. Laat dat u dan niet verontrusten, die dingen moeten namelijk gebeuren, al is daarmee het einde nog niet gekomen. Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk tegen het andere en overal zullen er hongersnoden uitbreken en zal de aarde beven: dat alles is het begin van de weeën. Dan zal men u onderdrukken en doden, en u zult door alle volken worden gehaat omwille van Mijn naam. Velen zullen dan ten val komen, ze zullen elkaar verraden en elkaar haten. Er zullen talrijke valse profeten komen die velen zullen misleiden. En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen. Maar wie standhoudt tot het einde, zal worden gered. Pas als het goede nieuws over het Koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen.

Matteüs 24:4-14.
Met deze woorden voorspelde Christus in duidelijke termen, onverholen en openlijk, de dingen die moesten geschieden vóór de komst van de Mensenzoon. In de eeuwen die voorbij gingen sinds Christus sprak, is elk van deze teksten uitgekomen. In het laatste gedeelte van elk van deze verzen vermeldt Hij een gebeurtenis die de tijd van die komst zal aanduiden – in het ene geval het einde van de ballingschap van de Joden en het herstel van Jeruzalem, in het andere de prediking van het Evangelie in de gehele wereld. Het is verbazingwekkend te zien, hoe deze beide tekenen in onze tijd letterlijk vervuld worden. Indien deze gedeelten van de profetie even waar zijn als de overige, volgt hieruit dat wij nu leven in de ‘eindtijd’ waarvan Christus sprak.

Mohammed vermeldt eveneens bepaalde tekenen, die tot de dag der opstanding zullen duren. In de Koran lezen wij:


Toen God zei: ‘O Isa (Jezus), Ik laat u sterven en Ik zal u tot Mij opheffen en u reinigen van hen die ongelovig zijn en Ik zal tot de opstandingsdag hen die u volgen stellen boven hen die ongelovig zijn. Dan zal uw terugkeer tot Mij zijn en zal Ik tussen u oordelen over dat waarover u het oneens was.’ (soera 3:55)

En de joden zeggen: ‘Gods hand is gebonden.’ Hun handen zijn gebonden en zij worden vervloekt om wat zij zeggen! Welnee, Gods handen zijn beide wijd opengespreid; Hij schenkt weg hoe Hij wil. Velen nemen door wat van uw Heer naar u is neergezonden nog toe in onbeschaamdheid en ongeloof. En Wij brachten tussen hen vijandschap en haat teweeg tot aan de opstandingsdag. Telkens als zij een vuur ontsteken dat tot oorlog leidt, dan dooft God het…66

En met hen die zeggen: ‘Wij zij christenen’ zijn Wij een verdrag aangegaan. Maar zij zijn een deel vergeten van dat waartoe zij aangemaand waren. Dus hebben Wij tussen hen vijandschap en haat tot aan de opstandingsdag laten ontstaan. God zal hun meedelen wat zij aan het doen waren.67
Deze woorden zijn eveneens letterlijk vervuld in de onderworpenheid van de joden aan de christenen (en moslims) en in de sektengeest en strijd, die zowel onder de joden als christenen verdeeldheid hebben gebracht gedurende alle eeuwen sedert Mohammed sprak. Pas sinds het begin van het bahá’í-tijdperk (de dag der opstanding) zijn tekenen van het naderende einde van deze toestanden verschenen.

Tekenen in de hemel en op aarde


De joodse, christelijke, islamitische en vele andere heilige Geschriften vertonen een merkwaardige overeenkomst in de beschrijving van de tekenen die de komst van de Beloofde zullen begeleiden. In het boek Joël lezen wij:
Dan zal Ik tekenen geven aan de hemel en op aarde: bloed en vuur en zuilen van rook, de zon verandert in duisternis en de maan in bloed. Dan komt de dag van de Heer… In dezelfde tijd dat Ik het lot van Juda en Jeruzalem ten goede keer, zal Ik alle volken bijeenbrengen en wegvoeren naar de vallei van Josafat om daar een oordeel over hen te vellen… Laat de volken aantreden, laat ze optrekken naar de vallei van Josafat; daar zal Ik Mijn oordeel over hen vellen. Sla de sikkel er in, het is tijd om te oogsten… zó talrijk zijn hun misdaden. Dichte drommen bijeen in de vallei van het oordeel! Nabij is de dag van de Heer. Daar zal Hij oordelen! Zon en maan worden verduisterd, sterren doven hun glans. De Heer brult vanaf de Sion, Hij gromt vanuit Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar voor zijn volk is de Heer een toevlucht…

Joël 3:3-4 en 4:1-2,12-16.


Christus zegt:

Meteen na de verschrikkingen van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister.

Matteüs 24:29-30.
In de Koran lezen wij:

Wanneer de zon wordt omwonden.

En wanneer de sterren neerstorten.

En wanneer de bergen in beweging gezet worden…

En wanneer de bladen opengeslagen worden.

En wanneer de hemel afgestroopt wordt.

En wanneer de hel opgestookt wordt.68
In Het Boek van Zekerheid legt Bahá’u’lláh uit, dat deze profetieën over zon, maan en sterren, hemelen en aarde symbolisch zijn en niet alleen in letterlijke zin moeten worden opgevat. De profeten hielden zich voornamelijk met geestelijke en niet met stoffelijke dingen bezig; met geestelijk, niet met stoffelijk licht. Wanneer zij de zon noemen in verband met de dag des oordeels, bedoelen zij de Zon der Gerechtigheid. De zon is de allergrootste bron van licht. Zo was Mozes een zon voor de joden, Christus een zon voor de christenen, Mohammed een zon voor de moslims. Wanneer de profeten spreken van de verduistering van de zon betekent dit, dat de zuivere leringen van deze geestelijke Zonnen zijn verduisterd door verkeerde voorstellingen, wanbegrip en vooroordeel, zodat de mensen in geestelijke duisternis verkeren. De maan en sterren zijn kleinere bronnen van licht, de godsdienstleiders en leraren, die de mensen moeten leiden en bezielen. Wanneer wordt gezegd dat de maan haar licht niet zal geven, of in bloed zal veranderen, en de sterren van de hemel zullen vallen, betekent dit dat de leiders van de kerken zich zullen verlagen door onderlinge strijd en tweedracht en dat de priesters zich om aardse in plaats van hemelse dingen bekommeren, werelds ingesteld raken.

Deze profetieën zijn evenwel niet slechts voor één uitleg vatbaar, er zijn andere manieren om deze symbolen uit te leggen. Bahá’u’lláh zegt dat in een andere betekenis de woorden zon, maan en sterren slaan op de verordeningen en voorschriften in iedere godsdienst. Evenals in iedere volgende Manifestatie de ceremoniën, vormen, gebruiken en voorschriften van de vorige Manifestatie worden gewijzigd naar de eisen des tijds, worden in deze betekenis ook de zon en maan veranderd en de sterren verstrooid.

In veel gevallen zou de letterlijke vervulling van deze profetieën ongerijmd en onmogelijk zijn, bijvoorbeeld de maan die in bloed verandert of de sterren die op de aarde vallen. De kleinste van de zichtbare sterren is duizenden malen groter dan de aarde en als één ster op de aarde zou vallen, zou er voor een tweede ster geen aarde meer over zijn! In andere gevallen echter is er een stoffelijke en een geestelijke vervulling. Het Heilige Land bijvoorbeeld is letterlijk gedurende vele eeuwen dor en verlaten geweest, zoals door de profeten is voorspeld, maar in de dag der opstanding begint het nu al ‘zich te verheugen en te bloeien als een lelie’, zoals Jesaja (35:1) voorspelde. Bloeiende kolonies ontstaan, het land wordt bevloeid en ontgonnen en wijngaarden, olijfbossen en tuinen gedijen, waar een halve eeuw geleden slechts een zandwoestijn was. Wanneer de mensen ‘hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen’, zullen ongetwijfeld de wildernissen en woestijnen in alle delen van de wereld worden ontgonnen, de verzengende winden en zandstormen die uit deze woestijnen komen waaien en het leven in hun omgeving vrijwel ondraaglijk maken, zullen tot het verleden behoren, het klimaat zal over de gehele aarde zachter en gelijkmatiger worden, de lucht in de steden zal niet langer meer verontreinigd worden door rook en giftige dampen en zelfs in uiterlijke, materiële zin zal er een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ zijn.

Wijze van de wederkomst


Over de wijze waarop Hij komen zal in de eindtijd zegt Christus:

… als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. Dan zal Hij Zijn engelen uitzenden, en onder luid bazuingeschal… zal Hij plaats nemen op Zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor Hem worden samengebracht en zal Hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt.

Matteüs 24:30-31, 25:31-32.
Met betrekking tot deze en dergelijke passages schrijft Bahá’u’lláh in Het Boek van Zekerheid:

Het woord ‘hemel’ wijst op hoogheid en verhevenheid, aangezien het de zetel is van de openbaring van deze Manifestaties van heiligheid, de Dageraden van aloude heerlijkheid. Deze aloude Wezens zijn, hoewel voortgekomen uit de moederschoot, in werkelijkheid neergedaald uit de hemel van Gods wil. Ofschoon zij wonen op deze aarde, zijn toch hun ware woningen en de verblijven van heerlijkheid in de rijken in den hoge. Terwijl zij zich onder stervelingen bewegen, verheffen zij zich in de hemel van goddelijke tegenwoordigheid. Zonder voeten betreden zij het pad van de geest, en zonder vleugels stijgen zij op naar de verheven hoogten van goddelijke eenheid. Met iedere ademtocht bestrijken zij de onmetelijke ruimte en ieder ogenblik doorkruisen zij de koninkrijken van het zichtbare en het onzichtbare…

Met de term ‘wolken’ zijn die dingen bedoeld welke tegenstrijdig zijn aan de wegen en begeerten der mensen. Evenals Hij in het reeds aangehaalde vers heeft geopenbaard: “Maar telkens als er een gezant tot u komt met iets wat u niet zint, bent u dan niet hoogmoedig? Dan beticht u sommigen van leugens en anderen doodt u.” (Koran 2:87). Deze ‘wolken’ betekenen enerzijds de herroeping van wetten, de intrekking van vorige beschikkingen, de afschaffing van onder de mensen gangbare riten en gewoonten, de verheffing van de ongeletterde gelovigen boven de geleerde tegenstanders van het Geloof. Anderszins betekenen zij de verschijning van die onsterfelijke Schoonheid in de gedaante van een sterfelijk mens met menselijke beperkingen als eten en drinken, armoede en rijkdom, glorie en vernedering, slapen en wakker zijn, en andere dingen die twijfel veroorzaken in de gemoederen der mensen en maken dat zij zich afkeren. Al deze sluiers zijn zinnebeeldig terug te brengen tot ‘wolken’.

Dit zijn de ‘wolken’ die maken dat de hemel van kennis en begrip van allen die op aarde wonen vaneen wordt gespleten. Evenals Hij heeft geopenbaard: “En op de dag dat de hemel in wolken uiteensplijt…” (Koran 25:25). Evenals de wolken de ogen van de mensen verhinderen de zon te aanschouwen, zo verhinderen deze dingen de zielen van de mensen het licht van het goddelijke Hemellicht te herkennen. Hiervan getuigt hetgeen is voortgekomen uit de mond van de ongelovige, zoals geopenbaard is in het heilige Boek: “En zij zeggen: ‘Hoe komt het dat deze gezant voedsel eet en op de markten rondloopt? Had er dan niet een engel naar hem neergezonden kunnen worden om samen met hem een waarschuwer te zijn?’” (Koran 25:7). Andere Profeten zijn evenzo onderhevig geweest aan armoede en bezoekingen, aan honger en aan het wel en wee van deze wereld. Daar deze heilige Personen onderhevig waren aan zulke behoeften en noden, verdwaalden de mensen bijgevolg in de wildernis van argwaan en twijfel, en werden zij met verbijstering en verwarring bezocht. Hoe, zo vroegen zij zich af, kon zo’n persoon door God zijn neergezonden, Zijn overwicht over alle volkeren en geslachten der aarde doen gelden en beweren dat Hij het doel van de gehele schepping is, - evenals Hij heeft gezegd: “Ware het niet voor u, Ik zou allen in de hemel en op aarde zijn niet hebben geschapen” - en toch onderworpen zijn aan zulke alledaagse dingen? U moet ongetwijfeld zijn ingelicht over de kwellingen, de armoede, de rampen en de vernederingen die iedere Boodschapper van God en Zijn metgezellen hebben getroffen. U moet hebben vernomen, hoe de hoofden van hun aanhangers als geschenken naar verschillende steden werden gezonden, hoe smartelijk zij werden verhinderd in de uitvoering van de hun opgedragen taak. Allen vielen in handen van de vijanden van Zijn Zaak en moesten alles ondergaan wat zij verordenden…

De Alglorierijke heeft bepaald dat juist deze dingen die in strijd zijn met de begeerten van verdorven mensen, de toetssteen en maatstaf zullen zijn waarmee Hij Zijn dienaren op de proef stelt, opdat de rechtvaardigen mogen worden onderkend van de verdorvenen en de gelovigen onderscheiden van de ongelovigen…

En nu wat betreft Zijn woorden: “Dan zal Hij Zijn engelen uitzenden…” Met ‘engelen’ zijn zij bedoeld die, versterkt door de kracht van de geest, alle menselijke eigenschappen en beperkingen hebben verteerd met het vuur van de liefde Gods en zich hebben bekleed met de hoedanigheden van de meest verheven Wezens en van de engelenschare…

Daar de aanhangers van Jezus nooit de verborgen betekenis van deze woorden hebben begrepen, en omdat de tekenen die zij en de leiders van hun Geloof hebben verwacht niet zijn verschenen, daarom hebben zij zelfs tot nu toe geweigerd om de waarheid van de Manifestaties van heiligheid, die zich sedert de dagen van Jezus hebben geopenbaard, te erkennen. Zij hebben zich zodoende beroofd van de uitstortingen van Gods heilige genade en van de wonderen van Zijn goddelijke uiting. Zo laag is hun staat in deze dag, de dag der opstanding! Zij hebben zelfs gefaald in te zien dat, indien de tekenen van de Manifestaties van God in ieder tijdperk zouden verschijnen in het zichtbare rijk in overeenstemming met de tekst van de gevestigde overleveringen, niemand met enige mogelijkheid zou kunnen ontkennen of zich afwenden, en evenmin de gelukzalige onderscheiden kan worden van de ellendige en de zondaar van de godvrezende. Oordeel eerlijk: zouden de profetieën in het Evangelie letterlijk worden vervuld; zou Jezus, de zoon van Maria vergezeld van engelen, vanuit de zichtbare hemel op de wolken neerdalen; wie zou wagen dit niet te geloven, wie zou de waarheid durven verwerpen en hoogmoedig worden? Nee, onmiddellijk zou zich zo’n ontsteltenis van alle bewoners der aarde meester maken, dat geen ziel in staat zou zijn een woord te uiten, laat staan de waarheid te verwerpen of te aanvaarden…

Het Boek van Zekerheid, blz. 42, 45-50.
Volgens bovenstaande uitleg is de komst van de Mensenzoon, in de nederige gestalte van een mens, uit de moederschoot geboren, arm, onontwikkeld, onderdrukt en verguisd door de groten der aarde, juist de toetssteen van Zijn beoordeling van de mensen, waarmee Hij de een van de ander scheidt, zoals een herder zijn schapen van de bokken scheidt. Degenen van wie de geestelijke ogen zijn geopend, kunnen door deze wolken heenzien en zich verheugen in de ‘grote kracht en heerlijkheid’ – de heerlijkheid Gods – die Hij zichtbaar komt maken. De anderen, van wie de ogen nog door vooroordeel en dwaling zijn gesloten, kunnen slechts de donkere wolken zien; zij blijven moedeloos rondtasten, beroofd van de gezegende zonneschijn.
Let op, Ik zal mijn bode zenden; hij zal de weg voor Mij effenen. Opeens zal hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie u uitziet, de engel van het verbond naar wie u verlangt. Komen zal hij – zegt de Heer van de hemelse machten. Wie zal die dag kunnen doorstaan? Wie zal overeind blijven wanneer hij verschijnt? Hij is als het vuur van een smid, als het loog van een wolwasser…

Die dag zal zeker komen, brandend als een oven. Wie hoogmoedig zijn of wie zich goddeloos gedragen, zullen dan slechts stoppels zijn… Maar voor u, die ontzag voor Mijn naam hebben zal de zon stralend opgaan, de zon die gerechtigheid brengt en genezing in haar vleugels draagt.

Maleachi 3:1-2, 19-20.
Noot: Het onderwerp van de vervulling van de profetieën is zo uitgebreid, dat vele boekdelen nodig zouden zijn om een juiste uiteenzetting te geven. Het enige dat in het bestek van een enkel hoofdstuk kan worden gedaan, is in hoofdtrekken de bahá’í-opvattingen aan te geven. De bijzonderheden in het boek Daniël en de Openbaring van Johannes bleven onaangeroerd. De lezers zullen enige hoofdstukken hiervan behandeld vinden in Beantwoorde Vragen. In Het Boek van Zekerheid van Bahá’u’lláh, The Bahá’í Proofs van Mírzá Abdu’l-Faḍl en in vele geschriften van Bahá’u’lláh en ‘Abdu’l-Bahá kunnen nadere uitleggingen van profetieën worden gevonden.

1   ...   9   10   11   12   13   14   15   16   17


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət