Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə2/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   45

Pieter van Dousborgh 1824-1846

Hij was lid van de Provinciale Staten van Limburg en gehuwd met Francisca Helena Ernestina Conratz. Hij verbleef afwisselend in Luik en op de Hazeldonk. Na hun dood verkochten zijn erfgenamen op 5 augustus 1846 bij een publieke verkoop in Asten ten overstaan van notaris Gerard van Riet uit Deurne de heerlijkheid met onroerende goederen aan Rutger Bangemann Huygens van Löwendal.


[de Vlierdense heren d'Aumerie lieten in hun familiewapen ook de drie molenijzers verwerken]
Rutger Bangemann Huygens van Löwendal 1846-1859

Hij was secretaris van legatie te Vught en gehuwd met Helena Honorine Calina Aminaide Pappaert. Zijn gezin woonde op de Hazeldonk. Op 15 maart 1848 werd er zijn dochter Maria Elisa geboren. Op 13 augustus 1856 verkocht hij, na een vonnis van de arrondissementsrechtbank van Eindhoven van 3 januari 1859 gewezen tussen Carel Lodewijk van Riet als eiser en van Löwendal als gedaagde, de onverdeelde helft van de heerlijkheid en goederen aan de Deurnese notaris.


Carel Lodewijk van Riet 1856-1859

De verkoop vond plaats ten overstaan van de Helmondse notaris Adrianus Franciscus van Bocholt. Op 24 februari 1859 werd, na een beschikking daartoe door de voornoemde rechtbank, ten overstaan van voornoemde notaris de heerlijkheid Vlierden met het goed de Hazeldonk en het bijhorend jacht- en visserijrecht publiek verkocht. Carel Lodewijk was een zoon van notaris Gerrit van Riet, geboren in Deurne op 19 januari 1813, en volgde na diens dood zijn vader op als notaris. Hij bleef ongehuwd en stierf op 9 november 1880 in Deurne.


de kinderen Arnoldus, Martinus, Joseph, Catharina en Renier Joosten en Peter Prinsen als man van Maria Joosten 1859-1883

Op 25 september 1883 vond een erfscheiding plaats en kwam de heerlijkheid, dat wil zeggen het heerlijke jacht- en visrecht, samen met het

goed de Hazeldonk in handen van de vier eerstgenoemden. Van hen overleed Arnoldus op 5 november 1884; hij had testamentair bepaald dat Martinus, Joseph en Catharina zijn erfgenamen zouden zijn. Op 10 februari 1885 vond weer een erfscheiding plaats waarbij Martinus en Joseph de heerlijkheid met het bijhorend jacht- en visrecht verwierven. Het geheel werd, met een aantal onroerende goederen, geschat op een waarde van 16000 gulden. De gebroeders Joosten, met recht zich heren van Vlierden noemende, raakten in een heftig conflict met de gemeente Vlierden over het jachtrecht. Toen raadslid Verstappen in de gemeenteraad bekendmaakte dat Joseph Joosten wel bereid was om het heerlijke jachtrecht ten zuid-westen van de weg Asten-Deurne af te staan aan de gemeente reageerde de raad daarop met de opmerking dat hij zijn jachtrechten niet zou kunnen bewijzen en op 12 september 1886 publiceerde de gemeente Vlierden dat het aan iedereen verboden was om op gemeentegrond te jagen zonder voorafgaande toestemming. De gebroeders Joosten meenden zich van deze publicatie niks te hoeven aantrekken, ze bezaten immers het jachtrecht in heel Vlierden. Prompt werd Joseph Joosten op 20 september op de bon geslingerd door veldwachter Paulus Fransen toen hij aan het jagen was in het gemeentebos

Ongelukken Het was vroeger grote uitzondering als men de zwemkunst machtig was in Vlierden. Het relatief grote aantal gevallen van verdrinking is zowel het gevolg van het feit dat men niet kon zwemmen als van het grote aantal slecht afgezette poelen, sloten, brandkuilen en plukkem-putten.

Jan Willems verdrinkt

In juni 1748 verdronk Jan Willems, die schaapsherder was op de Hertsberg bij Claas Welten, in de Aa tussen Asten en Vlierden.

Maria van den Heuvel verdrinkt

Maria, het twee jaar oude dochtertje van Joost Thomas van den Heuvel, verdronk op 30 mei 1750 vlak bij de ouderlijke woning op de Beersing. De Deurnese chirurgijn Cornelis de Loyer deed, evenals bij Jan Willems, ook hier de lijkschouwing.

bij Reintjesvlaas. Ruim een maand later kreeg hij nog een bon tijdens het jagen op de Baarschotse heide. De gebroeders lieten het er niet bij zitten en daagden via hun procureur mr. van den Dungen de gemeente Vlierden voor de Roermondse rechtbank. Zij toonden aan dat zij de rechtmatige bezitters van het jachtrecht waren. Weliswaar waren bij de staatsregeling van 1798 de heerlijke rechten afgeschaft maar koning Willem I besloot op 26 maart 1814 de genomen maatregelen ten aanzien van het jachtrecht ongedaan te maken. De gemeente Vlierden werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van 266 gulden en 54½ cent betalen.

Toen Martinus en Joseph Joosten op 26 juni 1888 de Hazeldonkse hoeven publiek te koop aanboden was daarbij geen sprake van heerlijke (jacht- en visserij)rechten. Het jachtrecht verkochten ze aan de Oisterwijkse advocaat mr. Alphons Marie Sassen, die zijn familienaam liet wijzigen in "Sassen van Vlierden". Hij maakte volop gebruik van het jachtrecht te Vlierden; in december 1906 werd een drijfjacht met 12 geweren georganiseerd en maar liefst 62 hazen legden daarbij het loodje. In 1910 was het jachtrecht in handen van Arnoldus van Loon die toen nog in Den Haag woonde maar later naar de Stationslaan in Deurne zou verhuizen. Toen van Loon, hij was een van de eerste Deurnenaren die een auto bezat, in 1921 naar Nederlands Indië vertrok kwam het heerlijk jachtrecht in handen van de heer Smulders uit Rotterdam. Lang heeft hij hiervan niet kunnen profiteren want met de komst van de jachtwet van 1923 werd definitief een einde gemaakt aan de oude heerlijke jachtrechten.

Drossaards De drossaard of drost, vroeger ook aangeduid als schout, was verantwoordelijk voor de rechtshandhaving in het dorp. Omdat de drost meestal buiten Vlierden woonde werd hij ter plaatse vertegenwoordigd door de president-schepen, de voorzitter van het schepencollege, die bij zo'n gelegenheid ook officier werd genoemd. Voor belangrijke zaken werd wel vooraf, meestal via correspondentie, naar de mening van de drost gevraagd. Merkwaardig is dat in de hele 18de eeuw deze functie in handen is geweest van niet meer dan vier personen. Veel leverde het ambt van drossaard niet op, de werkzaamheden die eraan verbonden waren stelden voor een dorp als Vlierden ook niet veel voor. Jan Bruijstens van der Heze Ouwerling noemt in zijn werk Johannes de

Heze (1571) en Jan Bruijsten (1590), het gaat hier wellicht beide keren om dezelfde persoon, als schout van Vlierden.

Adriaan Rutger Swerts We kennen een tweetal akten waarin Adriaan Rutger Hubert Swerts voorkomt met vermelding van zijn functie als schout van Vlierden. Op 5 augustus 1584 kocht de Vlierdense schout Aryaen Rutger Swertssoen van de voogden over Marijken Reyn Thijsdochter en over de minderjarige kinderen van Geeff Bruystens een stuk grasland in de Donschot. Op 29 januari 1585 verkocht Adriaen Rutten, schout te Vlierden, een partij hooi aan Henrick Michiel van Gemert. Hij overleed voor 10 november 1606. Zijn dochter Catalijn huwde met Henrick Jans die in 1654 stadhouder van Vlierden was.

Jacob Becx Op 15 september 1593 en 27 januari 1606 werd meester Jacob Becx, licentiaat in de beide rechten, respectievelijk voor het eerst en voor het laatst genoemd als schout van Vlierden. Hij was een zoon van Lambrecht Beck en Margriet Tielens, geboren in 1551 en gepromoveerd te Leuven tot licentiaat in de rechten. Hij was gehuwd met Catharina van de Water. Hij was ook schout en secretaris in Helmond, schout van Lierop en Bakel, rentmeester van de abdij van Echternach en van de abdij van Floreffe.

Gabriel van Berchem In een aantal Peellandse kwartiersvergaderingen van 1599 en 1602 wordt de Helmondse schepen Gabriel van Berchem genoemd als schout of stadhouder van Vlierden.

Nicolaas de Louw De vroegste en laatste vermelding van Nicolaas de Louw als schout van Vlierden dateren van 1612 en 1626. In laatstgenoemd jaar kocht hij van Grietje Joosten van Bree een huis op het Heuveleinde met een akkertje genaamd de Uuylencamp.

Govard Brants In de periode 1626-1630 was Govart Brants, schout van Helmond en Gemert en gehuwd met Maria Fabri, tevens schout van Vlierden.

Jan Ideleth Jan Ideleth, die tevens secretaris van Deurne was en daar ook woonde, was tenminste van 1633 tot 1635 schout van Vlierden.

Otto Dirk de Visschere In 1637/1638 was de Deurnese secretaris en schout Otto de Visschere tevens schout van Vlierden. Hij was ook griffier van Peelland. Toen hij in 1651 als katholiek zijn openbare functies in Deurne moest opgeven vertrok hij naar Gemert en werd daar schout. Hij was gehuwd met Maria Jan Coenen uit Helmond en overleed in 1679 tijdens een terugreis van Den Haag te Berlicum.

Pieter de Cort 1698-1733 In 1698 werd Pieter de Cort secretaris en drossaard van Vlierden. Het was het begin van een carrière waarin hij tientallen functies bekleedde. Hij was ondermeer notaris, drossaard van Mierlo, Stiphout, Beek en Donk, Asten, Stiphout en Croy en Helmond, secretaris van Vlierden, Bakel en Milheeze, belasting-ontvanger, ouderling van de gereformeerde gemeente en president-schepen van Helmond. Rond 1702 heeft hij zelfs enige tijd in Vlierden gewoond. Hij verbleef ook een aantal jaren in Asten waar hij allerminst geliefd was. Herhaaldelijk werden er zijn ruiten ingegooid en op nieuwjaarsdag 1714 moest hij de leuze den drossard is een schelm op zijn voordeur vinden. Toen in datzelfde jaar ook nog eens door onbekenden op zijn voordeur een galg met een gehangene getekend was en de deurposten besmeurd waren met menschendreck was voor hem de maat vol en vestigde hij zich in Helmond. Hij was gehuwd met Margaretha Gerbade uit Rosmalen en hij overleed op 2 juli 1737. Na zijn dood ging het drostambt naar Gerard de Jong.

Gerard de Jong 1733-1745 Gerard de Jong uit Veghel, wiens broer gehuwd was met een zuster van de vrouw van Pieter de Cort, was drossaard van 1737 tot 1743. Hij was tevens ijkmeester-generaal van de Meierij, drossaard van Stiphout, erfsecretaris van Veghel en Erp en heer van Beek en Donk. Hij was gehuwd met Johanna Judith Josselin.

Pieter de Jong 1745-1791 Pieter de Jong, zoon van Gerard, was van 1745 tot 1791 drossaard van Vlierden.

Anthoni van Poppel 1791-1803 Nadat Antoni van Poppel, afkomstig van Budel, in 1791 door de heer van Vlierden was benoemd als drossaard machtigde hij op 17 augustus Frans van Manen, agent van de Meierij, om voor de Staten Generaal de secretaris-eed af te leggen.

Bernard Valkenburg 1803 Bernard Valkenburg verdiende als schout-civiel 55 gulden per jaar.

Theodorus Jan Sengers 1804-1810 Sengers was tevens eerst waarnemend drossaard en later schout-civiel in Asten waar hij ook woonde en een brouwerij, herberg en winkel in levensmiddelen dreef. Bij de inlijving van Nederland bij Frankrijk in het najaar van 1810 verloor hij zijn functie als schout-civiel. De hoogst verantwoordelijke voor het Vlierdense dorpsbestuur was voortaan de maire of burgemeester.

Jacht en jachtopzieners Weliswaar hoorde het jachtrecht uitsluitend toe aan de heer van Vlierden, maar in de regel verpachtte deze de zogenaamde wildbaan onderhands of publiek. Een flink aantal publieke verpachtingen zijn bewaard gebleven. De schoolmeesters Antoni Heycoop en Antoni Ramaer pachtten de Vlierdense jacht meermalen, telkens voor een periode van vier jaar. Bij de verpachting van 1743 moest daarvoor negen gulden worden betaald en in 1776, de wildstand was blijkbaar flink toegenomen, telde Ramaer 25 gulden neer. Ramaer pachtte ook in 1781 de jacht en stelde toen Jan van Rooij aan als jachtopziener. Van Rooij, die bij de Stipdonkse molenaar Johannes van den Boomen inwoonde, had het recht om zelf te jagen en mocht de helft van het geschoten wild zelf houden. In april 1784 beëdigde de heer van Vlierden zowel de vorster Antoni van Schayk als de schutter Goort Cuijpers als oppasser over zijn wildbaan. Ze moesten er op toezien dat de regels werden nageleefd zoals die waren vastgelegd in het jachtreglement van 16 juni 1656. Het jaar daarop, in 1785, kreeg Jan Arnoldus van Heugten toestemming van de heer van Vlierden om op het niet verpachte deel van diens jacht- en wildbaan te mogen jagen. Het geschoten wild moest hij verkopen en de helft van de opbrengst afdragen aan de heer. Wilde van Heugten het geschoten wild voor eigen gebruik houden dan moest hij voor een haas of een koppel patrijzen zeven stuivers betalen. Jan van Heugten had als beëdigd jachtopziener wel de verplichting om eventuele stropers op te pakken met haar geweer, netten, honden, firetten, firassen, reepen, leggarens of ander stroopgereedschap.

Dat er bij het jagen soms onbedoelde slachtoffers vielen ondervond Maria Vervordeldonck, de weduwe van Francis Fransen van Liessel en moeder van de latere burgemeester Peter Fransen, toen haar hondje in 1787 werd doodgeschoten door de Astense schoolmeester Hendrik Elberse Wildeman. Deze was aan het jagen op Vlierdens grondgebied in de buurt van de Heesse Bergen. Ze eiste in een rechtsgeding twee ducatons schadevergoeding.

Peter Heggen werd op 27 november 1792 door de heer van Vlierden aangesteld tot oppasser over diens jacht- en wildbaan. Met de komst van Napoleon verdwenen de heerlijke jachtrechten en mocht iedereen privé-jacht bedrijven, die aan de registratieverplichtingen, zoals die geregeld waren in de publicatie van 26 augustus 1802, van zijn of haar jachtveld(en) had voldaan. Deze zogenaamde jachtregisters werden voor het eerst in september 1802 opgesteld en lagen gedurende 14 dagen voor iedereen ter inzage. Op de lijst staan de volgende eigenaren van jachtgronden vermeld:

Carel Frederik Wesselman, Antoni Ramaer, mr. C.F. Kleinefeldt als testamentair executeur van wijlen de heer A.G. Biedijks, de weduwe Jan de Groot met haar zonen Jacob en Wouter, Jan van Tilburg, Johannes Welten, Jelis van Heugten, Jan van de Boomen, Arnoldus van Bussel, Francis Hurkmans, Francis Jacob Dirks, Jan van Bree, de kinderen Lambert Vervoordeldonk, de weduwe Francis van Liessel, de weduwe Peter Aarts, de heer Ignatius Xaverius Josephus Maurissens, Laurens van de Loverbos en Peter Berkvens, de weduwe van G.P. Diert van Melissant en de freule Maria geb. baronesse van Leefdaal, Martens van Bree, Johanna van de Ven.

Franciscus d'Aumerie, de heer van Vlierden, benoemde in 1803 Jan Brunas tot oppasser op zijn privé-jachtterrein. Brunas bewoonde in Asten een van de huizen van de heer. Hij kreeg van de heer volkomen authorisatie en magt om alle stropers en overtreders van des Heeren comparants gereserveerde perseelen gronds, die hij jagende of stropende, hetzij de snephaan, tierette, tirassen, reepen, leggarens of ander stroopgereedschap zal bevinden te calangeren en aan den schout civiel of president alhier over te brengen zonder dat hij oppasser met de becalangeerde vermag te composeeren of iemand op de gemelde gereserveerde gronden te permitteeren met geweer of ander jagtgereeschap te jagen dan die geenen welke van den Heer van een behoorlijke permissiebiljet volgens opgemelde publicatie (betreffende de gereserveerde jachtgronden) van het departementaal bestuur.

Toen rond 1900 massaal heidegronden ontgonnen werden en dennen- en loofhoutbossen werden aangeplant werden deze plannen gedwarsboomd door de talloze konijnen die de jonge aanplant kaalvraten. In juni 1905 werd, enkele dagen voor de kermis, een massale drijfjacht met 13 drijvers en vijf schutters georganiseerd. Er werden liefst 99 konijnen geschoten en in menig Vlierdens huisgezin vierde men dat jaar kermis met konijn in de pot.

De onbezoldigde rijksveldwachters waren vaak in dienst van particulieren, grootgrondbezitters en bezitters van jachtrecht, om hun eigendommen of jacht te beschermen. Een van de jagers die op Vlierdens gebied zijn jachtterrein had was de heer J. van de Ven uit Boxtel; in 1907 schoot hij er maar liefst 108 hazen. Dit mooie resultaat had hij voor een groot deel te danken aan het goede oppaswerk van de onbezoldigde rijksveldwachter Willem Iven die menige stroper voor de kantonrechter in Helmond bracht. De jachtpachters zagen hem in 1907 niet graag naar Bergeijk vertrekken waar hij gemeenteveldwachter werd. Hij werd als jachtopzichter over de jachtbaan, die inmiddels in het bezit was van de heer van Loon, opgevolgd door Hendrik Verstappen. Verstappen woonde op de Hertsberg en beheerste ook uitstekend de kneepjes van het "stropersvak". Hij wist dus hoe zijn tegenstrevers in de val gelokt moesten worden. Hij schakelde daarbij zelfs zijn vrouw in. Hun zoon vertelde later daarover het volgende:



Kort voordat ze van Vlierden zouden verhuizen naar Helenaveen riep ze op een zaterdagochtend haar man volgens afspraak toe dat hij zijn beurs was vergeten. Dit gebeurde demonstratief en ten aanhore van een wildstroper, die tot dan toe steeds de dans was ontsprongen. Haar man, in zijn beste kledij gestoken, fietste daarna weg in de richting van Helmond en de wildstroper waar het om handelde dacht kennelijk dat de jachtopziener naar de zaterdagse markt in Helmond ging. De jachtopzichter had echter een heel andere intentie en de op de korrel genomen wildstroper bemerkte dit ongeveer een kwartier later toen hij het stuk wild uit een wildstrik haalde; hij werd daarbij op heterdaad betrapt en behalve dat hij een proces-verbaal aangezegd kreeg verloor hij ook nog een weddenschap. Hij had kennelijk hoog opgegeven en gewed dat hij zich niet door de jachtopziener zou later pakken.

Driek Verstappen was na zijn vertrek uit Vlierden korte tijd jachtopzichter in Helenaveen en stapte toen over naar de politie in Liessel. Hij was mede-oprichter van de R.K. politiebond St. Michaël.


Het gemeentewapen

Op verzoek van de gouverneur van de provincie Brabant moest burgemeester Fransen in 1815 een beschrijving geven van het


De volgende personen waren rijksveldwachter in Vlierden:

1891-1892 Willem Althuizen

1892 Laurens van Hoek

1892 A. van Schijndel

1901-1907 Willem Iven

1906 S. Liebregts

ca 1907 A. van der Heijden

1908-1918 Hendrik Verstappen

vanaf 1911 P.A. Graafmans

vanaf 1912 A.C. Lebbink

1913-1914 Karel J.M. Dorren

1914-1916 H. van Helden

1917-1921 G. Stappenbeld

1921-1926 M. Mennen


[bidprentje Willem Althuizen]

Vlierdense gemeentewapen. Koning Willem I wilde dat alle gemeenten een gemeentewapen voerden en belastte de Hoge Raad van Adel, opgericht in 1814, met de toekenning ervan. Nu had Vlierden sinds mensenheugenis al geen gemeentewapen meer gevoerd dus moest de burgemeester in de boeken duiken om er achter te komen óf en zo ja welk gemeentewapen Vlierden bezat. Evenals die van omliggende dorpen zocht en vond ook de Vlierdense burgemeester steun bij "De beschrijving der Meijerij" van Johan Hendrik van Heurn. Deze had het wapen van Vlierden als volgt beschreven: "Drie zwarte molenijzers op een wit veld". Deze drie molenijzers komen we ook tegen in de familiewapens van de geslachten De Roovere, van Lierop, van Stakenborch en van Vlierden, maar ook in het wapen van de abdij van Postel, het kwartier Peelland en de gemeente Lierop. Met name de van Stakenborch's hadden rond 1400 nauwe banden met het gehucht (de hoeve) Belgeren in Vlierden en de molenijzers in hun wapen zouden wel eens kunnen samenhangen met de Belgerense watermolen. Er zijn zelfs aanwijzingen dat in voornoemde periode de familienamen van Stakenborch en van Belgeren identiek waren.


[foto: de drie molenijzers van het Vlierdense gemeentewapen collectie glasnegatieven RANB nr. 427]

De Hooge Raad van Adel bevestigde op 16 juli 1817 het Vlierdense gemeentewapen "zijnde van zilver, beladen met drie molenijzers van sabel, staande twee en een".

Op het oudst bekende schependomszegel, dat hangt aan een charter dat dateert uit 1565 en bewaard wordt in het Streekarchief, staan echter niet de genoemde molenijzers afgebeeld maar een boom of struik. Ook op latere akten van 1631 en 1693 werd gezegeld met deze afbeelding. Mogelijk is een verwijzing naar de naam Vlierden bedoeld met de afbeelding van een vlierstruik. Ook kan het een linde zijn als symbool van zelfbestuur; rechtszittingen en volksvergaderingen plachten onder een lindeboom plaats te vinden. Het randschrift dat slechts gedeeltelijk leesbaar is luidt hoogst waarschijnlijk: "[sigillum] scabinorum de Vlierden" (Het zegel van de schepenen van Vlierden).
De samenvoeging met Deurne
De zelfstandigheid van Vlierden was al in het begin van de vorige eeuw in gevaar. Gedeputeerde Staten hadden alle kleine gemeenten een brief gestuurd met het verzoek om na te gaan in hoeverre samenvoeging met een van de buurgemeenten wenselijk en mogelijk zou zijn. Men wilde alle kleine gemeenten onder de 400 (!) inwoners laten verdwijnen. Op 26 januari 1829 vergaderde de Vlierdense gemeenteraad hierover en stuurde het volgende antwoord terug dat niet aan duidelijkheid te wensen overlaat:
Nadat missive in ernstige overweging is genomen zoo is de vergadering van algemeen gevoelen dat het niet raadzaam word geoordeeld om de vereeniging met een der naburige gemeenten tot stand te brengen, terwijl in aanmerking is genomen dat deze gemeente zoo door financieele belastingen en meer bijzonder door dezelve in de bevolking verre van het voorgeschreven getal overtreft en derhalve volgens onze mening voor de combinatie niet vatbaar wordt beschouwd.

Vlierden had toen een secretaris die vredesrechter in Asten was en een burgemeester die notaris en burgemeester van Deurne was. Zij zouden bij samenvoeging slechts een bijbaantje minder hebben en hadden er dus ook persoonlijk geen belang bij dat samenvoeging met Asten of Deurne zou plaatsvinden.

In 1921 werd vanuit Den Bosch een, uiteindelijk succesvolle, aanval gedaan op de Vlierdense zelfstandigheid. Op 2 maart lieten Gedeputeerde Staten aan Vlierden weten dat zij van plan waren aan de regering voor te stellen om Vlierden bij Deurne en Liessel te voegen. Drie maanden later al kregen de Vlierdense bestuurders een wetsontwerp voor-

geschoteld waarin met ingang van 1 januari 1922 Vlierden haar onafhankelijkheid zou verliezen. Met een oppervlakte van 1935 hectare en 676 inwoners hoorde Vlierden tot de kleinste zelfstandige gemeenten van Nederland. In een eerste reactie van burgemeester en wethouders erkenden zij weliswaar de grote financiële zorgen, maar verkeren op het ogenblik de meeste grote gemeenten in ons land niet in veel ongunstiger conditie dan de kleine?, zo vroegen ze zich af. Qua "volksaard" vonden ze samenvoeging met Deurne geschikter dan met Asten, maar al met al hechtten ze het meest aan een onafhankelijk Vlierden. Ook de gemeenteraad was unaniem van mening dat men de Vlierdense zelfstandigheid niet mocht prijsgeven. Veel argumenten werden daarvoor aangedragen. Financieel kon men nog goed zijn eigen boontjes doppen in Vlierden, men had er het onderwijs goed geregeld en was zelfs bezig met de bouw van een nieuwe school, de wegen lagen er behoorlijk bij en de brandweer functioneerde goed. Zelfs het feit dat burgemeester van Hulten in 1919 in den duursten tijd een huis had moeten kopen dat hij bij zijn vertrek met verlies zou moeten verkopen mocht voor een van de raadsleden een argument zijn dat meetelde om Vlierden zelfstandig te houden.

In Den Bosch zette men de plannen door, waarbij men de fusiedatum verschoof naar 1 januari 1923. In december 1922 berichtte de minister van Binnenlandse Zaken echter dat hij besloten had om af te zien van de voorgenomen vereniging. Er had in deze periode echter een merkwaardige ommezwaai plaats in de meningvorming van de Vlierdenaren ten aanzien van de fusieplannen.

Gerrit van Hugten loopt dodelijke brandwonden op. Op 15 mei 1752 viel rond acht uur 's avonds de driejarige Gerrit, zoon van Francis van Hugten, op de hoeve Vorst in een kuip met heet water. Het kind liep daarbij vreselijke brandwonden op waaraan het enkele uren later overleed.

Maria Jan Haasen gedood door balk van hooischelft In hetzelfde jaar vond in dezelfde boerderij de Vorst nog een dodelijk ongeval plaats. De dienstmaagd Maria Jans Haasen kwam op 27 november 's avonds terecht onder een balk die van de hooischelft boven de koestal naar beneden kwam. Cornelis de Loyer, de Deurnese chirurgijn, schreef in zijn visitatierapport dat het hooft en gantsche lighaem geheel te pletteren was, soodanig dat de vuyligheyt uyt het lighaam door de mondt quam uytgeloopen.

1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət