Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə42/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   ...   37   38   39   40   41   42   43   44   45

[Een cijfermatig overzichtje geeft ons enig inzicht in de staat van armoede binnen de dorpen van Peelland. De eerste twee kolommen geven respectievelijk het aantal huizen dat ruim voor 1515 en na 1515 in de betreffende plaats stond. Het verschil tussen beide kolommen geeft een indicatie van wat er is platgebrand. De laatste kolom geeft het geldbedrag dat men van dat dorp heeft afgeperst tot 1515.
plaats huizen huizen

voor 1515 na 1515


Mierlo 159 100 12480

Lierop 90 58 15000

Budel 52 14 18815

Maarheeze Soerendonk 99 97 20458

Bakel 118 31 18600

Asten 186 77 30000

Leende 171 98 10000

St.Oedenrode 273 249 19000

Someren 196 100 33670

Heeze 281 93 15000

Geldrop 87 82 19176

Beek en Donk 93 59 6000

Aarle-Rixtel 93 43 13000

Deurne en Vlierden 225 83 29547

Nuenen en Gerwen 157 103 5789

Nederwetten 22 13 600

Erp 157 106 2000

Stiphout 51 20 7000

Veghel 161 109 2000

Son 98 73 6000

Breugel 94 62 11000

Lieshout 99 68 7812

Schijndel 186 159 18000

klooster Hooidonk 1280

klooster Binderen 5000

totaal voor Peelland 303.978 gulden]


In 1516 besloot de toenmalige hoogschout van Stad en Meierij, de bekende Everard van Doerne, met de herbouw van het oude Liesselse blokhuis te beginnen als bolwerk tegen de invallen van de Gelderse troepen. Inwoners van omliggende dorpen werden dan opgetrommeld om te assisteren bij dergelijke fortificatiewerkzaamheden. In de meimaand van 1524 trokken de Geldersen plunderend en platbrandend door Peelland. In 1528 werd er een enorme veldslag gemeld op de heide bij Heeze en Leende. Rond 1540 en de jaren daarna voerde Maarten van Rossum georganiseerde strooptochten uit door de gehele Meierij en ontzag niets of niemand. Delen van de Meierij vormden voortdurend het strijdtoneel van allerlei rivaliserende legers. Rond 1543 werd het verzet van de Geldersen definitief gebroken en daarmee kwam een voorlopig einde aan een conflict dat zeer ingrijpend was geweest voor de plaatselijke bevolking.

Een periode van betrekkelijke rust en herstel trad in, maar die was helaas van korte duur! Na zowat 25 jaren, tijdens de regering van koning Philips II, zou een nieuwe strijd oplaaien.


EEN MENSENLEVEN LANG OORLOG 1568-1648
De politiek van Philips II pakte niet al te fortuinlijk uit. Hij wilde enerzijds zijn gezag maar het liefste centraliseren wat hem niet door iedereen in dank werd afgenomen en anderzijds joeg hij vanwege een opvallend intolerante houding de protestanten tegen zich in het harnas. De tegenstelling noord-zuid werd scherper. Je zou ook kunnen zeggen dat de controverse tussen katholicisme en calvinisme voelbaarder werd. Daarbij kwam nog dat ook de economische omstandigheden verslechterden. Enkele jaren voor het definitief uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog deed de beeldenstorm van 1566 de gemoederen zeer hoog oplopen. Philips II, die de katholieke godsdienst aanhing en verdedigde, kon het niet verkroppen dat de kerken en kloosters werden leeggeplunderd. Zijn reactie was een legermacht onder bevel van de hertog van Alva met de bedoeling de opstand te onderdrukken en de beeldenstormers te straffen. Weer was de Meierij van Den Bosch een van de strijdtonelen en werden de oorlogslasten al vrij snel voelbaar. De Spaanse troepen werden echter slecht betaald en dit leidde tot ongeregeldheden en wandaden. Het kleur bekennen ten aanzien van katholicisme of calvinisme hield de stad Den Bosch danig bezig. Wat moesten ze daar ... de Prins van Oranje steunen en daarmee de "nieuwe leer" of de Koning van Spanje en de katholieke traditie in ere houden? De keuze van Den Bosch zou medebepalend zijn voor die van de gehele Meierij en dus ook voor de dorpen in het kwartier Peelland! Men koos uiteindelijk voor de Spaanse koning. Daarmee ontvlamde het lont in het kruitvat en zouden de "arme ingesetenen der Meijerije" als speelbal fungeren tussen de politieke hoofdrolspelers van de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden tot aan de Vrede van Munster in 1648.
[Zowel de Staatse als Spaanse troepen brachten dood en verderf tijdens de 80-jarige oorlog]
SAAMHORIGHEID EN VERBONDENHEID IN DE KWARTIERSVERGADERINGEN
De hoge overheden in Brussel waren gewend om aan het hoofd van het kwartier Peelland een kwartierschout aan te stellen die de centrale regering vertegenwoordigde. In 1596 werd Marcus van Gerwen benoemd en hij zou de laatste "Brusselse" kwartierschout zijn, want na hem benoemden men ze vanuit Den Haag. Zelfs nog tijdens zijn zittingsperiode (1596 - 1645) zou men al een calvinistisch denkende en staatsgezinde kwartierschout aanstellen. Marcus van Gerwen werd tijdens die oorlogsperiode wel uitgedaagd om zijn leidinggevende, politieke en diplomatieke kwaliteiten fors in te zetten voor de onderdanen in zijn eigen kwartier. Terugkijkend op zijn functioneren lopen de meningen uiteen, maar van belang is natuurlijk te weten uit welke hoek de commentaren komen. Een zekere Grammaye ervaart de kwartierschout als zeer positief en noemt hem een "vir prudens et nobilis" ( een wijs en nobel man) terwijl een andere tijdgenoot, die staatsgezind belastingambtenaar was, hem typeerde als iemand die pogingen deed zichzelf te verrijken en bovendien was hij een groot papist ende openbaer vijant vant landt. Hoe dan ook ..... hij stond voor de kolossale opdracht om er in het kwartier de saamhorigheid en verbondenheid in te houden. Met enige regelmaat, zo blijkt uit de kwartiersarchieven, was hij onderweg naar Brussel of Den Haag om aldaar krachtig te pleiten en op te komen voor de belangen van Peelland en de andere drie kwartieren. De verslagen van de kwartiersvergaderingen worden jarenlang beheerst door de rekwesten van de inwoners van de dorpen van Peelland vanwege de uiterst hoge oorlogslasten die men moest opbrengen. Die lasten bestonden o.a. uit contributies aan legeroversten, afpersingen van muitende soldaten, brandschattingen, wagen- en paardendiensten, het versterken van forten en kastelen en het onderhoud van legertroepen die beurtelings in garnizoen lagen te Herentals, Diest, Hamont, Weert, Roermond, Venlo, Den Bosch, Grave, Hoogstraten en Helmond om de belangrijkste te noemen. En dat zowel voor de Spaanse als de Staatse troepen. Brabant zat als het ware ingeklemd tussen de oorlogvoerende partijen en in het hertogdom werd de strijd uitgevochten met alle gevolgen van dien.

Met enige regelmaat verwoordde de kwartierschout de rampzalige toestanden die hij in zijn kwartier aantrof en schreef o.a. over het plunderend, rovend en afpersende ruiter- en voetvolk dat zij niet de middelen lieten om vrouwen en kinderen hun buik te laten vullen met droog brood. Men werd gewoonweg genoodzaakt te eeten wortelen ende cruyden van den eerde en velen werden door al die toestanden gedwongen om vluchtich te worden en haer domicilie te abandonneren (=verlaten) nadat zij henne persoonen ende goederen ten vuytersten hadden beswaert ende belast. Deze ellende leidde ertoe dat het overgrote deel van de plattelandsbevolking in een uitzichtloze situatie terecht kwam en volgens de kwartierschout genootsaeckt van enckel armoede ende miserie te vergaen met vrouwe ende kinderen tot groote desolatie ende verdriet van eenen yegelycken. Dat was dan ook de reden waarom de verarmde ingezetenen van de Peeldorpen zich wendden tot de hoge overheden hen biddende seer oitmoedelyck met



gevouwen handen ende op henne bloote knyen om verlichting te krijgen van al die zware oorlogslasten. Die klaagzangen droegen er van tijd tot tijd toe bij om van de verantwoordelijke legeroversten en garnizoenscommandanten gedaan te krijgen dat zij hun soms ongeorganiseerde troepen tot de orde riepen. Dat gebeurde meestal via officiële plakkaten. Deze werden door de beide oorlogvoerende partijen uitgevaardigd en verschenen in druk.
[Plakkaat "opt uytloopen van de soldaten" van Staatse zijde. (Overdruk uit het Kwartiersarchief Peelland inv.nr.150)]

[Plakkaat op het "uytloopen, passagein ende logeeringe van die soldaten ten plattenlande onder contyributien" uitgevaardigd door Hertogin Isabel Clara Eugenia in 1630. (Overdruk uit het Kwartiersarchief Peelland inv.nr.151)]


De schepenen van Vlierden en hun "borgemeesters" werden regelmatig aangetroffen bij grote geldschieters uit de directe omgeving om leningen af te sluiten. Wie de oude dorpsrekeningen bestudeert vindt talloze posten die verband houden met betalingen en geldleningen. Om enig idee te krijgen van de zware lasten die de Vlierdense dorpskas geweld aandeden volgt hier een verklaring van het schepencollege uit 1621:
Peter Jan Bruystens, Andries Reynders, Peter Lamberts, Jan Aelberts en Franck Peters, schepenen van Vlierden, verklaren dat voor hen verschenen zijn enige oude afgegane borgemeesters die onder ede verklaringen hebben afgelegd over hoeveel zij hebben uitgegeven ten laste van het dorp ten tijde van hun borgemeestersjaar:

Jan Aelberts en Wilbort Henricks 1599 950 gulden

Peter Lamberts en Joost Willems 1600 1400 gulden

Willem Diercx en Aert Wilberts 1603 1800 gulden

Peter Jans en Jan Willems 1604 3800 gulden

Aert Huyberts en Thijs Peters 1605 600 gulden

Peter Lamberts en Daendel Maes 1606 600 gulden

Joost Peters en Henrick Jans 1607 800 gulden

Joost Willems en Meeus Lamberts 1608 900 gulden
De schepenen hebben zelf ten laste van het dorp geld moeten opnemen bij o.a.:

jonker Polluyn 1000 gulden

erfgen. Barbara van der Staeck 900 gulden

Boll te Helmond 100 gulden

Claes Jans 100 gulden

Thonis van Doyenbraecken 100 gulden

Marten Fabry 50 gulden

Aert Geerlings 700 gulden

de erfgenamen van Jan Lammers 100 gulden

Lijntken Aerts 150 gulden

Ruim twee jaren later legden ze een geschreven verklaring af dat te Vlierden sedert 1 oktober 1622 diverse keren geweest waren seeckere parthijen soldaten soo te voet als oic te perde soe van Co: (dit is de koning van Spanje) als oick de neersijde (dit zijn de Staatse legers) die bij de inwoners en bij verschillende herbergen het een en ander hadden verteerd en om dit soldatenvolk "uit te kopen" was nog eens ruim 168 gulden extra betaald. In het jaar van het beleg van Den Bosch nl. 1629 beklaagden ze er zich over dat er geen graan meer te vinden was om de gezinnen in het dorp te onderhouden en men genoodzaakt was buiten Vlierden graan te gaan kopen. Bovendien verklaarden zij: Wij zijn van oudts tvijfde part van het dorp van Doerne ende sijn maer een cappelle sonder enige sloten ( vgl. slot of versterkte hoeven) ofte andere forten om eenige vlucht te connen maecken met eenigen goeden.

VLIERDENAREN MEDEPLICHTIG AAN DE DOOD VAN EEN FRANSE SOLDAAT


[Brief van de commandant van het Franse garnizoen gelegerd op het kasteel Cranendonk, waarin men Vlierden verantwoordelijk stelt voor de dood van een Franse cornet. (Overdruk uit OAV inv.nr.467)]

De Vrede van Munster in 1648 betekende het einde van de 80-jarige oorlog. Er zal in Vlierden algehele opluchting geheerst hebben en vreugde om het feit dat de vijandelijkheden gestaakt waren en men eindelijk aan wederopbouw kon gaan denken. Maar helaas ..... nauwelijks hersteld van de geleden schade lag men in 1672 opnieuw in de vuurlinie en nu van de Franse troepen. Dat jaar is niet voor niets de geschiedenis ingegaan als "het rampjaar" Op 7 april 1672 verklaarden Lodewijk XIV van Frankrijk en Karel II van Engeland de oorlog aan de Republiek der Verenigde Nederlanden, kort daarop gevolgd door de bisschop van Munster en de keurvorst van Keulen. De Republiek werd voor een groot deel onder de voet gelopen. De strijd, die weer grotendeels in het Brabantse werd uitgevochten, zou duren tot 1678, het jaar waarin de Vrede van Nijmegen werd gesloten. De Franse troepen hadden hun hoofdkwartier in het kasteel Cranendonk onder Maarheeze. Van daaruit werden de dorpen van Peelland onder druk gezet, ten behoeve van de oorlogvoerende partijen werden beesten, wagens en mankracht gevorderd; dezelfde taferelen als in de jaren tussen 1568 en 1648.

Waren de normale legerlasten zowel aan de Franse als aan de Staatse troepen al buitensporig hoog voor een kleine agrarische gemeenschap ... de ramp voor Vlierden zou nog groter worden omdat er een fikse schadevergoeding geclaimd werd vanuit het Franse hoofd-

kwartier. De Vlierdense gemeenschap werd medeplichtigheid aangerekend aan de dood van een Franse cornet en daar stond een stevige straf op! Wat te Vlierden gebeurd was werd geïnterpreteerd als wetens en willens collaboreren met de vijand. Het dorpsbestuur ontving in september 1672 vanuit de garnizoensplaats een pittige brief van ridder Perrin, voorzien van zijn zegel in rode lak, waarin hij de schadevergoeding vorderde. Tevens diende deze stevige aanpak als afschrikwekkend voorbeeld voor alle andere dorpen.

De tekst luidde als volgt:

Wij commanderende voor den coninck op den casteele van Craenendonck volgens ordre ende macht aen ons gegeven door den heere hertogh van Duras lieutenant generael, commanderende als overste een der legers van den coninck ende aen heere Charuet, intendant vant selve leger, belasten aende gemeynte van Vlierden te betalen aen den heere Vignolle, capiteyn van een compagnie lichte peerden, alhier garnisoen houdende, de somme van hondert pattacons voor den prijs, tusschen hem ende ingesetenen der voornoemde dorpe aengegaen, over de weerde van een peerdt van een ruijter gedoodt, twee coppelen pistolen, eenen mantel, een veltdeecken, eenen bandelier ende eenen silveren degen, genomen door een parthije hollanders aende deure van den borgemeester desselve dorps.

Sijn daer en boven plichtich in handen van den voornoemde heere te leveren 't peert van sijnen gedooden cornet, dat sij sullen hebben te lossen als mede 't peert van den leijtsman ter plaetse genaemt Venlo Fransch lant, alwaer sij vercocht waeren door de soldaeten der voornoemde parthije.

Allen 'twelck beneffens de voornoemde somme van 100 pattacons wij belasten aenden voornoemde dorpe te betalen ende leveren om te dienen voor exempel aende alle de gene die sijn onder protectie ende sauvegarde des conincxs, op dat sij niet sullen hebben te verleenen passagie noch hulp aende parthijen ende hollantsche trouppen.

Actum op den casteele van Craenendonck den 22 september 1672, onderteeckent den ridder Perrin, gecachetteert met desselffs gewoonlijcken cachette in rooden lack.
[Kasteel van Cranendonk naar een gravure op het koningszilver van het St.Jansgilde van Soerendonk, gegeven door drossaard William Troickmorton anno 1654]
Een nadere specificatie van oorlogslasten tussen mei 1672 en oktober 1673, opgesteld door de toenmalige secretaris Ideleth, geeft ons een indruk van wat het dorp toen moest opbrengen:
aan oorlogscontributies f 2195,=

leveren van fourage aan de garnizoenen te Maaseik, Grave en Cranendonkf 2075,=

levering koeien, in geld uitbetaald ter waarde van f 800,=

aan karrevrachten naar Maaseik en Cranendonk f 319,=

gevangeniskosten voor hen die vanwege de dood van de Franse cornet gevangen waren genomenf 1100,=

schade geleden vanwege een overval door rondtrekkende troepen op het moment dat men onderweg was naar Maaseik om daar de oorlogscontributie te betalen f 250,=

acht koeien geleverd voor het leger in Maastricht f 200,=
Als bewijs voor de levering ontving men dan een kwitantie van de legercommandant of diens uitvoerend administrateur.
[Een op 16 juli 1672 afgegeven kwitantie door de heer Callon namens het leger dat in garnizoen lag te Maaseik waarvan de vrije vertaling luidt: Ik heb ontvangen van de inwoners van Vlierden kwartier Peelland van de Meierij van Den Bosch de somma van 260 gulden en 4 koeien, waarvoor zij zijn getaxeerd in verband met hun contributie gedurende de maanden van juli en augustus, dor middel waarvan zij zijn gesteld onder de bescherming van de Koning. Opgemaakt op het kamp bij Maaseik de 16e juli 1672. Callon]
Maar uiteraard bleef het niet bij geldbedragen. Er werd ook nogal wat materiële schade geleden. Een markant voorbeeld hiervan is het relaas van Jan Joost Willems hoevenaar van de Kerkhofhoeve. Hij had zijn beklag gedaan bij de schepenen van het dorp over de geleden schade vanwege het oorlogsgeweld. De schepenen Goyaert Peter Bruystens en Hendrik Jan Gielens gingen rond Pinksteren 1672 zelf poolshoogte nemen. Tot hun verbazing moesten ze daarbij constateren dat door de Fransen alle weilanden en hooibeemden, toebehorende aan de Kerkhofhoeve en gelegen in de directe omgeving van de watermolens van Belgeren en Stipdonk, geheel onder water waren gezet. De hele oogst van de zomer van 1672 was daarmee verloren gegaan hetgeen een geweldige schadepost betekende. Bovendien zouden de landerijen vergift sijn bevonden voor perden beesten ende schaepen. Tot overmaat van ramp werd Jan Joost Willems in de zomer van het daarop volgende jaar door een legereenheid vanuit Aarle-Rixtel beroofd en werden hem de nodige graanvoorraden afhandig gemaakt alsmede drie paarden.
Na de vrede van Nijmegen verwachtte iedereen weer een periode van rust en herstel. Dit was toch maar betrekkelijk. In december 1688 scheelde het maar een haartje of heel Vlierden was in vlammen opgegaan. Brandenburgse legertroepen waren het dorp binnengetrokken en dreigden het plat te branden. Door maar liefst f 5000,= brandschatting te betalen wist men de commmandant te bewegen Vlierden ongemoeid te laten! De dorpsrekeningen uit de jaren '90 van de 17de eeuw nalezend krijgt men de indruk dat het krijgsgewoel sterk afnam alhoewel de rekening van 1691 een uitgebreid overzicht geeft van een massale inkwartiering van ruitervolk. Langzaam maar zeker dient zich een nieuw gewapend conflict aan waarbij ook Vlierden de dans weer niet zou ontspringen.
DE SPAANSE SUCCESSIE-OORLOG 1702-1713
In die periode was Gevart van Doerne president-schepen in Vlierden. Hij had de gewoonte aan de dorpsrekeningen zijn eigen "specificaties" toe te voegen, zodat men precies wist wat hij zoal vooruitbetaald had voor de gemeente. Deze specificaties lopen ononderbroken door van 1701 tot 1732 en zijn een prachtige informatiebron, waaruit een aantal details hieronder worden overgenomen.

In zijn agenda is op 11 augustus 1701 sprake van een Frans leger in de Kempen en zou het Hollands leger in aantocht zijn. De oorlogscontributies keerden weer maandelijks terug.

Op de kwartiersvergadering van 27 april 1702 waren als agendapunten opgevoerd de swaricheden van de brantschatten en de spaenschen ende franschen contributien. Men moest aan commandant Fumeron te Roermond fourage, karren en manschappen leveren.

Uit die periode is een inkwartieringslijst bewaard gebleven waarop alle gezinshoofden vermeld staan die op 8 en 9 november 1702 soldaten ingekwartierd hebben gekregen van een detachement artillerie van het Staatse leger. De vergoeding die men daarvoor ontving bedroeg per nacht per soldaat of per paard 12 stuivers en 8 penningen. Elk Vlierdens gezin kreeg met inkwartiering te maken.

De Vlierdense schepenen onderhielden in die dagen een intensief contact met de besturen van de omliggende dorpen, zodat men niet verrast kon worden door een oprukkende of passerende legereenheid. Vaak reed men de legertroepen tegemoet om ze vooraf "uit te kopen", zodat het eigen dorp werd ontzien.

In 1704 lag onder te Meijel een legerkamp dat aanspraak maakte op de nodige leveranties van hooi en stro.

In oktober 1709 werd zwaar onderhandeld met een groep huzaren die te Deurne gelegerd was en in november van dat jaar dreigde

een regiment ruiters vanuit Asten op te rukken richting Vlierden wat gelukkig voorkomen kon worden.

Op 18 april 1710 sloeg een eskadron soldaten haar tenten op te Vlierden en vorderde van de gemeenschap brood.

Vanaf 1711 maakten de oorlogsposten weer plaats voor de reguliere dorpsperikelen en keerde de rust weer terug.


OOSTENRIJKSE SUCCESSIE-OORLOG 1740-1748
Na de dood van Karel VI ontstonden er conflicten rond de troonsopvolging. Zijn enige dochter, Maria Theresia die was gehuwd met een zekere Frans van Lotharingen, zou de troon moeten bestijgen maar er waren meer 'kapers op de kust', waardoor zich een machtsstrijd ontplooide die bekend werd onder de naam van Oostenrijkse Successie-oorlog (successie = opvolging). Veel stukken zijn er in het Vlierdense archief niet aangetroffen over oorlogshandelingen uit deze periode. Ze betreffen voornamelijk de jaren 1746 en 1747. In 1746 was het een zekere Maurits van Saksen die Brussel en Antwerpen had bezet en daarmee kwamen praktisch de hele zuidelijke Nederlanden onder Frans bestuur onder leiding van Moreau de Séchelles. Men wilde 'het oude hertogdom' als troefkaart gebruiken bij de vredesonderhandelingen. In hoeverre er grootscheepse oorlogsverrichtingen zijn gepleegd in Peelland is moeilijk vast te stellen. De kwartierschout riep in juli 1746 de dorpen op tot levering van karren elk bespannen met een paard, levering van hooi, stro, brandstof, takkenbossen e.d. voor zowel de staatse als de geallieerde legers. Uit een eindafrekening uit 1748 valt af te leiden dat het hier om legereenheden ging onder commando van respectievelijk overste Croeger en generaal Huske. Bovendien had men Vlierdenaren ingeschakeld bij het ziekenvervoer naar en van het 'Oostenrijkse hospitaal' en werden 'kranken' opgehaald vanuit Nistelrode.
FRANSE TROEPEN KAMPEERDEN TE VLIERDEN 1794
In het jaar 1794 werd Vlierden rechtstreeks geconfronteerd met een militair kampement op eigen grondgebied. Het bekende, uit Frankrijk afkomstige, armée du nord of het Noorderleger bestond uit diverse divisies, die op hun beurt weer waren onderverdeeld in bataljons. Vlierden maakte in die dagen kennis met brigade-generaal Compère die aan het hoofd stond van de 183ste halve brigade bestaande uit het 5de bataillon de Paris met in totaal 627 manschappen, het 3de bataillon de Paris met 614 manschappen, een bataljon lichte artillerie met in totaal 25 manschappen en het 5de regiment huzaren bestaande uit 480 manschappen. Het oppercommando berustte bij generaal Bonneau.

Uit een door de Vlierdense bestuurders opgestelde staat van gedaane leverantien van haver, hooij, strooij en hout ten behoeve van den Noorder Armée, soo ter voldoeninge van de respective requisitien als van de op 26 en 27 september 1794 alhier gecampeerde brigade van generaal Compère en doorpasserende convoijen en militairen wordt duidelijk wat de aanwezigheid van deze Franse troepen de Vlierdense gemeenschap heeft gekost. In een eerste inventarisatielijst gaf het volgende:


geleverde haver 20 vaten

hooi 39.815 pond

stro 86.550 pond

hout 5.755 mutserds

karren, paarden, fourage, broodkarren etc. voor 2826 dagen

commissarissen die bij de transporten assisteerden 304 dagen

gidsen voor doortrekkende legertroepen 91 dagen

aan diverse personen die als tolk optraden 22 gl. 6 st. betaald


In een tweede specificatie lezen we:
aan het geallieerde leger:

128 vaten haver voor f 128,=

2200 pond hooi voor f 22,=

600 pond stro voor f 3,=


aan het Franse leger:

529 vaten haver f 529,=

67.704 pond hooi voor f 677,=

119.580 pond stro f 596,=

900 pond brood voor f 45,=

1551 pond meel voor f 77,50

74 vaten rogge voor f 111,=

28 'rations' brandewijn f 14,=

levering te St.Oedenrode van 9 paarden ter waarde van f 1350,=

op 11.12.1794 de vordering van 25 runderen voor f 540,=

op 11.12.1794 eveneens 30 schapen gevorderd f 150,=

op 29.12.1794 vordering van 20 runderen voor f 580,=

op dezelfde dag 30 schapen gevorderd f 150,=

te Eindhoven 2 beesten f 65,=

5.755 mutserds voor f 115,=.
[Oproep ter levering van paarden en karren in de oogstmaand van 1809 van de hand van secretaris-generaal Vogelvanger.]
Deze lasten waren voor rekening van de gemeente Vlierden, maar er waren ook particulieren die de nodige materiële schade hadden geleden en daarvan opgave deden:

1   ...   37   38   39   40   41   42   43   44   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət