Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə40/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   ...   37   38   39   40   41   42   43   44   45

[Rustieke zandweg langs het grote open akkercomplex en het beekdal van de Oude Aa. (fotocollectie Pieter Koolen)]

gewas op de kruising Kapelweg/Vlierdenseweg. Het hoogteverschil tussen de oude landbouwgronden en die laag­te tekent zich op de hoogte­kaart duidelijk af. Ten zuiden van de Molenhuisweg die langs de molen uit 1844 loopt, liggen twee akkerontginningen be­staa­nde uit heidepodzolbodems nl. de Sin­gel en de Espen. Of deze in dezelfde periode zijn aangelegd als de Weegt en de oude dorpsakker is twijfelachtig. De naam­geving Singel bv. wijst vermoedelijk eerder in de richting van een latere uitbreiding van de oude kern. Een andere interpre­tatie is dat met Singel juist de grens van het oude cultuur­grondcomplex bedoeld wordt, de uiterste rand tegen het beekdal aan.

Ten zuiden van de Singel ligt weer het beekdalgebied van de Astense Aa bekend onder de complexnaam de Haamakkers. Een zeer schematisch voorgestelde dwarsdoorsnede zou dan het volgende beeld geven :
[Een zeer schematische dwarsdoorsnede van de Astense Aa tot aan de Oude Aa. 1. Astense Aa 2. beekdal Astense Aa 3. Singel 4. Weegt 5. depressie tegenover oude kapel 6. Hoge en Lage Zijde 7. Beukels 8. beekdal Oude Aa 9 Oude Aa.]

OUDE NAMEN RONDOM DE OUDE TOREN

Rondom de oude toren lagen destijds een aantal hoeven met landerijen waarvan de namen inmiddels bekend zijn geworden via intensief archiefonderzoek. De hoeven worden in een ander hoofd­stuk besproken maar de veldnamen gebruiken we hier om iets meer inzicht te krijgen in de landschappelijke situatie tij­dens de mid­deleeuwse periode.
Eerst volgen een groep oude namen in chronologische volgorde waarna de ligging wat nader bekeken zal worden:
721 in loco Fleodrodum

1244 in capella de Vlierden

1368 den Haghenecker in pastoria [ = herdgang ] de Vlierden

1381 uten Eechoff

1381 de bonis ter Berscot

1381 de bonis ten Hoevel

1381 ex Tomecker

1406 tghenen Ven in orto van der Eijcken

1406 aen gheen Venneken

1415 huys hoff ende hofstat met toebehoerten biden

goede te Kerckhoff inden Venschenhoff

1422 inden Eechof bider goyen ter Lynden

1423 tgoet ten Haenecker

1423 die Pundershof behorende tot tgoet ten Hoevel

1426 uut enen huyse hoffstat ende hoff ter stede

geheiten ten Doidenvenne

1432 de hoeve tgoet ten Ravenacker

1433 enen ecker geheiten Vennekensecker

1433 die langhe Nuwelant dat van den goide ten

Scoetecker gedeilt is

1434 een stuc lants inden Scoeteckerscamp bi

tHagelcruys

1447 ex petia terre dicta Snoexhoefken
[Middeleeuwse situatie rondom oude kapel Vlierden met de belangrijkste hoeven. 1. Oude Kapel van Vlierden 2. Kerkhofhoeve (klooster Binderen) 3. het goed Ter Linde(n) 4. Eikhof 5. het goed Ten Heuvel 6. het goed Ten Dodenvenne 7. het goed Ten Hagen of Haanakker (hertogelijk leengoed) 8. het goed De Ravenakker (hertogelijk leengoed) 9. het goed Ten Schootakker]

Al deze goederen lagen als het ware in een cirkel rondom de 13 de - eeuwse kapel van Binderen. Interessant zijn zeker de diverse ven - toponiemen. Dit wijst erop dat er in het vroege­re landschap rondom het oude centrum grotere of kleinere ven­nen gelegen moeten hebben. Misschien vormen zij ook wel voor een deel de verklaring waarom die depressie in het landschap in dat schildvormig patroon juist daar gelegen is. Via ontgin­ning of anderszins zijn ze uit het landschapsbeeld verdwenen maar hun naamgeving herinnert ons nog overduidelijk aan het bestaan ervan. De Vennekesakkers, de Vensenhof, het Venneke , de hoeve "ten Dodenvenne" zijn in dit verband betekenisvol. Een klein restant wat bewaard is gebleven zal de brandkuil zijn die lag naast het gebouwencomplex van de hoeve de Vensenhof, binnen het schildvormig ter­rein. Wat ook aandacht verdient is de groep akkers die worden aangeduid met de verza­melnaam "Tomakkers". Het

naamkundig element "tom" of "tomme(l)" wordt door diverse auteurs in verband gebracht met het latijn­se "tumulus" wat grafplaats of grafveld zou betekenen. Of dit voor de Vlie­rdense situatie van toepassing is zouden we niet durven bewe­ren, maar het algemene beeld vertoont een opvallen­de gelijke­nis met bv. de Tomakkers onder Nuenen. Die lagen op de plaats van het oude kerkhof in de buurt van de voormalige kerk en hebben interessant archeologisch materiaal opgeleverd. Voor Vlier­den is de situatie exact hetzelfde. We weten alleen niet zeker of het oude kerkhof deel heeft uitge­maakt van het Tomakker­complex. Het lijkt wel zeer aannemelijk en verdedigbaar gezien de bol­vormige structuur van de akkers aan de Oude To­renweg rondom de plaats waar eens de oude toren stond. Een deel van dat akker­com­plex is des­tijds uitge­laagd. Een ander toponiem wat beslist niet onbesproken mag blijven is de "Smachtensele" behorend tot het hertogelijk leengoed de Ravenakker. Naamkundig valt het in twee delen uiteen nl. smachten en sele. Moerman verklaart "smacht" als een stuk land wat gekenmerkt wordt door een hoge mate van onvruchtbaarheid en weinig rendement oplevert. Ook Schönfeld sluit zich bij deze verklaring aan en noemt in onze streken ook de Smacht onder Gemert. De Bont vermeldt de Smach­tenbocht onder Bladel. Als Molemans spreekt over zijn strati­ficaties of historische lagen in het namenmateriaal noemt hij o.a. de heem - hof - en sele - toponiemen als behorend tot de tweede laag en dateert ze in de 7e en 8e eeuw. Het element "sele" is dus waarschijnlijk terug te voeren tot de periode waarin het domaniale stelsel in onze streken nog gemeengoed was. Dit zou redelijk goed aansluiten bij de schenking van de Frankische Herelaef waar sprake is van een "casatus" te Vlier­den, een hoeve met gebouwen en landerijen. In de oude benaming voor de nederzetting Vlierden zelf nl. Fleodrodum zit een zeer vroege heem - naam verborgen. Binnen de "Echternachse driehoek" Bakel, Deurne en Vlierden zijn er twee nederzettingsnamen die eindigen op - um nl. Durninum en Fleodrodum. Indrukwekkend in het betrekkelijk kleine gebied van de oude dorpskom is het aantal hof - toponiemen zoals Pundershof of Pondenhof, Vensenhof, Snoexhof, Eikhof en Hofstad die in en buiten het schildvormig terrein gelegen zijn. Er is echter nog meer naamkundig materi­aal wat de aandacht vraagt. Op de grens van het akkercomplex van de Weegt en de Schootakkerskamp vinden we het toponiem Hagelkruis. Dat zou betekenen dat op de viersprong waar het huidige Snoerske of Snoorske overgaat in de Oude Torenweg eens temidden van de hoger gelegen akkers een hagelkruis gestaan heeft, zoals het bekende hagelkruis uit de Hoogakkers te Aarle - Rixtel. Diverse Brabantse dorpen hebben hun hagelkruisen gekend. Een kort overzichtje uit oude leen - en cijnsregisters kan dit illustreren:
1376 Bakel ad locum dictum haghelcruys

1406 Deurne juxta haghelcruys

1419 Aarle - Rixtel dat haghelcruys

1423 Son & Breugel tghenen velde biden hagelcruys

1425 Lierop land bij thagelcruys

1445 Someren land bij thagelcruys


[Het hagelkruis zoals dat nog op de Hoogakkers te Aarle-Rixtel staat]

Andere plaatsen hanteren op dit moment nog straatnamen in de sfeer van het Hagelkruis of de Hagelkruisweg. In Deurne werd in de 15e eeuw de plaats van het hagelkruis aangeduid met de omschrijving "den kercwech die coempt van den haghelcruys" [1429] en "die hoge ecker omtrent den hagelcruys" [1495] . Een eveneens interessant toponiem is de oude naam Hagenak­ker, ook wel Haanakker genoemd. Deze valt onder de categorie haagtoponie­men. Ze zijn moeilijk in een vast historisch tijdvak te plaat­sen. Opvallend is echter wel dat op diverse andere plaat­sen de haag-namen een gebied herbergen wat ar­cheologisch zeer inte­ressant bleek te zijn. Te denken valt o.a. aan

"Die Haghe" te Helmond waar het "Oude Huys" heeft gestaan of het goed "ter Haghe" onder St.Oedenrode in het gehucht Everse waar de rijk­dom aan archeologisch mate­riaal menigeen verbaasd deed staan en waar sporen van perma­nente bewoning werden aange­toond. Ons inziens is daarom het namenma­teriaal een voldoende aanwijzing dat we in Vlierden rekening moeten houden met een zeer oude dorpskern en zouden oudere bewoningssporen dan uit de Vroege Middeleeuwen wel eens tot de reële mogelijkheden kunnen behoren.
[Typische veldnamen rondom de oude Middeleeuwse kapel.]
[Kaart met locaties waar de archeologische veldverkenningen werden gehouden]
RECENTE ARCHEOLOGISCHE VELDVERKENNINGEN

Onder leiding van de Beek en Donkse archeoloog Twan Huybers werden in het najaar 1993 en voorjaar 1994 door leden van de werkgroep Oud - Vlierden op enkele locaties archeologische veldverkenningen uitgevoerd. Men bezocht specifiek de oude akker­complexen rondom de dorpskom met name die rond het oude kerkhof, de Tomakkers, de Brembos, de Dorpsakker aan de Hoge Zijde en tenslotte onder het gehucht Belgeren de Bergakker en de daar tegenover gelegen akker van de vroegere fundatie van Aleida van Berkel destijds in pacht bij de familie Koolen. Op basis van de determinatie van het vondstenmateriaal over de 8e - 13e eeuw en rekening houdend met de aanwezigheid van een geïsoleerd liggend middeleeuws kerkterrein, wordt niet uitge­sloten dat we in

Vlierden met een nederzetting te doen hebben van het type Dommelen. Dit soort nederzettingen ken­merkt zich door een materiaaldatering vanaf de laat - Merovin­gische/ vroeg - Karolingische tijd tot de Volle Middeleeuwen. Men vindt er vaak veel oudere bewoningssporen terug. De verzamelde oppervlaktevond­sten zijn op z'n minst een belangrijke indicatie dat de oude moderpod­zolbodems rondom het oude centrum van Vlierden dit gebied tot een interessante cultuurhistorische locatie maken en dat bij toekomstige bestemmingsplannen hier zeer zorgvuldig aandacht aan besteed dient te worden.

Besloten werd in het kader van dit historisch opstel alle vondsten integraal te publiceren met tegelijkertijd een zeer voorzichtige poging tot datering van het vondstenmateriaal:


LOCATIE 1 rondom het oude kerkhof [Oude Torenweg zuidzijde]

LOCATIE 2 oude Dorpsakker [Hoge Zijde]

LOCATIE 3 Tomakkers [Oude Torenweg zuidzijde]

LOCATIE 4 Brembos [Oude Torenweg noordzijde]

LOCATIE 5 Bergakker [Belgeren]

LOCATIE 6 Fundatie Aleida van Berkel [Belgeren]


SOORT 1 2 3 4 5 6 PERIODE
silexachtig werktuig x steentijd [?]

silex vuursteensplinter x x x steentijd [?]

wandfragment [indeterminabel] x ijzertijd [?]

ruwwandig wandfragment x x Romeins [?]

dakpanfragment x Romeins [?]

Mayen aardewerk x x 725 - 900

Badorf aardewerk x 750 - 900

Zuidnederlands aardewerk x x 800 - 1075

Pingsdorf aardewerk x 900 - 1050

Andenne aardewerk x 900 - 1250

Paffrath aardewerk x x 900 - 1250

Zuidlimburgs aardewerk x x x x 1050 - 1240

Elmpt aardewerk x x x x 1175 - 1350

Proto - steengoed x x x 1240 - 1295

Steengoed [indeterminabel] x 1285 - 1400

[determinering en datering naar Twan Huybers]

VROEGERE EIGENDOMSVERHOUDINGEN IN MIDDELEEUWS VLIERDEN
Er zijn echter in het oude centrale gedeelte van het in 721 vermelde "Fleodrodum" nog meer aanknopingspunten die aanwijzingen bevatten voor vroegere bewoningssporen ter plaatse. De aanwezigheid en de spreiding van leen - cijns - en kloostergoederen in eigendom van zowel de abdij Echternach, de hertogen van Brabant, de abdij van Binderen als de met cijns belaste percelen van latere lokale heren, geven ons een beeld van oudere bewoonbare gebieden. De lokale heren waren die van Helmond, Asten, Deurne, Rixtel en Vlierden zelf. Opvallend is dat deze speciale goederen zich grotendeels concentreren rondom de oude dorpskern tegen of op de hogere akkercomplexen en rondom de schildvormige depressie en vervolgens verspreid liggen over de diverse oudere gehuchtkernen. Uit latere schepenprotocollen, in combinatie met een zorgvuldig uitgevoerde veldnamenstudie, konden we een lijst van percelen of hoeven selecteren met de bijbehorende cijnzen en deze op de kadastrale kaart van 1832 localiseren. Zo ontstond een betrouwbaar beeld van de ligging van de diverse goederen. Opvallend daarbij is dat ze als het ware door elkaar heen liggen. We hebben ons daarbij beperkt tot de Echternachcijnzen, de akkers die tot de hertogelijke leengoederen Ravenakker en Haanakker behoorden, de percelen die cijnsplichtig waren aan de Heren van Helmond, Vlierden en Rixtel. De inventarisatie leverde het volgend overzicht op:

1. Echternachcijns of Echternachs leengoed

2. hertogelijk leengoed [Leenhof van Brabant]

3. cijnsplichtig aan de Heer van Helmond

4. cijnsplichtig aan de Heer van Vlierden

5. cijnsplichtig/leenroerig aan het Huis van Rixtel

1 2 3 4 5

Akker, middelste x

Baarschot x x

Beersdonk [hoeve] x x

Belgeren [hoeve + watermolen] x x x

Belgers weiveld x

Berkhaan [huis] x

Beukel x


Blikhalm [hoeve] x

Blikkerskamp x

Braak op de Beersdonk x

Brembos x

Brouwhuisbeemdje x

Diept x x

Dorenakker x

Dwijtakker/Dwentakker x

Elsakker x

Elsken x


Engakker, grote x

Espenakker x x

Graafakker x

Haanakker [hoeve] x x x x

Hardenberg x

Hazeldonk [hoeve] x

Hees x x x

Hertsberg [hoeve] x x

Hoeven, achterste x

Hoogveld x

Jan Marcelishof x

Kakhooi x

Kattenvonder x x x

Kerkhofhoeve [huis bij de -] x x

Kersenberg x

Kievitsnest [heiveld] x

Kloostereind [hoeve Erpendonk] x x

Koolkamp x

Kranenven x

Kruisakker x

Kruiseeuwsel x

Leensel [akkerland] x

Loo [hoeve op het -] x x

Parakker x

Peeleik [hoeve] x

Ruth x


Ruthse tienden x

Schootakkerseind x

Schooteind, klein [huizen] x x

Snoekshof x

Stenen Kamer x

Straat [huizen] x x x

Streep, korte x

Streep, lange x

Tienden x

Uilenkamp x

Varenakker x

Varenakker, kleine x

Veld, middelste [baarschot] x

Ven [bij Blikhalm] x

Vensenhof x

Voortje x

Vorst x x

Waterstraat [hoeve aan de -] x x

Weijer [huizen] x x

Windmolen + Kraakhaspel x x

Winkel x

Wolfschot x

Zwaan [herberg] x

Het is niet meer dan een constatering. Over de werkelijke oorsprong en de daaraan gekoppelde ouderdom van deze cijns - en leengoederen weten we niet zo bar veel. De cijnsplichtige percelen zijn in het algemeen onder te verdelen in percelen waarop een zgn. oude of nieuwe cijns rustte. De oude cijnzen durven we te dateren voor het jaar 1314 en zijn vermoedelijk in oorsprong oude hertogelijke cijnzen geweest, die in dat jaar zijn overgegaan van de Hertog van Brabant op de Heer van Helmond. Of dit ook het geval is met de cijnzen die toebehoorden aan de Heer van Vlierden is niet met zekerheid te zeggen. De cijnzen van de heren van Vlierden en Helmond liggen wel steeds heel dicht bij elkaar. Hoe de leengoederen tot stand zijn gekomen wordt uitvoeriger beschreven bij de bespreking van de hoeven Haanakker en Ravenakker.


ONTGINNINGEN IN DE BEEKDALEN EN IN DE OUDE HEIDEGEBIEDEN

Daarmee was overigens de ingreep van de mens in het Vlierdense landschap nog niet voltooid. In de loop van de Late Middeleeuwen neemt ook de druk op de beekdalen toe, omdat men tengevolge van de uitbreiding met nieuwe gemengde bedrijven steeds meer behoefte kreeg aan hooi - en weilanden. Nieuwere technieken stelden de mens in staat de wat nattere en moerassige beekdalen te gaan ontginnen. Men veronderstelt dat zowat vanaf de 11e en 12e eeuw de eerste grootschalige ontginningen in de beekdalen zijn begonnen. Deze ontgonnen beekdalgebieden bestonden aanvankelijk uit gemeenschappelijk te gebruiken hooi - en weilanden, maar die werden geleidelijkaan in weer smallere stroken verdeeld. Een sprekend voorbeeld daarvan binnen het Vlierdense grondgebied is de systematische kavelverdeling aan de Beersdonk richting Aadal. Dat beemdengebied kreeg de naam mee van de Voorste en Achterste Hoeven, waarbij men een "hoeve" moet interpreteren als een bepaalde maateenheid voor hooilandpercelen. De perceelsgrenzen liggen allemaal loodrecht op de Astense Aa. Een ander facet van menselijk ingrijpen in het landschap zijn de ontginningen in de uitgestrekte heidegebieden. Na de middeleeuwse bosrooiingen ten behoeve van de uitbreiding van het landbouwareaal en de aanleg van grotere akkercomplexen, nam geleidelijkaan de bevolking toe. Men kreeg steeds meer behoefte aan nieuwe akkers omdat de oude cultuurgronden toch te beperkte mogelijkheden boden. Men kreeg dan verlof van de hertog van Brabant



om delen uit wat men noemde 'de gemeynt' of de 'communale gronden', het totale bestand aan heidegronden, te verkopen en voor nieuwe ontginningen te reserveren. De uit heide ontgonnen stukken hadden een andere bodemstructuur. Het waren zgn. heidepodzolbodems die minder vruchtbaar waren dan de moderpodzols en waar de grondwaterstand minder goed was. Door constante bemesting probeerde men het rendement ervan te vergroten. In elk gehucht ontstonden dan ook naast de oude gehuchtakkers nieuwe percelen die vaak wat rechtlijniger verkaveld waren. Dit proces van nieuwe ontginningen ging als het ware vanaf de 15e eeuw constant door. Interessant in dit verband is te vermelden dat bv. in de hertogelijke cijnsregisters van de 15e en 16e eeuw continue jaartallen voorkomen waaruit men kan aflezen op welk moment ontginningen hebben plaats gevonden. Wie de Vlierdense kadastrale kaart van 1832 goed bekijkt zal ontdekken dat binnen de oude cultuurgebieden naast de vele langwerpige percelen of streepvormige perceleringen wat grilliger perceelsvormen voorkomen terwijl de ontgonnen heidepercelen meer regelmatige blokken zijn met nagenoeg dezelfde afmetingen. Men vindt ze praktisch in elk gehucht wat voorheen pal aan de ' gemeynt ' lag, zoals bv. Baarschot, Hertsberg, Beersdonk, Brouwhuis, Peeleik en Weijer. Vooral rond de jaren 1790 - 1810 vindt er een kortstondige ontginningsgolf plaats die overigens uit nood werd geboren. In die periode zijn nog diverse heidegebieden ontgonnen, vooral vanuit economische belangen.... het schepencollege voelde zich op dat moment genoodzaakt de dorpskas door verkoop van zo'n 300 lopensen "inculte" grond opnieuw te "spekken". Deze ontginningen staan bekend onder de naam "Nieuwe Erven" door grondverkoop aan particulieren. Een groot deel van het oude Kranenven werd op een vrij rationele manier verkaveld en sloot nauw aan bij de bebouwing van de Achterste Beersdonk en de Blikhalm. Deze grondverkopen riepen overigens nogal felle protesten op met name van de Brouwhuise boeren. Zij hadden de grootste moeite met de verkoop van de woeste gronden op de Weijer, de Kranevlaas en het Loo . Zij stelden voor met name de Rakt intensiever te exploiteren. Dat pleit wonnen ze overigens niet. Parallel aan die nieuwe ontginningen was men er overigens wel zeer alert op om een aantal bospercelen in stand te houden. Zo worden in de jaren 1818/1819 genoemd het Donschotsebos, Schooteindsebos, Hazeldonksebos, Ruthsebos, Singelsebos, Brouwhuisebos en de Weijerse bossen. In Vlierden bleven overigens nog heel wat ' gemene gronden ' onaangeroerd liggen zoals op de Hazeldonkse, Baarschotse en Brouwhuise heide. Pas in de 19e en 20e eeuw is men, mede door de activiteiten van de Heidemaatschappij, ook daar gaan verkavelen en werden dennenaanplanten gerealiseerd, zodat gebieden gingen ontstaan die we nu kennen als terreinen met een voornamelijk recreatieve functie zoals in de omgeving van de Hoeven, de Baarschot, de Bikkels en de Brouwhuiseheide. Daarin zijn momenteel ook opgenomen de oude zandverstuivingsgebieden die Vlierden rijk was. In Brabant zijn over het algemeen drie fasen van zandverstuivingen te onderscheiden. De verstuivingen die reeds ontstaan waren voor de Middeleeuwen, de middeleeuwse zelf en de verstuivingsgebieden die dateren van na de Middeleeuwen. De pre - middeleeuwse komen overeen met lokale verstuivingen rondom de nederzettingen uit de Bronstijd en IJzertijd. De middeleeuwse en post - middeleeuwse zijn in meerdere of mindere mate veroorzaakt door de mens zelf. Door degradatie van de heide onder invloed van de oude vorm van plaggenwinning, in combinatie met bepaalde klimatologische omstandigheden, ontstonden de stuifzanden. Met alle mogelijke middelen probeerde men dit stuifzand buiten de akkers te houden o.a. door aanplant van bomen. Bekend is bv. uit de historie van Bakel dat men daar zoveel last had van stuifzanden dat op een gegeven moment de kerk tot aan haar vensters bedolven was onder een dikke laag stuifzand. Men heeft daar toen vele karren zand afgevoerd.

OUDE WEGEN EN WATERLOPEN

Zowel binnen als buiten de oude dorpskern ontstonden uiteraard

allerlei lokale verbindingswegen en werden ter verbetering van de afwatering sloten of waterlaten gegraven. Verharde wegen waren er nauwelijks. De enige uitzondering bij de uit 1885 daterende opsomming van het totale weggennet is de pas in 1881 aangelegde kunstweg of grintweg die van Deurne via Vlierden naar Asten loopt. In totaal worden er in 1885 maar liefst 59 wegen aangegeven als volgt onder te verdelen:


Benaming Aantal Totale lengte
grote weg 6 10 km 573 m

buurtweg 10 13 km 531 m

veldweg 33 19 km 867 m

akkerweg 4 4 km 456 m

dorpweg 1 94 m

voetpad 4 2 km 552 m

kunstweg 1 1 km 610 m

---


59 52 km 683 m

In die legger van wegen en waterlopen treft men nauwelijks straatnamen aan. Van de 59 wegen hadden er slechts 12 een officiële naam nl. Helmondsedijk, Donkerstraat, Beersdonkseweg, Waterstraat, Venstraat, Haamakkerse-

weg, Molenweg, Astense voetpad, Baarschotsedijk, Leenselseweg, Vlierdensestraat en de Hogenweg.

Over het ontstaan van dit wegennet is vrij weinig bekend. Slechts van drie wegen valt een stukje historie te vertellen. Allereerst de dijk naar Helmond nu bekend als de Vlierdensedijk langs Rijntjesflaas. In 1749 hebben de drossaard en de schepenen "eenen nieuwen dijk moeten doen affsteeken en graven door de heijde linea recta van Vlierden op de stadt Hellemond sonder assistentie van een landtmeeter". Vervolgens hebben de gezamenlijke inwoners van de diverse "rotten" [= buurten of gehuchten] de dijk moeten graven vanaf 'smorgens vier of vijf uur tot zonsondergang. Met afsteken en graven waren in totaal 14 dagen gemoeid, wat redelijk kort genoemd mag worden in acht genomen zoals men schreef "de moeilijkheden in het ruymen van geheele bergen [ de stuifzandgebieden ] en weederom vullen van groote diepten en sijnde bij na(ar) een uur gaans" Het werd dan ook door de plaatselijke overheid betiteld als "extraordinair [ = buitengewoon ] werk!"


[De oude "kunstweg" nabij de Vlierbocht. Bij het huis van bakkerij Schellens [voorheen Cuypers] stond de handwijzer.( foto collectie Frans Weemen]
Op 18 september 1752 geven de rentmeester - generaal van de domeinen en de leenmannen en griffier van de leen - en tolkamer van de stad en Meierij van 's-Hertogenbosch opdracht aan het gemeentebestuur van Vlierden om voor 1 juni 1753 er zorg voor te dragen dat er een dijck weerden geschooten weeder sijden met een sloot van Vlierden op Liessel. De toenmalige president-schepen Lambert Ver-

voordeldonk en de drossaard Petrus de Jong zouden als landmeter moeten optreden en het traject precies uitzetten voordat de bewoners van de diverse buurten aan het werk togen. Na voltooiing van deze nieuwe dijk kreeg Gerrit Peter Beijers opdracht berkeheesters te leveren en deze te planten. Op beide dijken werden bovendien 'zuilen' geplaatst, een soort duikers in waterlopen waar men overheen kon met karren en tevens werden de wegen voorzien van ' handwijzers ' op belangrijke kruisingen. In de oude dorpsrekeningen vallen de diverse handwijzers regelmatig onder de reparatieposten en werden ze van tijd tot tijd van een nieuwe verflaag voorzien.

Ook de aanleg, reparatie of onderhoud van de duikers in de waterlopen, de "zuylen" kwamen voortdurend terug in de dorpsadministratie. Overigens waren de dorpelingen zelf verplicht om dergelijke duikers te maken en te onderhouden. Dit laatste moge blijken uit een verklaring uit 1793 waarbij een 69 - jarige inwoner de schepenen duidelijk maakte dat hij in 1747 op het Schooteind gewoond had en dat hij altijd heeft gehoort en gesien dat een zekere watergoote of zuyle geleegen in en over eene beeke of waterloop allernaast de erve en huysingen door Dirk Jacobs is gerepareert en onderhouden om daarover te varen naer sijn acker genaamd het Neyland alhier in de Weegd. Op verschillende plaatsen in de dorpsadministratie komen posten voor m.b.t. handwijzers en zuilen zoals bv.:

1   ...   37   38   39   40   41   42   43   44   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət