Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə41/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   ...   37   38   39   40   41   42   43   44   45
1722 vier dagen arbeidsloon voor werk aan de zuilen

1728 werkzaamheden aan de zuilen

1739 twee dagen arbeid aan de zuilen

1751 een nieuwe zuil "op de gemeente"

1753 een nieuwe zuil op de Helmondsedijk

1757 een eiken paal als "scheijtspaal" tussen Vlierden en Bakel

1772 een nieuwe zuil "op de gemeente"

1775 werkzaamheden aan de zuil op de Helmondsedijk

1780 een nieuwe zuil "op de gemeente" en het uitbreken van de

fundamenten van de oude

1786 vier nieuwe palen met justitieborden en handwijzers

1786 een nieuwe houten zuil op de Weijer, vernieuwen van die aan

de Helmondsedijk, vernieuwen van de zuilen aan het

Schooteind en de Eekelhof

1787 een nieuwe paal met drie handwijzers op de publieke weg op

het gehucht Belgeren

1792 een paal als limietscheiding van Bakel

1799 een nieuwe zuil in de straat bij de Haanakker

1801 reparatie aan de handwijzers op de dijken

Het installeren van zo'n zuil gebeurde volgens een aangeleverd bestek. Er is er een bewaard uit 1753, waaruit blijkt dat degene die als laagste inschrijver werd aangetrokken moest leveren: eenen eijken dorpel lang 15 voeten, breet 1 voet en dick 6 duymen. Daar zou hij dan moeten inwerken agt beenen, aen yder zijde vier, dick 3 en 4 duymen, lang 3 voeten en onder de beenen peulinge leggen dick 3 duymen. Als dat gereed was kon hij aan de verdere afwerking beginnen nl. het beplanken ervan 2 voeten hoog met 5 quartier duymse planken en onder teegens de beenen naegels. Om het geheel stevig in de grond te verankeren werd in de bepalingen opgenomen dat de aannemer bovendien moest aanleveren agt goede eijken paalen en in de gront graven en ijder paal tenminste 6 voeten lang, dick 5 of 6 duymen viercant en aen wederseijde leuninge, yder lang 6 voeten met dwarsleuningen van wederseijde van de zuijl; ijder dwarsleuning lang 5 voeten, makende 32 voet leuning, dick de leuningen 4 of 5 duymen met pin en gat in de paelen gewerkt en tegens de paelen van de leuningen aen wederseijden een schoor setten, 4 schamppaelen ijder 4 voet lang en 5 duymen viercant dik en de leuningen en paelen tweemael oververven met goede olieverf.

Het aangeleverde hout werd bovendien aan een grondige inspectie onderworpen want men eiste alleen maar gezond hout !

Dat de hele dorpsgemeenschap destijds werd ingezet bij de aanleg en het onderhoud van wegen was vastgelegd in een soort dorpsreglement bekend onder de naam " keuren en breuken ". Die werden in 1775 weer eens opnieuw vastgesteld en ten aanzien van het wegenonderhoud nam men het volgende daarin op : Alle ingesetenen van Vlierden sulllen gehouden sijn op ordre van de regenten gemeentensdijken, weegen, straeten en heerbanen te helpen maken en repareren, op de gemeente te helpen poten, planten en snoeijen daer des van nooden sal sijn op peene van te verbeuren 1 gulden; indien Heere Drossaard en schepenen oordeelen dat eenige nieuwe dijken of weegen behoorden te worden aangelegt van de eene plaats of gehugt naer de andere tot gerief van de ingesetenen als dan sal uyt ider huys een man of soo veel als regenten sullen oordeelen noodig te sijn, het sij



met kar en paard of ander bequaam gereetschap op ordre van regenten moeten verschijnen en helpen maaken, op peene van 1 gulden; indien des winters de straten, weegen of dijken door sneeuw, overstroominge of andersins onbruykbaer wierde, sodanig dat de passagie verhinderd wierd, sullen de ingeseetenen op ordre van de regenten moeten verschijnen om de sneeuw te ruymen of de ingespoelde gaten te stoppen, op peene van 1 gulden; bij sterke zandvlugten waardoor de weegen onbruykbaer wierde en de beemden, velden en weijden in gevaer raaken met zand te overvliegen, sullen de ingeseetenen op ordre van de regenten gehouden sijn te verschijnen om duynhalm, houdt op heijden te planten als door regenten sal worden aangeweesen, op peene van 1 gulden. Dat waren nog eens tijden !!!
[Hoek Vlierdenseweg - Pastoriestraat. Deze foto is vanaf dezelfde plaats genomen als de foto op de vorige pagina (fotocollectie GAHm, studio Schulte)]
De oude waterlopen werden in 1885 eveneens geregistreerd. Men kende toentertijd de Dorpstraatseloop met een totale lengte van 2282 m die via Vlierden - dorp naar de Belgerense akkers liep en van daaruit naar de Astense Aa. De Schooteindseloop met een lengte van 523 m, dwars door het Schooteind lopend en vervolgens uitmondend in de Dorpstraatseloop. In het centrum was de Raadhuisloop gelegen, genoemd naar het 'oude raadhuis' van 1767, die met een lengte van 110 m langs de Vlierdensestraat liep en eveneens uitmondde in de Dorpstraatseloop. De Goorloop lopende door het Goor en het Stipdonkse Goor die met z'n lengte van 1252 m eindigde in de Dubbele Aa nabij de sluis aan de Zuidwillemsvaart. De Brouwhuiseloop met een totale lengte van 2937 m, die via Brouwhuis en de Zeelen eveneens uitkwam in de Dubbele Aa. De Weijerloop langs de grensscheiding met Bakel. De Zuidwillemsvaartloop langs de Kanaaldijk en de grensscheiding van Lierop.
DOORWAADBARE BEEKOVERGANGEN EN BRUGGEN

Omdat Vlierden lag ingeklemd tussen twee beekdalen werden hier en daar door de plaatselijke bevolking doorwaadbare plekken gekozen in de grensrivieren. Aanvankelijk liep men er nog barrevoets doorheen; een naam als "het Stapje " of "het Voortje " herinnert nog aan zo'n vroegere situatie. Men "stapte" er door de beek of ter plaatse lag een "voorde", een



doorwaadbare plaats. In een latere fase werden daar vonders of schoren aangelegd. Zo kende men achter de landerijen van de hoeve de Haanakker een perceel de Kattevonder, genoemd naar een kleine vonder die over de Oude Aa was gelegd. Reeds bij de oude grenspunten uit de 15e eeuw was al sprake van "Bruystens vonder van der Hese". In diezelfde omgeving lag ook een akker die in de 19e eeuw werd genoemd "de Plankenbrug". Bij wat drukkere verkeersovergangen ging men over tot het aanleggen van bruggen, zoals bij de Belgerense watermolen, de grensovergang naar Asten, de brug over de Vloeieindseloop waar men richting Deurne trok voordat de "kunstweg" gerealiseerd was en tenslotte de overgang in de Rakt richting Bakel. Met name de Belgerensebrug, de Vloeieindsebrug en de Raktsebrug , kwamen zowat ieder jaar voor groter of kleiner technisch onderhoud in aanmerking. In de dorpsrekeningen zijn deze reparatieposten overvloedig en zeer gedetailleerd terug te vinden in het derde hoofdstuk wat getiteld was "capittel van reparatien". Daaruit valt ook te concluderen dat de betaling geschiedde door de beide gemeenten, waarvoor dan een verdeelsleutel werd gehanteerd. De bouw van een brug was aan regels gebonden zoals een bestek van 14.9.1759 ons duidelijk maakt.

Bestek ende conditie waarnaar Heeren Scheepenen deser Heerlijkheijd van Vlierden naar voorgaende bekendmaaking publiequelijk ende voor alleman aende laegsten aanneemer sullen aanbesteden het maken van een nieuwe houte brugske alhier agter de Preeleijk met het leeveren van het hout daartoe noodig en wat daaraan is dependeerende en dat op de volgende conditien :

art.1 Eerstelijk sal den aannemer moeten leeveren vier paelen lang ses voeten dik negen duymen moetende drie voeten inden gront komen;

art.2 ten tweeden sal den aenneemer moeten leeveren twee balken lang tien voeten dik agt of neegen duymen; de paelen daerin werken met pennegat;

art.3 den aenneemer sal moeten leeveren vijff ribben lang vijff voeten off naer den eijsch dik vier en vijff duym en de selve met eijken planken beleggen lang neegen voeten dik anderhalven duym;

art.4 den aenneemer sal het tusschen de paelen van onderen met duymse planken moeten bekleeden op datter geen aarde in kan vallen;

art.5 den aenneemer sal alnog moeten leeveren en inden grond graaven vier goede eijken schamppaelen lang ieder ses voeten en dik vijff duymen vierkant, te weeten op ieder zijde van de brug twee paelen;

art.6 alle materiaelen tot dit voors. werk noodig sal sig den aenneemer moeten versorgen tot sijnen costen en lasten, het hout moet weesen goed en gezond eijkenhout sonder spint, rooden olm ofte van het minste gebrek;

art.7 als alles vaerdig is sal den aenneemer gehouden weesen daervan kennisse te geeven voor en al eer het hout verwerkt wordd, om gevisiteert te worden off alles conform het bestek is off sal bij foute van dien niets voor sijn aenneenpenningen betaelt worden en voor visitatie moeten betaelen neegen stuyvers;

art.8 soo in dit bestek ietwes mogte vergeeten sijn en nogtans tot het werk vereijscht werde, sal den aenneemer egter moeten maeken sonder daarvoor [....] te proffiteeren;

art.9 den aenneemer sal het werk compleet moeten leeveren voor den eesten october aenstaende off sal denselven ieder dag dat hij overwerkt moeten missen en affgekort worden vijftien stuyvers en soo het binnen agt dagen naer dato niet compleet is, sal het tot sijnen costen weeder werden bestelt;

art.10 den aenneemer sal geleeverd worden copie van dit bestecq op behoorelijk zegel sonder daarvoor ietwes te betaelen en gehouden weesen borge te stellen tot naercominge deser conditie en den laegsten insetter sal het hebben;

art.11 de betaelinge sal geschieden binnen veertien daegen naer dat het werk opgenoomen en gepreesen sal sijn.

Ingeset bij Francis Laurens Janssen Everts op neegen gulden tien stuyvers en daervan gebooden vijff guldens en geklommen tot voors. neegen gulden tien stuyvers en daarvoor verbleeven aande insetter die gelooft heeft dese conditie in allen deelen te voldoen en naar te koomen, onder verband als naer regten. Actum Vlierden den veertiende septembris seventienhondert neegen en vijftig
INGREPEN IN HET LANDSCHAP VIA DE PROVINCIE

Niet altijd was de lokale overheid initiatiefnemer, ook de provinciale staten hebben uiteraard een sterke invloed gehad op de infrastructuur waardoor ook het lokale landschap weer veranderingen onderging. Voor Vlierden zijn vermeldenswaard het graven van de Zuid-Willemsvaart in de jaren 1822 - 1826, de aanleg van de spoorwegverbinding tussen Venlo en Helmond in 1865/1866, de realisering van de 'kunstweg' tussen Deurne en Asten dwars door Vlierden uit 1881 als onderdeel van een veel groter projekt en de tramverbindingen in de regio rond de eeuwwisseling.


Reeds in 1634 had de toenmalige kwartierschout van Peelland Jonker Marcus van Gerwen al een plan klaar liggen om een betere waterverbinding te graven tussen de steden 's-Hertogenbosch en Luik, waarbij hij gebruik wilde maken van een uitgediepte Aa. Dat riviertje was in de 17e eeuw bevaarbaar voor pleiten [ lange platte vaartuigen ] waarvan de Helmonders al druk gebruik maakten. Vervoer over het water was vaak gemakkelijker en sneller dan over land. Voor echt scheepvaartverkeer bleef de Aa echter volledig ongeschikt. Dat goede verbindingswegen nodig waren om Brabant economisch sterker te maken wist ook Lodewijk Napoleon. In mei 1809 beval hij dat de Aa van 's-Hertogenbosch naar Helmond in een bevaarbare staat moest worden gebracht. Dit bevel werd overigens nooit uitgevoerd. Pas een twintigtal jaren later, tussen 1822 en 1826 werd onder de regering van Koning Willem I de Zuid-Willemsvaart gegraven als verbindingsscheepvaartroute tussen Luik en de Hollandse zeehavens. Toen het graafwerk voor het kanaal in volle gang was, werd door het Helmondse
[Kaartfragment spoor- en tramlijnen; provincie N.Br. Cultuurhistorische inventarisatie - regio Brabants Peelgebied 1990]
gemeentebestuur meteen een plan opgesteld om een haven aan te leggen ten behoeve van de economische belangen van de stad. Helmond zou overslagplaaats moeten worden voor de goederen die per schip werden aangevoerd en bestemd waren voor Eindhoven. Het graven van deze scheepvaartroute betekende eveneens een vooruitgang voor het platteland.

Dat de Vlierdenaren gebruik maakten van de

door de Meierijenaars gegraven Zuid-Willemsvaart moge blijken uit de volgende historische anekdote. In 1857 was het erg gesteld met een inwoonster van Vlierden genaamd Petronella van Tilburg. Zij was zwaar ziek en men verklaarde daarbij "ze spuwde bloed". Zij werd vervoerd naar Den Bosch alwaar ze in het 'huis van liefde' een geneeskundige behandeling onderging. Toen zij weer voldoende van haar ziekte was hersteld werd ze per boot via de Zuid-Willemsvaart van Den Bosch naar Vlierden vervoerd.
In 1866 werd een volgende mijlpaal bereikt in het proces om het platteland uit haar isolomentpositie te halen. Door de Staatsspoorwegen werd immers de spoorlijn Helmond - Venlo aangelegd, waardoor ook Deurne een eigen station kreeg. Vrij kort daarna werd op Vlierdens grondgebied een wachthuisje geplaatst bij de spoorwegovergang aan de Rakt. De eerste spoorwachter was ene Wilhelmus Roberti. Lang heeft hij het in Vlierden niet volgehouden. Al in 1867 liet hij zijn bescheiden eigendommen publiek verkopen en vertrok naar elders. Hij werd als spoorwegwachter opgevolgd door Francis Koolen.

Op 4 maart 1924 werden de slagbomen op de spoorwegovergang van de Rakt verwijderd en wachtpost 28 met de bewaking daarvan opgeheven. Reden voor de plaatselijke correspondent om de krantelezers erop te attenderen dat de borden die daar ter plaatse werden aangebracht slechts de enige waarschuwing zouden zijn voor aankomend gevaar van een "arriverend vuurmonster". Hij adviseerde dan ook iedereen om "alvorens den overweg te passeeren zich wel goed te overtuigen of rechts of links geen trein op komst is". Uiteraard deed al dit "technisch vernuft" bij de plaatselijke bevolking steeds weer opnieuw het nodige stof opwaaien. Zeker als er weer eens iets ernstigs gebeurde was dit koren op de molen van de tegenstanders en laaide de discussie vanzelf op. Illustratief in dit verband is een redactioneel relaas van de historicus Ouwerling aangaande de toestanden rond het station van Deurne. Zeer breedvoerig gaat hij in op de materie en schrijft in 1902 : "De slechten toestand waarin het station Deurne met betrekking tot het goederenvervoer verkeert wegpraten gaat niet. Niettemin hoort men deze en gene vooruitstrevende sinjeur uitroepen : Er is toch een locaal bij 't station waarin goederen worden opgeslagen". Zeker Mijne Heeren, er is een hokje met een oppervlak van 5 of 6 vierkante meter, een ding precies groot genoeg om er een paar privaten te maken, grooter niet. Kom 'smorgens maar eens op het perron, dan vindt ge nabij de rails een zeil liggen waaronder 't een en ander zoo goed en zoo slecht als het gaat geborgen is. En naast het zeil voorwerpen van allerlei aard en bestemming, die de nacht onder het blauwe hemelgewelf hebben doorgebracht, die zweeten van den dauw des heemels of reeds eene waschpartij ondergaan hebben van het reine en milde regenwater. Om al wat er ligt gedurende den nacht te stelen, zonder dat het gemerkt wordt, zou, dunkt me, slechts een kleinkindertoer wezen. Evenwel....laten we niet klagen; gelukkig het land waar men op de eerlijkheid der bewoners kan betrouwen. Men zou zich verplaatst denken in de dagen van keizer Justinianus van welke tijd de mare rondgaat, dat men de juweelen vrij aan de boomen kon hangen. Nu, wat er van zij, weg te praten is de ellendige toestand aan 't station Deurne niet. Ik heb niets overdreven en met het oog op het algemeen belang, hoop ik, dat deze toestand weldra tot het verleden zal behooren en Deurne en omstreken in het genot zullen worden gesteld van eene flinke goederenloods. Een paar honderd meter van 't station gaat de weg van Deurne naar Asten waarover Bertje de Post zijn gewoon tourneetje doet, de spoorlijn over. Op dien weg heerscht een druk

verkeer gelijk ieder weet. 't Is een der drukste verkeerswegen uit de streek [ en in den winter de allerslechtste ]. Vraagt het vriend Bert maar, die kan van ondervinding spreken. Die weg wordt bij nadering der treinen door gewone schuifboomen, waaronder men gemakkelijk kan doorkuipen, afgesloten. Zeker zooiets mag niet ! 't Is een overtreding van artikel zooveel en zooveel. 't Is strafbaar enz. Maar die sluitboomen kunnen niet altijd bewaakt worden, want de wachter moet bij het rangeeren der treinen dienst doen als wisselwachter; hij moet nl. een wisel bedienen die een paar honderd meter van zijn post verwijderd is. Niemand zal beweren dat toezicht op de "boomen" hier niet allernoodzakelijkst is; toch blijft het een deel van den dag achterwegen om redenen zoëven gemeld. Dat zo'n toestand gevaar oplevert kan door goede bewijzen gestaafd worden. 't Zal nu twintig jaar geleden zijn dat Dorus van Bree uit Vlierden hier bijna verongelukte. Ieder herinnert zich deze gebeurtenis nog. Terwijl de wachter bij den wissel stond schoof van Bree de "boomen" open en reed met zijn kar over de lijn, terwijl de sneltrein in de onmiddellijke nabijheid was. Zijn paard en kar werden tegen de grond geworpen, de kar beschadigd enz. Dorus liep een proces op. Ik weet nier precies meer of hij vrijgesproken is, maar zo dit niet het geval is geweest, dan heeft hij voor zulk eene overtreding niet

meer dan eene zeer geringe boete opgeloopen. En waarom....omdat hier de hoofdschuldige eigenlijk niet van Bree was. Niettemin de toestand is blijven voortduren tot op den huidigen dag. Onbegrijpelijk ! Heele en halve ongelukken hebben op de spoorlijn tusschen Helmond en Deurne volstrekt niet tot de zeldzaamheden behoord. Een paar weken geleden ontsnapte nog eene Deurnesche familie als door een wonder aan een wissen dood. De "boomen" aan Rooseind stonden open, de post was onbewaakt en zoo reed de goederentrein op Helmond aan, terwijl een paar seconden tevoren het rijtuig van den heer van Griensven over de rails was gereden. En verleden jaar in den winter, hoe is het toen gegaan met de karren van den heer Spoorenberg uit Helmond ? Wie was de schuldige ? Wie had hier straf verdiend ? 't Artikel is lang genoeg, maar toch kan ik niet nalaten even aan te stippen, dat er op 't klein station Amerika meer personeel is dan te Deurne. Den lezer, heil !" H.N.Ouwerling


Een grote weldaad bleek ook de aanleg van een nieuwe grintweg die Deurne via Vlierden met Asten zou verbinden. Deze "kunstweg" zou in 1881 tot stand komen. De vroegere verbinding tussen deze twee plaatsen was voor die tijd geheel anders en volgde een totaal andere route. Komend vanuit Deurne bereikte men op de Vloeieindsebrug het Vlierdensee grondgebied. Via de Kapelweg kwam men vervolgens in het centrum van het dorp. De Vlierdenaren kennen deze weg beter onder de benaming "Muggenhoek" en heel vroeger noemde men die omgeving "het Kloostereind". Ter plaatse waar de Kapelweg uitkomt op de huidige Vlierdenseweg kon men toen alleen maar linksaf richting de dorpskom of rechtdoor richting de Hees via de Hogenweg. Als we de "oude weg" van Deurne naar Asten dan vervolgen passeerde men "de Straat" [thans Pastoriestraat] tot aan het Schooteind. Van daaruit bereikte men tenslotte het gehucht Belgeren. Op Belgeren kon men dan circa 200 meter na de Haamakkerseweg linksaf draaien richting Astense Aa en Belgerense watermolen en brug. Dit weggetje stond op de gemeentekaart van Deurne [1953] nog aangegeven als de Napoleonssteeg.
In 1880 besloten de gemeenten Asten, Vlierden, Deurne, Bakel, Gemert en Boekel op basis van een gezamenlijke rekening een zgn. "kunstweg" aan te leggen. Van de totale onkosten zou de provincie 85 % voor haar rekening nemen. In december 1880 werd de weg aanbesteed. De laagste inschrijver was Johannes Eijsbouts uit Asten samen met Adrianus de Wit uit Someren voor f 106.380,= . Er waren in totaal 7 inschrijvers op het projekt. Op 27 mei 1881 kon men pas een aanvang nemen met de werkzaamheden en op 14 oktober 1882 kon de Deurnese burgemeester zijn collega's berichten dat de aanleg een feit was en de "kunstweg" helemaal voltooid.
Diverse Vlierdenaren kregen te maken met een grondonteigeningsprocedure, met name degenen die woonden of grond hadden liggen tussen de huidige Vlierdenseweg en de Haamakkers. Het waren onder meer Theodorus van Bree, Martinus van de Kemenade, Martinus Heijligers, Theodorus van den Boomen, de familie de Maurissens, Jacobus Neervens, de familie Jacobs, het Armbestuur van Deurne,
[De laagste inschrijver voor de aanleg van de "kunstweg" was de uit Asten afkomstige Johannes Eijsbouts.]

de familie Rovers, Johanna Maria van Engelen als weduwe van Martinus van Bussel, Hendrik, Jan en Maria Verstappen, Petrus Antonius Josephus Goossens, Johanna Welten gehuwd met Jan Smits en tenslotte Johannes Jacobs.


[kaartfragment uit gemeentekaart 1953 met Napoleonsteeg Kaartfragment uit 1953 waarop de Napoleonssteeg nog staat aaangegeven. Volgens overlevering zou hier een legereenheid van Napoleon Vlierden zijn binnengetrokken.]
Een volgende stap in de richting van de modernisering van lokale en interlokale verbindingen was natuurlijk de aanleg van een tramroute, waarvan Vlierden ook meeprofiteerde. In een raadsvergadering van 18.8.1904 had men een brief besproken van Gedeputeerde Staten. Als reactie schreef men aan het college terug onder toezending van een aantal toegevoegde bijlagen, dat men voor de totstandkoming van de geprojecteerde tramlijn Helmond - Asten was, mits deze lijn zo zou worden aangelegd dat de belangen der gemeente daardoor niet zouden worden benadeeld. Als motief gaf men aan : Het is toch van genoegzame bekendheid dat het enorme vervoer van Someren en Asten naar het spoorwegstation Deurne aan deze plaats [ Vlierden ] veel drukte en levendigheid teweegbrengt, terwijl bovendien nog 4 maal daags vice versa een postwagen van Asten via Vlierden naar Deurne rijdt, zoodat deze tram dit alles alhier zou afbreken zonder daarvoor eenige compensatie te geven, terwijl met een zeer kleinen omweg van 1 1/2 tot 2 km., volgens mededeling van den heer Kroon, de kom dezer gemeente door de tramlijn beter verbonden had kunnen worden, 't welk dan tevens had meegebracht dat het gehucht Brouwhuis ook met de kom der gemeente verbonden zou zijn.

Op 31.3.1905 werd door de gedelegeerde commissaris W.B. Kroon een besluit van Gedeputeerde Staten bekend gemaakt dat op werkdagen vanaf zaterdag 1 april van 'smorgens 5 tot 'savonds 7 uur, "Amsterdamse tijd", een locomotief met tramwagens zou gaan rijden voor het vervoer van materiaal op een gedeelte van de provinciale weg Helmond _ Deurne, vanaf de spoorwegkruising bij wachtpost 31 tot de Rooseindsehoef en verder over de Peeleik, Oostappen, de Beek en Ommel tot Asten toe. Ook dit vervoermiddel hield sommige gemoederen bezig. In het streeknieuws van 1907 werd gemeld dat de Vlierdense landbouwers B.en M. met hun karren uit Helmond kwamen, ze voor de herberg van Gijsbers stilhielden op het nmoment dat de tram uit Asten passeerde. Een van de karren werd door de tram gegrepen en met paard en al omgegooid. Volgens de correspondent was " den schok hevig en toch liep alles zonder groote ongelukken af. Wel was de kar van B. nog al erg beschadigd terwijl M. den jas bijna van 't lijf gescheurd werd. Van de tram werd een lantaarn verbrijzeld. Verder bleven de trampassagiers, voerlieden en ook het paard gelukkig ongedeerd. Goed toezien met voertuigen nabij de tram zij hier nog eens ernstig aanbevolen".


De relatie mens en natuur blijft actueel. Als men ziet wat sinds de opheffing van de zelfstandige gemeente Vlierden [ 1926 ] al weer veranderd is in het landschap van toen, dan kan men niets anders constateren dan dat landschapsontwikkeling een dynamisch proces is, een soort "perpetuum mobile". En waar men er onzorgvuldig mee omgaat, een van de angsten van deze tijd, springt men gelukkig op de barricade om gezond en op gepaste wijze tegengas te geven !

18. RUITERS EN VOETVOLK MET BRANDSCHATTINGEN EN AFPERSINGEN


BRABANT CONTRA GELRE VICE VERSA
Ook al straalde het Vlierdense landschap van weleer een serene rust uit, toch werd deze ooit bruut verstoord door passerende legers van allerlei pluimage. In dit opstel wordt een selectie gepresenteerd.

Brabant heeft nogal eens in de vuurlinie gelegen. Over de oorlogen die in de Middeleeuwen zijn gevoerd zijn we slecht geïnformeerd. Toch is er destijds wel een machtsstrijd uitgevochten tussen o.a. de hertogen van Brabant en die van het naburige Gelre. In de 12de eeuw hadden beide partijen er belang bij zich stevig te vestigen in het Brabantse land of de aloude gouw Toxandrië. Die directe aandacht voor onze provincie kwam voort uit het feit dat Brabant een groeiende welvaart kende. Woeste gronden werden ontgonnen, nieuwe abdijstichtingen vonden plaats en de lokale heren roken de economische vooruitgang die in hun voordeel zou uitpakken. De graven van Leuven, de latere hertogen van Brabant, hadden al via huwelijk grondgebied verworven o.a. het oude domein Orthen. Men was er op uit een nog sterkere positie te krijgen in het "noordelijke" deel van het hertogdom. Het is daarom niet voor niets dat de stichting van Den Bosch rond 1184 juist in die periode plaats vond. De hertogen van Gelre, die ook aanzienlijke bezittingen hadden in het Brabantse, namen met die hertogelijke politiek vanuit Leuven uiteraard geen genoegen en dit leidde meer dan eens tot felle gewapende conflicten. In hoeverre daar het middeleeuwse Vlierden direct bij betrokken raakte weten we niet. De bronnen zijn zeer schaars! In 1203 volgde in ieder geval een vredesverdrag en wisten de Brabantse hertogen hun Gelderse rivalen uit deze streek te verdrijven. Met name het oude graafschap Rode, dat een groot deel van Oost-Brabant omvatte, werd aan hertog Hendrik I van Brabant teruggegeven en vanaf dat moment kon de definitieve macht in dit deel van het hertogdom uitgebreid worden. Stadsrechten werden verleend aan steden als St. Oedenrode, Eindhoven, Oisterwijk en Helmond. Nieuwe abdijen kregen de ruimte om zich te vestigen en langzaam maar zeker wist de hertog ook de lokale heren op z'n hand te krijgen. Dat wil niet zeggen dat de rust volledig was hersteld. Onderhuids bleef het conflict tussen Brabant en Gelre nog wel voelbaar en af en toe kwam het tot een explosie. Inwoners van de Meierij schaarden zich achter hun hertog en vochten als er gevochten moest worden. Dat het niet altijd even gelukkig afliep bewijst een veldslag uit 1371 waarin het Brabantse leger verwikkeld raakte en pal tegenover de legers stond van de hertogen van Gelre en Gulik. De Brabanders brachten het er slecht af, velen sneuvelden of werden krijgsgevangenen gemaakt. Zo'n genadeloos conflict herhaalde zich eveneens in de eerste helft van de 16de eeuw. Men wilde gebieden van de hertog van Gelre graag ingelijfd zien bij die van de Bourgondische Nederlanden. Gewapende aanvallen en plundertochten waren schering en inslag en de befaamd geworden legeraanvoerder van de Gelderse troepen Maarten van Rossum trok sporen van ellende door de gehele Meierij. Vermoed mag worden dat hij van dit deel van Brabant alle uithoeken heeft gezien. In de Bossche stadsrekeningen valt te lezen dat reeds in juli 1504 de Geldersen o.a. vanuit de abdij van Binderen te Helmond de paarden hadden geroofd van Everard van Doerne en dat in de daarop volgende jaren tot 1517 de plaatselijke autoriteiten van de Meierijse dorpen regelmatig het bevel kregen 't volck opten beene te brengen. De Vlierdenaren, onder de rook van garnizoenstad Helmond, konden zich natuurlijk niet aan dergelijke bevelen onttrekken. Op 5 januari 1511 kreeg Deurne ongewenst bezoek van Gelderse troepen die vanuit Venlo waren opgerukt. Een groot deel van het dorp werd in de as gelegd. Roof- en moordpartijen behoorden tot de orde van de dag. In de kronieken staan deze gebeurtenissen als volgt beschreven: Is waerachtich dat na desen de Gelderschen sijn uyter stadt van Rueremunde ende Venloo de vijfden dach van januario in 't jaere van elfve (1511) gecomen geweest in de meyerij hebbende uytgebrant het dorpe van Bakel ende een deel van Dorne ende deselve dorpen gespolieert ( = geplunderd ) van allen hunnen goeden ende beesten ende veele van den huysluyden gevangen. Wie deze teksten wat dieper op zich laat inwerken zal beseffen hoe gruwelijk de toe-

stand geweest moet zijn voor de verarmde en uitgeperste bevolking van het platteland. De historische gebeurtenissen van Vlierden staan niet op zichzelf en kunnen ook niet los gezien worden van die van het gehele kwartier Peelland. Je moet ze tegen die bredere achtergrond bekijken! In 1515 teisterde een grote brand de stad Helmond, waarbij vele panden aan de Markt in vlammen opgingen.

1   ...   37   38   39   40   41   42   43   44   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət