Ana səhifə

J. E. Esslemont Bahá’u’lláh en het Nieuwe Tijdperk


Yüklə 0.88 Mb.
səhifə15/17
tarix27.06.2016
ölçüsü0.88 Mb.
1   ...   9   10   11   12   13   14   15   16   17

Hoofdstuk 14



Profetieën van Bahá’u’lláh en ‘Abdu’l-Bahá

Misschien vraagt u zich af: Is er een manier om te bepalen of een profetie al dan niet van de Heer komt? Die is er inderdaad: als een profeet zegt te spreken in de naam van de Heer, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de Heer geweest. Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt.

Deuteronomium 18:21-22.

De scheppende macht van Gods Woord


God, en God alleen, heeft macht te doen wat Hij wil, en het grootste bewijs van een Manifestatie van God is de scheppende macht van Zijn woord, waardoor alle menselijke aangelegenheden veranderd en hervormd worden en alle menselijke tegenstand wordt overwonnen. Door het woord van de Profeten Gods verkondigt God Zijn wil en de onmiddellijke of latere vervulling van dat woord is het zuiverste bewijs van Zijn aanspraak op de rang van Profeet en de onvervalstheid van Zijn bezieling.
Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel en daarheen niet terugkeert zonder eerst de aarde te doordrenken, haar te bevruchten en te laten gedijen, zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten – zo geldt dit ook voor het woord dat voortkomt uit Mijn mond: het keert niet vruchteloos naar Mij terug, niet zonder eerst te doen wat Ik wil en te volbrengen wat Ik gebied.

Jesaja 55:10-11.


Toen de discipelen van Johannes de Doper tot Jezus kwamen met de vraag: “Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?”, antwoordde Jezus door hen slechts te wijzen op de uitwerking van Zijn woorden:
Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekend gemaakt. Gelukkig is degene die aan Mij geen aanstoot neemt.

Matteüs 11:4-6.


Laten we nu bekijken of kan worden aangetoond dat de woorden van Bahá’u’lláh die scheppende macht hebben die het kenmerk is van Gods woord.

Bahá’u’lláh gebood de heersers wereldvrede te stichten. Het voortzetten van hun politiek van oorlogvoeren sinds 1869 heeft de val van vele oude dynastieën tengevolge gehad. Elke volgende oorlog bracht steeds minder voordelen voor de overwinnaar, totdat de Wereldoorlog van 1914–1918 het historische opzienbarende feit blootlegde dat oorlog even noodlottig is geworden voor de overwinnaar als de overwonnene.69

Bahá’u’lláh gebood de heersers eveneens als gevolmachtigden van hun onderdanen te handelen en politiek gezag tot een middel van ware algemene welvaart te maken. De huidige vooruitgang in sociale wetgeving is ongekend.

Hij gebood beperking van de uitersten van rijkdom en armoede, en sindsdien heeft de wetgeving tot vaststelling van een minimum bestaansniveau, van progressieve inkomsten- en vermogensbelasting en successierechten, steeds de volle belangstelling gehad. Hij gebood de afschaffing van lijfeigenschap en industriële slavernij en sindsdien heeft de ontwikkeling van de ideeën van emancipatie een gisting teweeggebracht in alle werelddelen.

Bahá’u’lláh verkondigde de gelijkwaardigheid van man en vrouw, die in gelijke verantwoordelijkheden, gelijke rechten en voorrechten tot uiting komt. De kluisters waarin de vrouwen eeuwenlang gevangen zaten, worden nu verbroken en de vrouw neemt thans snel haar rechtmatige plaats in als gelijkwaardige partner van de man.

Hij verkondigde de fundamentele eenheid van de godsdiensten. Sindsdien is men getuige van de vastbesloten pogingen van oprechte zielen om in alle delen van de wereld tot een nieuwe graad van verdraagzaamheid, wederzijds begrip en samenwerking voor het algemeen belang te komen. De sektengeest wordt overal ondermijnd en de historische positie daarvan is meer en meer onhoudbaar geworden. De basis van exclusiviteit op religieus gebied werd vernietigd door dezelfde krachten die het voortbestaan van zelfgenoegzaam nationalisme onmogelijk maakten.

Hij gebood algemene opvoeding en maakte het zelfstandig onderzoek naar de waarheid tot een bewijs van geestelijke levenskracht. De moderne beschaving wordt tot in zijn diepste diepten door deze nieuwe zuurdesem beroerd. Verplichte opvoeding voor kinderen en de grotere ontwikkelingsmogelijkheden voor volwassenen zijn voorname punten in de regeringspolitiek geworden. Staten die opzettelijk de onafhankelijkheid van geest en verstand van hun onderdanen trachten te beperken, verwekken revoluties binnen hun grenzen en argwaan en angst daarbuiten.

Bahá’u’lláh gebood het invoeren van een algemene wereldhulptaal. Dr. Zamenhof en anderen gaven gehoor aan deze oproep door hun leven en talent te wijden aan deze grote taak.

Bovenal doordrong Bahá’u’lláh de mensheid met een nieuwe geest, wekte nieuwe verlangens op in hart en verstand, en gaf nieuwe idealen voor de maatschappij. Niets in de gehele geschiedenis is zo geweldig en indrukwekkend als het verloop van de gebeurtenissen sinds het aanbreken van het bahá’í-tijdperk in 1844. Jaar na jaar is de macht van een dood verleden, verlengd door versleten denkbeelden, gewoonten, houdingen en instellingen verzwakt, totdat iedere intelligente man en vrouw tegenwoordig beseft dat de mensheid zijn grootste crisis doormaakt. Enerzijds zien wij de nieuwe wereld verrijzen en wordt het ware pad van evolutie door de leer van Bahá’u’lláh verlicht, anderzijds zien wij niets dan onheil en vernietiging in alle gebieden waar dit licht wordt tegengehouden of ontkend.

Toch kunnen deze en talloze andere bewijzen, hoe indrukwekkend ook, aan de gelovige bahá’í de werkelijke maatstaf van geestelijke majesteit van Bahá’u’lláh niet geven. Zijn leven op aarde en de onweerstaanbare kracht van Zijn bezielende woorden zijn de enige maatstaf van de wil van God.



Een studie van de meer uitvoerige profetieën van Bahá’u’lláh en hun vervulling zal krachtige, overtuigende bewijzen geven. Van deze profetieën zullen wij nu enige voorbeelden geven, waarvan de echtheid boven alle twijfel verheven is. Ze werden overal verspreid voordat ze in vervulling gingen. De brieven die Hij aan de gekroonde hoofden van de wereld richtte en waarin vele van deze profetieën staan, werden in een boek (Súratu’l-Haykal) samengevat en in Bombay aan het eind van de negentiende eeuw voor het eerst gepubliceerd. Verschillende uitgaven zijn daarna gevolgd. Wij zullen ook enige voorbeelden geven van opvallende profetieën van ‘Abdu’l-Bahá.

Napoleon III


In 1869 schreef Bahá’u’lláh aan Napoleon III en verweet hem zijn oorlogszuchtigheid en zijn minachting voor de eerste brief die Hij hem had geschreven. De brief bevat de volgende ernstige waarschuwing:
Door uw daden zal uw koninkrijk ten onder gaan en uw keizerrijk zal u uit handen worden genomen als een straf voor hetgeen u hebt bedreven. Dan zult u weten hoe u onmiskenbaar hebt gedwaald. Beroeringen zullen het land teisteren, tenzij u opstaat om deze Zaak te steunen en u Hem die de geest van God is (Jezus Christus) in dit rechte pad volgt. Heeft uw pracht en praal u hoogmoedig gemaakt? Bij Mijn leven! Dit zal niet blijven; neen dit zal spoedig voorbij gaan, tenzij u zich aan dit sterke Koord vastklemt. Wij zien vernedering achter u aansnellen, terwijl u behoort tot hen die onachtzaam zijn.
Onnodig te zeggen dat Napoleon, die toen op het hoogtepunt van zijn macht stond, geen acht sloeg op deze waarschuwing. In het volgende jaar begon hij de oorlog met Pruisen, vast overtuigd dat zijn troepen gemakkelijk Berlijn konden innemen. Maar de tragedie, hem door Bahá’u’lláh voorspeld, overviel hem. Hij werd bij Saarbrücken bij Weissenburg, bij Metz en tenslotte in de vernietigende slag bij Sedan verslagen. Hij werd als gevangene naar Pruisen gebracht en kwam twee jaar later in Engeland jammerlijk aan zijn einde.

Duitsland


Bahá’u’lláh gaf later aan de overwinnaars van Napoleon III een even ernstige waarschuwing, die eveneens tot dovemansoren was gericht en tot een verschrikkelijke vervulling kwam. In de Kitáb-i-Aqdas, in Adrianopel begonnen en in de eerste jaren van Bahá’u’lláh’s gevangenschap in ‘Akká voltooid, richtte Hij zich aldus tot de keizer van Duitsland:
O Koning van Berlijn!… Denk aan degene70 wiens macht uw macht te boven ging en wiens rang uw rang overtrof. Waar is hij? Waar zijn zijn bezittingen gebleven? Wees gewaarschuwd en behoor niet tot hen die in diepe slaap zijn. Hij was het die de Tafel van God achter zich wierp, toen Wij hem mededeelden welk leed de legerscharen van tirannie Ons hadden aangedaan. Daarom werd hij van alle kanten door schande getroffen en hij ging te gronde in diepe vernedering. Denk diep na, o Koning, over hem en over hen die, evenals u, steden hebben veroverd en over mensen hebben geheerst. Vanuit hun paleizen werden zij door de Albarmhartige neergelegd in hun graf. Wees gewaarschuwd, behoor tot hen die nadenken…

O oevers van de Rijn! Wij zagen u bedekt met bloed, aangezien de zwaarden van vergelding tegen u werden getrokken; en dit zal u nogmaals gebeuren. En Wij horen het weeklagen van Berlijn, ofschoon zij heden in volle luister praalt.


Tijdens de periode van Duitse overwinningen in de Wereldoorlog van 1914-1918 en vooral gedurende het laatste grote Duitse offensief in het voorjaar van 1918 werd deze bekende profetie veelvuldig aangehaald door de tegenstanders van het Bahá’í-geloof in Perzië, om Bahá’u’lláh in diskrediet te brengen. Maar toen de zegetocht van de Duitsers plotseling in een verpletterende nederlaag omsloeg, sloegen de pogingen van deze vijanden van het Bahá’í-geloof op henzelf terug en de bekendheid die zij aan deze profetie hadden gegeven, hielp krachtig mee Bahá’u’lláh’s aanzien te verhogen.

Perzië


In de Kitáb-i-Aqdas, geschreven toen de tirannieke Náṣiri’d-Din Sháh op het hoogtepunt van zijn macht stond, zegent Bahá’u’lláh de stad Teheran, de hoofdstad van Perzië en Zijn eigen geboortestad, en zegt:
Laat niets u bedroeven, o Land van Ṭá71, want God heeft u verkozen om de bron te zijn van de vreugde van de gehele mensheid. Hij zal, indien het Zijn wil is, uw troon zegenen met iemand die met rechtvaardigheid zal heersen, die de kudde Gods welke door de wolven is verstrooid, bijeen zal brengen. Zulk een heerser zal met vreugde en blijdschap zijn gelaat naar het volk van Bahá keren en het zijn gunsten verlenen. Hij wordt in Gods ogen werkelijk beschouwd als een juweel onder de mensen. Op hem ruste voor immer de heerlijkheid Gods en de heerlijkheid van allen die in het koninkrijk van Zijn openbaring verwijlen.

Verheug u met grote vreugde, want God heeft u gemaakt tot ‘de dageraad van Zijn licht’, aangezien in u de Manifestatie van Zijn Heerlijkheid werd geboren. Verheug u over deze naam die u is gegeven – een naam waardoor de dagster van genade zijn glans heeft verspreid, waardoor hemel en aarde zijn verlicht.

Eerlang zal de toestand in uw stad veranderen en zullen de teugels van macht in handen van het volk komen. Waarlijk, uw Heer is de Alwetende. Zijn gezag omvat alle dingen. Wees vol vertrouwen in de genadige gunst van uw Heer. Het oog van Zijn goedertierenheid zal eeuwig op u zijn gericht. De dag nadert waarop uw onrust tot vrede en rust zal zijn omgevormd. Aldus is het verordend in het wondere Boek.
Perzië begint pas nu geleidelijk de tijd van onrust, door Bahá’u’lláh voorspeld, te boven te komen. Een constitutionele regeringsvorm is reeds ingesteld en er zijn tekenen die er op wijzen dat een beter tijdperk op handen is.

Turkije


Tot de sultan van Turkije en zijn eerste minister ‘Alí Páshá richtte Bahá’u’lláh, toen Hij in 1868 in Turkse gevangenschap was, enkele zeer ernstige waarschuwingen. Aan de sultan schreef Hij vanuit de kazerne in ‘Akká:
O gij, die u zelf als de hoogste aller mensen beschouwt… eerlang zal uw naam zijn vergeten en zult u zich in grote moeilijkheden bevinden. Naar uw mening is Hij, die de wereld tot nieuw leven wekt en vrede brengt, een misdadiger en opruier. Welke misdaad hebben de vrouwen, kinderen en lijdende zuigelingen begaan, dat zij uw gramschap, verdrukking en haat verdienen? U hebt een aantal mensen vervolgd die geen verzet pleegden in uw land en die niet tot een opstand tegen de regering aanspoorden; neen, veeleer waren zij dag en nacht vredig bezig met God aan te roepen. U hebt hun bezittingen geroofd en door uw tirannieke daden werd hun al hetgeen zij bezaten afgenomen… Uw koninkrijk, roem, heerschappij en gezag zijn voor God minder dan een handvol stof en zo Hij wil, zou Hij u verstrooien als het zand van de woestijn. Eerlang zal Zijn gramschap over u komen, revoluties zullen uitbreken en uw landen zullen worden verdeeld! Dan zult u wenen en weeklagen en nergens zult u hulp en bescherming vinden… Wees waakzaam, want de wrake Gods is gereed en eerlang zult u aanschouwen hetgeen is geschreven door de Pen van Gebod.

Star of the West, deel II, blz. 3.
En aan ‘Alí Páshá schreef Hij:

O minister, u hebt bedreven hetgeen Mohammed, de Apostel van God, in het allerhoogste Paradijs deed kreunen. De wereld heeft u hoogmoedig gemaakt, zozeer zelfs, dat u zich hebt afgekeerd van het Aangezicht door welks glans de Schare in den hoge wordt verlicht. Spoedig zult u zich in grote moeilijkheden bevinden. U hebt u met de heerser van Perzië verenigd om Mij schade te berokkenen, alhoewel Ik tot u was gekomen vanuit de Dageraadsplaats van de Almachtige, de Grote, met een Zaak die de ogen van de uitverkorenen Gods verkwikte…

Dacht u dat u het vuur dat God in het heelal heeft ontstoken zou kunnen blussen? Neen! Zo verklaar Ik bij Zijn ware ziel, indien u behoort tot hen die begrijpen. Bovendien, door hetgeen u hebt gedaan is zijn gloed en vuur toegenomen. Spoedig zal het de aarde en haar bewoners omvatten… De dag nadert dat het Land van Mysterie72 en wat er bij behoort, zal veranderen en de koning uit handen zal vallen. Onlusten zullen ontstaan, geweeklaag zal opstijgen, overal zullen verderfelijke praktijken aan het licht komen en er zal verwarring heersen door hetgeen deze gevangenen (Bahá’u’lláh en Zijn metgezellen) door de schare van verdrukking is aangedaan. De loop der dingen zal veranderen en de toestanden zullen zo ondraaglijk worden, dat het zand op de verlaten heuvels zal kreunen, de bomen op de bergen zullen wenen en uit alles bloed zal vloeien. Dan zult u de mensen in grote ellende zien…

Aldus werd bevolen door de Ontwerper, de Wijze, tegen Wiens gebod de heerscharen van hemel en aarde zich niet konden verzetten. Evenmin konden de koningen en heersers Hem ervan weerhouden te doen wat Hij wil. Rampen zijn de olie voor deze Lamp, waardoor Zijn licht toeneemt, indien u behoort tot hen die weten! Alle tegenstand van de zijde der verdrukkers geldt met recht als een heraut voor dit Geloof, waardoor de verschijning van God en Zijn Zaak wijd en zijd werden verspreid onder de mensen op aarde.


Verder schrijft Hij in de Kitáb-i-Aqdas:

O Plek73 die aan de kust van de twee zeeën is gelegen! De troon van tirannie is waarlijk op u gevestigd, en de vlam van haat is in uw boezem ontstoken, zodanig dat de Schare in den hoge en zij die rond de Verheven Troon cirkelen, wenen en weeklagen. Wij zien bij u de dwazen over de wijzen heersen, en duisternis zich erop beroemen beter te zijn dan licht. U bent waarlijk vervuld van onmiskenbare trots. Is uw uiterlijke pracht u naar het hoofd gestegen? Bij Hem Die de Heer der mensheid is! Deze pracht zal spoedig vergaan, en uw dochters en uw weduwen, en allen die binnen uw muren wonen, zullen weeklagen. Aldus verwittigt u de Alwetende, de Alwijze.


De opeenvolgende rampen, die dit eens zo machtige rijk heeft meegemaakt sedert de publicatie van deze waarschuwingen, hebben een welsprekende verklaring van hun profetische betekenis gegeven.

Amerika


In de Kitáb-i-Aqdas, in 1873 in ‘Akká geopenbaard, deed Bahá’u’lláh een beroep op Amerika met de woorden:
Luister, o heersers van Amerika en presidenten van de republieken aldaar… Geef gehoor aan hetgeen is aangeheven vanuit de Dageraad van Grootsheid: “Waarlijk, er is geen ander God dan Ik, de Heer van Woorden, de Alwetende.” Richt de terneergeslagenen op met rechtvaardige hand en verpletter de invloedrijke onderdrukker met de roede van de geboden van uw Heer, de Beschikker, de Alwijze.
‘Abdu’l-Bahá sprak in zijn toespraken in Amerika en elders herhaaldelijk de hoop en verzekering uit, dat het vaandel van internationale vrede het eerst in Amerika zou worden gehesen. Op 5 november 1912 zei hij in Cincinnati, Ohio:
Amerika is een edele natie, de banierdrager van de vrede in de gehele wereld, die zijn licht over alle gebieden uitstraalt. Andere naties worden belemmerd en zijn niet vrij van intriges zoals de Verenigde Staten en niet in staat wereldvrede te brengen. Maar Amerika is, God zij dank, in vrede met de gehele wereld en waardig de vlag van broederschap en internationale vrede te hijsen. Wanneer de oproep tot internationale vrede van Amerika uitgaat, zal de rest van de wereld uitroepen: “Ja, wij aanvaarden deze!” De naties uit alle windstreken zullen gezamenlijk de leer van Bahá’u’lláh, die meer dan vijftig jaar geleden is geopenbaard, aannemen. In Zijn Zendbrieven verzoekt Hij de wereldregeringen hun beste en wijste mannen naar een internationaal wereldparlement te zenden, dat over alle vraagstukken tussen de volkeren moet beslissen en vrede moet stichten… dan zullen wij het Parlement van de mensen hebben, waarvan de profeten droomden.

Star of the West, deel VI, blz. 81.
De Verenigde Staten van Amerika hebben reeds in hoge mate aan de roepstem van Bahá’u’lláh en ‘Abdu’l-Bahá gehoor gegeven en in geen land ter wereld is de bahá’í-leer zo gretig ontvangen. De aan Amerika toegekende rol, de naties tot internationale vrede op te roepen, is tot nu toe slechts gedeeltelijk gespeeld en de bahá’ís zien met belangstelling de verdere ontwikkeling van de gebeurtenissen tegemoet.

De wereldoorlog


Bahá’u’lláh heeft evenals ‘Abdu’l-Bahá bij vele gelegenheden met verassende nauwkeurigheid de komst van de Wereldoorlog van 1914 voorspeld. Op 26 oktober 1912 zei ‘Abdu’l-Bahá in Sacramento, Californië:

Het Europese continent lijkt heden ten dage wel een arsenaal. Het is een pakhuis van springstoffen, gereed te ontploffen en één enkele vonk kan geheel Europa in vlam zetten, vooral op dit ogenblik, nu de Balkankwestie hangende is.


In vele toespraken in Amerika en Europa gaf hij soortgelijke waarschuwingen. In oktober 1912 zei hij in een andere rede in Californië:

Wij staan aan de vooravond van de slag van Armageddon, genoemd in het zestiende hoofdstuk van de Openbaring van Johannes. Over twee jaar zal een enkele vonk heel Europa doen ontvlammen. De sociale onrust in alle landen en het groeiende godsdienstige scepticisme, die aan het duizendjarige rijk voorafgaan, bestaan reeds en zullen geheel Europa in brand steken, zoals in het boek Daniël en de Openbaring van Johannes is voorspeld. Tegen 1917 zullen koninkrijken vallen en zullen grote rampen de wereld op zijn grondvesten doen schudden.

Verslag van Mrs. Corinne True in The North Shore Review,

26 september 1914, Chicago.


Aan de vooravond van de grote strijd zei hij74:

Een algemeen strijdgewoel van de beschaafde naties is in zicht. Een ontzagwekkende strijd is op handen. De wereld staat aan de vooravond van een diep tragisch conflict… Reusachtige legers – miljoenen mannen – zullen worden gemobiliseerd en aan de grenzen gestationeerd. Zij worden slagvaardig gemaakt voor de angstwekkende strijd. De geringste wrijving zal een vreselijke oorlog doen ontstaan en een wereldbrand teweegbrengen, zoals in de geschiedenis der mensheid nog niet is voorgekomen.



Star of the West, deel V. blz. 163.

Sociale moeilijkheden na de oorlog


Bahá’u’lláh en ‘Abdu’l-Bahá voorspelden ook een tijdperk van grote sociale omwenteling, strijd en rampspoeden, als een onvermijdelijk gevolg van de in de wereld heersende ongodsdienstigheid en vooroordelen, onwetendheid en bijgeloof. Het grote internationale militaire conflict was slechts een fase in deze omwenteling. In een brief van januari 1920, schreef ‘Abdu’l-Bahá:
O gij, die de waarheid liefhebt. O dienaren van de mensheid! Toen de zoete geur van uw gedachten en verheven bedoelingen mij bereikte, voelde mijn ziel zich onweerstaanbaar gedrongen met u in verbinding te treden.

Overweegt in uw hart, hoe smartelijk de onrust is, waarin de wereld is gedompeld, hoe de staten op aarde met mensenbloed besmeurd zijn, en zelfs de grond in geronnen bloed is veranderd. De oorlogsfakkel heeft een laaiende brand veroorzaakt zoals de wereld in de vroegste dagen, de middeleeuwen of de moderne tijd nooit heeft aanschouwd. De molenstenen van de oorlog hebben menig mensenhoofd vermalen en verpletterd, ja nog veel erger was het lot van deze slachtoffers. Bloeiende landen zijn verwoest, steden met de grond gelijk gemaakt en vriendelijke dorpen in ruïnes veranderd. Vaders verloren hun zoons en zonen verloren hun vader. Moeders hebben bittere tranen gestort in rouw om hun kinderen, kleine kinderen werden wezen en vrouwen werden thuisloze zwervers. In één woord, de mensheid werd in alle opzichten verlaagd. Luid klinkt het geschrei en gekerm van de wezen en bitter het geweeklaag van de moeders, dat overal weergalmt.

De hoofdoorzaak van al deze gebeurtenissen is het vooroordeel ten aanzien van ras, vaderland, godsdienst en politiek. De wortel van al deze vooroordelen ligt in versleten en diepgewortelde tradities die het ras, de godsdienst, het vaderland of de politiek betreffen. Zolang deze tradities blijven bestaan, is het fundament van het bouwwerk van de mensheid zwak en staat de mensheid zelf voortdurend bloot aan gevaar.

Hoe kan het bestaan dat in dit stralende tijdperk, nu de kern van alle wezens zichtbaar is gemaakt en het verborgen geheim van alle geschapen dingen is geopenbaard, het licht van de morgen van waarheid is doorgebroken en de duisternis van de wereld in licht is veranderd, zulk een vreselijk bloedbad, tengevolge waarvan onherstelbaar verderf aan de wereld is gebracht, mogelijk wordt gemaakt? Bij God, dit kan niet.

Christus riep alle volken van de wereld op tot verzoening en vrede. Hij beval Petrus zijn zwaard in de schede te steken. Dit was Zijn wens en raad en toch, zij die Zijn naam dragen hebben het zwaard getrokken! Hoe groot is het verschil tussen hun daden en de nadrukkelijke woorden van het Evangelie.

Zestig jaar geleden verscheen Bahá’u’lláh als een stralende zon aan het firmament van Perzië en verkondigde dat de wereld in duisternis is gehuld en deze duisternis met rampspoedige gevolgen is geladen en tot vreselijke strijd zal leiden. In de gevangenisstad ‘Akká richtte Hij zich in duidelijke bewoordingen tot de keizer van Duitsland en verklaarde dat een ontzettende oorlog zou plaatsvinden en Berlijn zou jammeren en weeklagen. Ook schreef Hij, als verguisde gevangene van de sultan van Turkije in de vesting ‘Akká, duidelijk en nadrukkelijk aan de vorst, dat Constantinopel ten prooi zou vallen aan hevige onlusten op zo’n wijze, dat vrouwen en kinderen jammerklachten zouden aanheffen. Kortom, Hij richtte zich in brieven tot de voornaamste heersers en koningen van de wereld, en al wat Hij voorspelde is uitgekomen. Uit Zijn pen van heerlijkheid vloeiden leringen ter voorkoming van oorlog en deze zijn wijd en zijd verspreid.

Zijn eerste lering betreft het onderzoek naar de waarheid. Blinde navolging, verklaarde Hij, doodt de geest van de mensen, terwijl onderzoek naar de waarheid de wereld bevrijdt van het duister van vooroordeel.

Zijn tweede lering betreft de eenheid van de mensheid. Alle mensen zijn slechts één kudde en God is de liefderijke Herder. Hij schenkt hun Zijn allergrootste genade en beschouwt hen allen als één. “U zult geen verschil onder de schepselen van God vinden.” Zij zijn allen Zijn dienaren en allen zoeken Zijn milddadigheid.

Zijn derde lering luidt, dat godsdienst de machtigste veste is. Godsdienst moet tot eenheid leiden in plaats van de oorzaak te zijn van vijandschap en haat. Mocht hij tot vijandschap en haat leiden, dan zou het beter zijn dat er geen godsdienst bestaat. Want godsdienst is als een geneesmiddel; zou dit de ziekte verergeren, dan zou het niet toedienen ervan te verkiezen zijn.

Evenzo tasten vooroordelen ten aanzien van godsdienst, ras, vaderland en politiek het fundament van de menselijke maatschappij aan, en leiden tot bloedvergieten en grotere ellende voor de mensheid. Zolang deze vooroordelen bestaan, duurt de angst voor oorlog voort. Het enige redmiddel is wereldvrede. En deze wordt alleen verkregen door de oprichting van een opperste gerechtshof, waarin alle regeringen en volkeren zijn vertegenwoordigd. Alle nationale en internationale problemen moeten worden verwezen naar dit hof, waarvan iedere beslissing, wat die ook mag zijn, moet worden uitgevoerd. Mocht een regering of natie zich afscheiden, dan moet de wereld als één geheel tegen haar opstaan.

Verder leert Hij de gelijkwaardigheid van man en vrouw, en nog vele soortgelijke leringen zijn door Zijn pen geopenbaard.

In deze tijd is het overduidelijk geworden, dat deze grondbeginselen het ware leven zijn van de wereld en de ware belichaming van haar geest. En u, dienaren van de mensheid, u moet zich met hart en ziel inspannen de wereld van het duister van materialisme en menselijk vooroordeel te bevrijden, zodat u zult worden verlicht door het licht van de Stad van God!

Ere zij Hem, u bent bekend met de verschillende scholen, instellingen en grondbeginselen in de wereld; nu kunnen alleen deze goddelijke leringen aan de mensheid vrede en rust verzekeren. Zonder deze leringen zal deze duisternis nooit verdwijnen, deze chronische ziekten nooit worden genezen, neen, zij zullen zelfs van dag tot dag heviger worden. De Balkanlanden zullen onrustig blijven en hun toestand zal verergeren. De overwonnenen zullen niet stil blijven zitten, maar alle middelen aangrijpen om opnieuw de oorlogsfakkel te onsteken. Moderne internationale bewegingen zullen hun best doen hun doeleinden en oogmerken te verwezenlijken. De linkse beweging zal van grote betekenis worden en zijn invloed zal zich uitbreiden.

Tracht daarom met een verlicht hart, een hemelse geest, en goddelijke kracht, door Zijn genade geholpen, Gods milddadige gave aan de wereld te schenken… de gave van troost en rust voor de gehele mensheid.


In november 1919 heeft hij in een toespraak gezegd:

Bahá’u’lláh voorspelde herhaaldelijk dat er een tijd zou komen waarin ongodsdienstigheid en als gevolg daarvan anarchie zou heersen. De chaos zal worden veroorzaakt door te grote vrijheid onder de mensen, die daarvoor nog niet rijp zijn. Tengevolge daarvan zal een tijdelijke terugkeer tot dwangbewind moeten komen, in het belang van de mensen zelf en om wanorde en chaos te voorkomen. Het is begrijpelijk dat iedere staat nu het volledig zelfbeschikkingsrecht en vrijheid van handelen voor zich opeist, maar sommige zijn hiervoor nog niet rijp. De heersende toestand in de wereld is een toestand van ongodsdienstigheid, die beslist in anarchie en verwarring zal overgaan. Ik heb steeds gezegd dat de vredesvoorstellen die na de wereldoorlog zijn gedaan, slechts een glimp van de dageraad waren, niet de zonsopgang.



De komst van het Koninkrijk van God


Temidden van deze onrustige tijden echter, zal de Zaak van God bloeien. De rampen, veroorzaakt door de zelfzuchtige strijd om het individuele bestaan, of om gewin van partij, sekte of vaderland, zullen de mensen er toe brengen zich in vertwijfeling te keren tot het geneesmiddel dat door Gods Woord wordt geboden. Hoe overvloediger de rampen, des te meer zullen de mensen zich naar het enig ware geneesmiddel keren. Bahá’u’lláh zegt in Zijn Brief aan de sjah:
God heeft beproevingen gemaakt tot een morgenregen voor deze groene weide en als een pit voor Zijn lamp, waardoor aarde en hemel worden verlicht… Door beproevingen heeft Zijn licht geschenen en Zijn lof onophoudelijk gestraald; aldus handelde Hij door alle eeuwen heen.
Bahá’u’lláh en ‘Abdu’l-Bahá voorspelden in de stelligste bewoordingen de spoedige triomf van het geestelijke over het stoffelijke en dientengevolge de vestiging van de Allergrootste Vrede. ‘Abdu’l-Bahá schreef in 1904:
Weet, dat moeilijkheden en tegenspoed dag aan dag zullen toenemen en de mensen angstig zullen zijn. Aan alle zijden zullen de deuren van vreugde en geluk gesloten zijn. Vreselijke oorlogen zullen woeden. Teleurstellingen en wanhoop zullen van alle kanten de mensen omringen, tot zij worden gedwongen zich tot God te wenden. Dan zal het licht van groot geluk de horizonten verlichten en de roep ‘Yá Bahá’u’l-Abhá’ zal overal worden aangeheven.

Brief aan Isabella D.Brittingham, aangehaald in Compilation on War and Peace, blz. 187.


In februari 1914 antwoordde hij op de vraag of een van de grote mogendheden het Geloof zou aannemen:
Alle mensen ter wereld zullen gelovigen worden. Als u de toestand bij het begin van het Geloof met de toestand van heden vergelijkt, zult u zien welk een snelle invloed het Woord van God heeft. En nu omvat de Zaak van God de wereld… Ongetwijfeld zullen allen onder de beschutting van Gods Zaak komen.

Star of the West, deel IX, blz. 31.
Hij verklaarde dat de vestiging van wereldeenheid in de loop van deze eeuw bereikt zal worden. In één van zijn Tafelen schreef hij:
… alle leden van de samenleving, hetzij volken of regeringen, steden of dorpen, zijn hoe langer hoe meer van elkaar afhankelijk geworden. Want de een kan onmogelijk nog langer zonder de ander bestaan, aangezien politieke belangen alle volken en naties met elkaar verbinden, terwijl ook op het gebied van handel en industrie, landbouw en onderwijs de onderlinge banden dagelijks worden verstevigd. Hieruit volgt dat in deze tijd de eenheid van de mensheid kan worden bereikt. Dit is inderdaad een van de wonderen van deze buitengewone, deze glorierijke eeuw. Vroegere tijdperken waren hiervan verstoken, maar deze eeuw – de eeuw van licht – is vol van unieke en ongeëvenaarde heerlijkheid, kracht en luister. Vandaar dat iedere dag een nieuw wonder onthuld wordt. Uiteindelijk zal men zien hoe helder de kaarsen van eenheid in de menselijke samenleving branden.

Een keuze uit de geschriften en toespraken van ‘Abdu’l-Bahá, blz. 37.
In de twee laatste verzen van het boek Daniël komen de geheimzinnige woorden voor:

Gelukkig is de mens die blijft wachten en dertienhonderdvijfendertig dagen bereikt. Maar u, ga het einde tegemoet. U zult te ruste gaan en aan het einde van de dagen opstaan om uw bestemming te bereiken.


Geleerde bijbelvorsers hebben vele pogingen aangewend om de betekenis van deze woorden te verklaren. In een tafelgesprek, waar de schrijver bij was, berekende ‘Abdu’l-Bahá de vervulling van de profetie van Daniël vanaf de datum van het begin van het islamitische tijdperk.

De Tafelen van ‘Abdu’l-Bahá maken duidelijk dat deze profetie verwijst naar de 100ste jaardag van de Verkondiging van Bahá’u’lláh in Bagdad, ofwel het jaar 1963:


Nu over het vers in Daniël, waarvan u de uitlegging vroeg: “Gelukkig is de mens die blijft wachten en dertienhonderdvijfendertig dagen bereikt.” Deze jaren moet men rekenen als zonnejaren en niet als maanjaren. Volgens deze berekening zal een eeuw verlopen vanaf de dageraad van de Zon van Waarheid. Dan zullen de leringen van God hecht gevestigd zijn op aarde en het goddelijk licht zal de wereld beschijnen vanuit het oosten tot aan het westen. Op die dag zullen de gelovigen zich verheugen!

‘Akká en Haifa


Mírzá Aḥmad Sohrab heeft in zijn dagboek de volgende profetie over ‘Akká en Haifa vastgelegd, die door ‘Abdu’l-Bahá op 14 februari 1914 werd geuit, toen hij aan het venster zat van een van de pelgrimshuizen in Haifa:
Het uitzicht vanaf het pelgrimshuis is zeer aantrekkelijk, vooral omdat het op de gezegende graftombe van Bahá’u’lláh uitziet. In de toekomst zal het gebied tussen ‘Akká en Haifa worden bebouwd. De twee steden zullen aan elkaar grenzen, elkaar de hand reiken en de twee uiteinden van een machtige wereldstad worden. Uitziende over dit landschap, zie ik duidelijk dat het een der eerste handelscentra van de wereld zal worden. Deze grote halfcirkelvormige baai zal in de prachtigste haven worden herschapen, waarin schepen van alle naties beschutting en toevlucht zoeken. De oceaanstomers van alle volkeren zullen deze haven binnenlopen, met op hun dekken duizenden en duizenden mannen en vrouwen uit alle delen van de aarde. De berg en de vlakte zullen met de modernste gebouwen en paleizen bezaaid zijn. Industrieën zullen worden gevestigd en vele filantropische instellingen zullen worden gesticht. De bloemen van de beschaving en cultuur van alle naties zullen hierheen worden gebracht, hun geuren zullen zich hier vermengen en een weg banen voor de broederschap der mensen. Wonderschone tuinen, boomgaarden, bossen en parken zullen overal worden aangelegd. ‘s Nachts zal de grote stad baden in elektrisch licht. De gehele haven van ‘Akká tot Haifa zal een pad van licht zijn. Sterke zoeklichten zullen aan weerszijden van de berg Karmel opgesteld staan om de stoomschepen de weg te wijzen. De berg Karmel zelf zal van onder tot boven in een zee van licht baden. Wie op de top van de berg Karmel staat of de haven binnenvaart, zal van het prachtigste en meest majestueuze schouwspel van de wereld getuige zijn.

Van alle kanten van de berg zal de symfonie van ‘Yá Bahá’u’l-Abhá’ worden aangeheven en bij het aanbreken van de dag zal wonderschone muziek, begeleid door melodieuze stemmen, opstijgen naar de troon van de Almachtige.

Waarlijk, Gods wegen zijn vol ondoorgrondelijke geheimen. Welk uiterlijk verband bestaat er tussen Shíráz en Teheran, Bagdad en Constantinopel, Adrianopel en ‘Akká en Haifa? God werkte geduldig, stap voor stap, door deze verschillende steden, volgens Zijn vastgestelde en eeuwige plan, opdat de profetieën en voorspellingen van de profeten zouden worden vervuld. Deze gouden draad van belofte aangaande het messiaanse duizendjarig rijk loopt door de Bijbel en het was zo beschikt dat God op de door Hem bepaalde tijd het zou doen verschijnen. Niet één enkel woord zal zonder betekenis of onvervuld blijven.

1   ...   9   10   11   12   13   14   15   16   17


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət