Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə22/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   ...   18   19   20   21   22   23   24   25   ...   45
Deze beide dames bewonen tot in de jaren 80 van de 19de eeuw het kasteeltje op de Baarschot en komen nadien, tot op zeer hoge leeftijd, de renten van hun uitgebreid goederenbezit in de omgeving van Deurne en Vlierden ophalen. Nazaten van de Maurissens heeft men teruggevonden in het Belgische Pellenberg. Wat in Vlierden nog rechtstreekse herinneringen oproept aan het verblijf van deze adellijke familie zijn o.a. het gedachteniskapelletje op het Oude Kerkhof op de plaats waar in 1902 de oude toren werd afgebroken. In de gevel hiervan bevindt zich een steen met de tekst: " Ridder de Maurissens - eersten steen gelegd door de hooggeborene Ernestine Euphrasia Virginia Alexandrine Freule de Maurissens - [2.10.1926]". De andere tastbare herinneringen zijn het wapen van de familie zoals dat is ingemetseld in de voorgevel van huize 'de Vliert' en achter in de kerk vindt men een uit hout gesneden familiewapen. Als vorm van geldbelegging zijn zij eigenaars van nogal wat pachthoeven in Deurne en Vlierden en daarbuiten. Bij notarissen zijn heel wat pachtakten terug te vinden.

In 1965 wordt het aloude 'kasteeltje' definitief gesloopt. De plaats van het theekoepeltje wordt nog steeds gemarkeerd door enkele eikenbomen.

[Het kasteeltje op de Baarschot (foto Pierre van de Meulenhof)]
Als we het lijstje van eigenaren en bewoners er op naslaan dan is daaruit het volgende historisch overzicht samen te stellen:

C 628 [wordt later C 1135/1136]

1736 Simon van den Boomen

1741 Peter van den Boomen

1751 Jan van den Boomen x Jennemarie Simon Konings

1791 Maria van den Boomen x Anthonie Dirk Jacobs

1798 Ignatius Xaverius Josephus de Maurissens

1832 idem - kadastraal bekend onder nr. C 628

vanaf 1869 huisnr. A 13

1869 Ernestina Allegonda de Maurissens


[Tekening van het kasteeltje op de Baarschot van August Sassen uit 1890]
Van de andere bebouwde eigendommen op de Baarschot volstaan we met de eigenaren vanaf 1736, voor zover bekend :
C 664 en 663 [wordt later C 1525]
.... Dries Peter Lamberts Verbaarschot

.... Marij Dries Peters Verbaarschot x Wouter vd Boomen

1736 Jan Peter Driessen [Verbaarschot] x Margareta Wilbert Meulendijks

1746 de weduwe J.P. Driessen

1751 de kinderen Driessen

.... Arnold Evert Meulendijks x Willemijn Jansen Verbaarschot

1791 Peter & Maria Verbaarschot

1792 weduwe Arnold E. Meulendijks

Peter & Maria Verbaarschot

1832 de weduwe Hendrik Maas

1854 Hendrik Maas
C 661

.... Hendrik Aart Thielen x Maria Verbaarschot

1736 de kinderen Hendrik Aart Thielen

1771 Francina vd Vorst weduwe Peter Hendrik Thielen

1798 Jan Heijligers

1832 Jan Heijligers

.... Pieter en Hendrina Heijligers

1873 Martinus Heijligers

C 645 en 643 [wordt later C 1322]

1736 Simon van den Boomen

1741 Peter van den Boomen

1751 Anthony van de Loverbosch x Jenneke Laurens vd Boomen

1776 Willem Verdeuseldonk

1807 Peter Berkvens x Jennemarie van de Loverbosch

1832 Peter Berkvens
[Voorbeeld van een omslag van een pachtakte van de boerderij van Petrus Beijers uit het dossier van notaris Verlinden uit Gemert]
BEERSDONK [1340]
De Beersdonk is zeker een van de oudste gehuchten van Vlierden. Archeologische vondsten op de Achterste Beersdonk hebben reeds aangetoond dat dit gebied, gelegen nabij de Aa, een zeer vroege bewoning heeft gekend. Wanneer de naam zelf precies ontstaan is weten we niet. Hij valt in twee elementen uiteen nl. 'beer' dat wijst op een modderige of moerassige terreingesteldheid en 'donk' dat aangeeft dat ter plaatse een hogere zandkop lag, de latere Beersdonksenakker die als de centrale gehuchtakker bekend wordt. Dergelijke zandkoppen werden heel vaak door vroegere bewoners als verblijfplaats gekozen. De volksmond spreekt ook wel van "de Beersing", waar dus de donk-uitgang vervangen wordt door een ing- uitgang, een verschijnsel dat redelijk veel voorkomt bij de donk- namen. In sommige oude stukken spreekt men van 'die hoghe beersdonc' en 'die hoghe beersing waarmee juist dat gedeelte bedoeld zal zijn geweest dat als een verhoging uitstak boven het beekdalgebied. Rond 1340 vermeldt het hertogelijke cijnsregister de Beersdonk onder de term 'ex bonis ter beersdonc', hetgeen betekent: uit het goed op de Beersdonk. Op dat moment is er sprake van een centrale hoeve, die in latere archiefdocumenten wordt aangeduid als 'dat huys van der beersdonc' [1400]. De families die er in de middeleeuwen hun woonplaats hebben noemen zich consequent 'van der Beersdonk' wat later vervormd wordt tot Verbeersdonk. Er zijn zeer vele akten bekend waarin goederen worden verkocht onder dit gehucht. De interessantste is die uit 1632 waarin duidelijk wordt dat de centrale hoeve in die periode al opgesplitst moet zijn geweest, want er is dan sprake van de Grote en Kleine Beersdonk. Op 28 september 1632 verkopen de kinderen, zowel uit het 1e als 2e huwelijk van Anthonis Jan Ansems en zijn respectievelijke echtgenoten Lijsken Aarts van der Zande en Catharijn van Haendel aan Everart van Eyck en aan Willem van den Kerchove een hoeve die geëxploiteerd wordt door een zekere Goert Peeters en die dan bestaat uit huis, schuren, schaapskooi en landerijen ter grootte van 36 lopensen en ter plaatse genoemd wordt "de groote beer

donck". Buiten de koopsom moeten de kopers van deze hoeve diverse vaste jaarlijkse lasten betalen zoals bv. 6 stuivers en 2 oort cijns aan de heer van Helmond, 8 vaten rogge aan de H.Geesttafel van Helmond, 8 vaten aan de pastorie van Lierop en nog eens 6 vaten aan de H.Geesttafel van Helmond. De oorsprong van deze extra betalingen is praktisch nooit te achterhalen. Tegelijkertijd wordt ook verkocht een hoeve genaamd 'die cleyn beerdonck' met huis, bakhuis, schop en 20 opgaande eikebomen en landerijen ter grootte van 23 lopensen, in gebruik bij Anna de weduwe van Mathijs Janssen. Ook op deze hoeve rusten vaste jaarlijkse lasten zoals 10 stuivers en een 1/2 oort cijns aan de heer van Rixtel, 3 mud rogge aan het convent van Binderen, 8 vaten rogge aan het O.L.Vr.- altaar in de kerk van Deurne, een rente van 5 gl. 5 st. aan Cornelis van Hove de secretaris van Mierlo en tenslotte een jaarlijkse rente van 3 gl. aan Steven Diercx op Brouwhuis. Bijna zes jaren later zijn het de wettige erfgenamen van Willem van de Kerkhof die beide hoeven doorverkopen aan jonkheer Adam van Baexem. Later zijn er in de directe omgeving nieuwere huizen bijgebouwd en ontstond er een gehucht van zo'n 6 tot 8 boerderijen, waarvan de meeste bestaande uit huis, schuur en erf. Merkwaardig is dat in de 18de-eeuwse huizenlijsten nergens gesproken wordt over het gehucht Beersdonk. Het hele gebied tussen Schooteind en Blikhalm heet dan officieel Belgeren en men maakt in die periode dus geen onderscheid tussen Belgeren, Waterstraat, Hertsberg, Voorste en Achterste Beersdonk. Pas in 1792 spreekt men weer van Beersdonk en in 1832 maakt men een duidelijke splitsing in Achterste Beersdonk vallend onder kadastrale sectie A en Voorste Beersdonk ressorterend onder sectie B. Het gebied Achterste Beersdonk is bijna geheel in bezit van slechts twee families !


[schetskaartjes van de Achterste Beersdonk en een stuk van de Nieuwe Erven met de bebouwing uit resp. 1832 (boven) en 1883 (onder) en voorzien van de oorspronkelijke kadastrale nummering. (ontwerp auteur)]
A 443/444

[2 huizen naast elkaar; later A 758/759+760/761]


In 1747 wordt een zekere Thomas van den Heuvel genoemd, die de hoeve kocht van juffrouw Adriana Catharina van Ruelo douairière van Craeyenhoff en juffrouw Sophia Magdalena van Raveschot de Capello. Hij verkoopt de boerderij voor 500 gl. aan zijn kinderen Joost en Cristina, terwijl het pand belast is met 371 gl. en een cijns van 1 gl. 1 st. 12 penn. aan de heer van Vlierden en 3 st. aan de heer van Helmond. Uit een akte anno 1788 valt op te maken dat het huis tevens belast blijkt te zijn met een jaarlijkse rente van 4 gl. en 10 st.aan de heer de Kempenaer rentmeester van de geestelijke goederen in Peelland, een korenrente van 3 vaten en een halve kan aan de heer van Helmond en een rentepacht van 1 gl. en 2 penn. aan de H. Geesttafel an Helmond. Omdat weduwnaar Joost van den Heuvel in 1773 voornemens is opnieuw te gaan trouwen met een zekere Geertruy van Gerwen is hij verplicht een volledige staat en inventaris van zijn roerende en onroerende goederen op te laten maken. De erfgenamen van Jan Dirk Timmermans en Cristina van den Heuvel verdelen de goederen in 1798 onder elkaar. De gegadigden zijn Dirk Timmermans, Michiel

Timmermans, Jan Jansen gehuwd met Hendrina Timmermans en Willem Joseph Martens gehuwd met Anna Maria Timmermans. In de eerste helft van de 19de eeuw [ca.1832-1840] vindt er een verbouwing plaats en krijgen de beide percelen nieuwe kadastrale nummers nl. A 759 en A 760. Op 6 juni 1902 komen de 7 kinderen van wijlen Johannes Maas en Anna Maria van Heugten bij elkaar vanwege een erfdeling. Huis en landerijen worden toegewezen aan Johannes Wilhelmus Maas. Het gehele complex omvat op dat moment 13 ha.42 are en 60 ca. Uit een recent gesprekje met de huidige bewoners, de familie Manders, werd duidelijk dat volgens mondelinge overlevering van vader op zoon nog steeds het verhaal de ronde doet, dat ter plaatse om het gehele complex heen op elkaar aansluitende sloten gelegen zouden hebben of een soort omgrachting. Uit de bronnen is dit verder niet bekend, maar de overlevering kan soms interessante details aan het licht brengen.


[Een oude vervallen schop aan de Heitveldweg. (foto Pieter Koolen)]
[Boerderij op de Achterste Beersdonk, (foto Pieter Koolen)
Eigenaren Bewoners
1736 Juffrouw Craijenhoff Thomas Fransen

1746 Thomas vd Heuvel Thomas vd Heuvel x Mechtelt Koppens

1751 Cristien Thomas vd Heuvel

x Jan Dirk Timmermans

en Joost Thomas vd Heuvel

x Geertrui Francis v Heugten

1756 Jan Dirk Timmermans

1771 weduwe Jan Dirk Timmermans

1787 Jacob + Willem vd Heuvel

1788 Francis van den Heuvel Hendrik Hendrik Meulendijks

1791 weduwe Jan Timmermans

1798 Dirk Timmermans Dirk Timmermans

1832 Francis vd Heuvel Francis vd Heuvel x Joanna Dirks

.... kinderen Maas kinderen Maas

1902 Joh.Wilh.Maas
A 539 [wordt later A 1018]

Eigenaren Bewoners

1832 wed.Willem vd Putten wed.Willem vd Putten

1885 familie vd Weijer familie vd Weijer

1892 Karel Manders Karel Manders
[schetskaartjes van de Voorste Beersdonk met de bebouwing uit resp. 1832 (boven) en 1883 (onder) en voorzien van de oorspronkelijke kadastrale nummering. (ontwerp auteur)]
Op de Voorste Beersdonk zijn 2 oudere hoeven van belang, mogelijk ook ontstaan vanuit een hoevesplitsing, nl.de huizen B 152 en B 156. Ze worden in de 19de euw beide verbouwd en krijgen ook andere perceelsnummers resp.B 658/660 en B 482/495.
B 152 [wordt later B 658]

De familie van Heugten komt op 5 okt.1772 bij elkaar om een scheiding en deling aan te gaan.

In 1790 wordt ten woonhuize van Jacob Dirk Jacobs, die ziek op bed ligt, het testament opgemaakt ten behoeve van zijn 5 in leven zijnde kinderen, waarbij de beide meerderjarige zonen Francis en Dirk benoemd worden tot voogd over de minderjarigen. De familie Jacobs is honkvast. Na de verdeling van de nalatenschap in 1866 wordt het gehele goed ter waarde van f 3600, = gegeven aan Peter Verhoysen. Francis Jacobs ontvangt landbouwproducten en schuldbekentenissen ter waarde van f 3600, = en Johannes Jacobs het vee en de landbouwgereedschappen ter waarde van f 3600, =.
Eigenaren Bewoners

1736 Reijner Janssen onbewoond

1741 Arnoldus Reijnder van Heugten

1756 Arnoldus R.v.Heugten gehuwd met Francina Aart Thielen

1772 Hendrik Arnold v Heugten

en Jacob Dirk Jacobs

1776 Jacob Dirk Jacobs Jacob Dirk Jacobs x Jennemarie

van Heugten

1791 kn.Jacob Dirk Jacobs kn.Jacob Dirk Jacobs

1798 Francis Jacobs x Helena van Hout

1832 Francis Jacobs Francis Jacobs

.... Jacobus Jacobs Jacobus Jacobs x Goordina v Horik

1866 Peter Verhoysen Peter Verhoysen x Hendrika Jacobs

1902 Peter van Hoof Peter van Hoof

1906 Johannis Smits Johannis Smits

1910 Arnoldus van Bussel Arnoldus van Bussel

1920 Petrus van de Ven Petrus van de Ven
B 156 [wordt later B 482/495]

In september 1781 melden zich bij de schepenen Peter Aarts en Peter Beijers de erfgenamen van Jan Reijnders van Heugten en Jennemarie Jan Dirks van den Heuvel die met elkaar een scheiding en deling van de goederen willen regelen. In die akte wordt gesproken over een huis, schuur, schop, schaapskooi en hof waar de ouders hebben gewoond en zijn overleden. Onder de landerijen noemt men :

een akker achter de schuur 8 lop.

het perceel met de naam de Hofstad 2 lop.

de akker naast Maassen of Kamp 7 lop. 20 roeden

het perceel de Garstkamp 1 lop. 12 roeden

de helft van de akker het Hoogveld 1 lop. ca.37 roeden

een akker in de Hoef 2 lop. 36 roeden

het groesland het Aangelag 1 lop.

het groesland achter het Leegveld 8 lop.

groesland het Snoecxveld 3 lop.

hooiland de Heihorst aan de Bleek 8 lop.

hooiland in het Goor gen. de Coensert 2 lop.

hooiland in het Goor

gen. het Kakhooi 4 lop.

hooiland in het Goor 1 lop.

hooiland in de Weert 1 lop. 10 roeden

hooiland op Belgeren 1 lop. 12 roeden

hooiland het Wolfschot 1 lop. 25 roeden

twee horsten in het Goor 37 roeden

hooiland in het Wolfschot 25 roeden

groesland het Koeveld 1 lop.

hooiland genaamd het Koeveld 1 lop.

hooiland in het Goor 1 lop.

hooiland onder Asten in de Bunder 4 lop.

hooiland in het Goor gen.de Blankert 1 lop.

heiveld genaamd de Heihorst 2 lop.

Eigenaren Bewoners

.... Jan van Bree Jan van Bree x Johanna Ma.v. Heugten

1832 Renier van Bree Renier van Bree x Ma. Verdijsseldonk

1869 Martinus Biemans Martinus Biemans x Joh.Ma.van Bree

1913 Willem Biemans Willem Biemans


[Boerderij aan de Voorste Beersdonk, die destijds werd bewoond door Fried Aarts. Inmiddels is het pand ingrijpend verbouwd en eigendom van de firma Keijsers en de Klijn. (Fotocollectie Pieter Koolen)]

[advertentie notaris van Riet in de Zuidwillemsvaart m.b.t. de verkoop van de boerderij van de kinderen van Peter Verhoysen (Gem.Archiefdienst Helmond)]

Onder het pastoraat van Pastoor Gijzels wordt dit gehucht van de moederparochie afgesplitst en voortaan onder de parochie Brouwhuis gerekend. Uit een oud huisbezoekboekje van de latere pastoor Peters valt af te leiden dat met de afsplitsing van de parochie Brouwhuis de "Beersdonkse" en "Raktse" families, genummerd van 98 - 108, bij de nieuwe parochie worden ingedeeld. Deze namenlijst vindt u op de laatste pagina van dit hoofdstuk.

[Advertentie van notaris van Riet in de Zuidwillemsvaart met betrekking tot de verkoop van een deel van de inboedel va de boerderij van de kinderen van Peter Verhoysen (Gemeentelijke Archiefdienst Helmond)]

BELGEREN [1393]

De huidige naam van dit gehucht is enigszins misleidend. De alleroudste schrijfwijzen nl."ten Beirgelen, ten Beirghulen en ten Bergelen" staan het dichtste bij het natuurlijke landschap zoals dat werd aangetroffen bij de eerste ontginningsactiviteiten in dit gebied. De naam valt in twee elementen uiteen nl."berg" en "lo" en verwijst naar een bosontginning op hoger gelegen grond. Naamkundig behoort dit gehucht tot de zgn. lo-namen, waarbij de uitgang -elen te beschouwen is als een verkleinvorm van - lo. In wezen zijn de beide naamelementen nog terug te vinden in het zeer oude, uitgestrekte en open akkercomplex dat de naam draagt "d'n Bergakker" en het tussen het huidige Belgeren en Voorste Beersdonk gelegen gebied wat vroeger werd aangeduid met "het Loo" met zijn Looakker. Dit gehucht is een typische straatnederzetting met links en rechts van de straat de bebouwde eigendommen. Komend vanuit de dorpskom van Vlierden boog men vroeger bij het driehoekig pleintje aan het Schooteind via een zandweggetje af naar dit gehucht. Wie van de Baarschot kwam volgde de aloude Astense voetpad die achter de kapel door tussen de akkercomplexen Weegt en Singel liep en ter hoogte van het Hagelkruis overging in een andere zandpad richting Belgeren. Uiteindelijk bereikte men van daaruit, afdraaiend langs de Belgerense akkers, de Belgerense watermolen en de grensovergang met Asten bij de Belgerensebrug. Al heel vroeg in de 14de eeuw [1340] wordt de familienaam van Bergelen geïntroduceerd in de oude leenregisters van de hertog van Brabant, waarin als eigenaren van het leengoed de Ravenakker een zekere Mercelis van Bergelen en Art van Bergelen worden genoemd, die zich later "omdopen" tot van de Ravenakker. We hebben een sterk vermoeden dat het hier telgen van adellijke families betreft die nu eens "van Asten" heten, dan weer "van Bergelen". Een chronologische namenlijst over de 14de en 15de eeuw ondersteunt deze hypothese met de volgende persoonsnamen:


1368 Willem Ysbouts van Asten

1368 Goyart van Beirgelen

1397 Henrick Stakenborch van den Beirgelen

1422 Hendrick Ysbouts van Bergelen

1422 Katelyn Ysbout Ysbouts van Bergelen

1422 Margriet dochter van Ysbout van Bergelen

1422 Sofie dochter van Ysbout Ysbouts van Bergelen

1424 Ysbout van Beirgelen

1425 Ysbouts Ysboutssoen van Beirghelen

1425 Gerit Ysboutssoen van Beirghelen

1435 Jan Ysbouts van Beirgelen

1436 Joffrouwe Margriet van Beirgelen

1446 Heilwich dochter van Ysbout van Asten

1446 Henrick natuurlijke zoon van Ysbout van Asten [van Cuyk]

1456 Jan Geritssoen van Bergelen

1456 Wouter Henrick Ysbouts van Bergelen

1460 Jan Geritssoen van Beirgelen

1456 Jan Zuermont zoon van Rutgher van Berghelen

1461 Wouter Henrick Ysbouts van Beirgelen

1473 Henrick van Kuyk Ysbouts van Bergelen

1491 Marten Janssoen van Bergelen
Evenals in de andere Vlierdense gehuchten is in de beginfase van het ontstaan van Belgeren vermoedelijk sprake van één centrale hoeve bekend onder de benaming de Bergelse hoeve of "tgoet ten Beirghelen". Deze hoeve is verbonden met de Belgerense watermolen en wordt gedurende de gehele 15de eeuw aangehaald in een grote variatie aan transportakten. Reeds in 1393 blijkt de edelman heer Dirk die Rover of de Roovere, tevens leenman van de abdij Echternach, in het bezit te zijn van dit goed "ten Beirgelen". Hij verkoopt in dat jaar deze hoeve, mede door toedoen van twee Luikse kanunniken te weten Jordaen Brant en Jacob Grey, aan het kapittel van St.Jan te 's Bosch en alle latere pachters betalen aan dit St.Janskapittel een vaste last. In 1431 is eigenaar van 'ten Bergelen' een zekere Jacob Tijt van Wijck. Vier jaren later worden als eigenaars vermeld Hendrik van Berkel de natuur-

[schetskaartjes van Belgeren met de bebouwing uit resp. 1832 (boven) en 1883 (onder) en voorzien van de oorspronkelijke kadastrale nummering. (ontwerp auteur)]

lijke zoon van mr. Hendrik van Berkel en de zonen van Ysbout van Bergelen, tevens bezitters van een deel van de tienden van Vlierden. De tussenkomst van de kanunniken van de St.Jan blijkt duidelijk door het optreden in 1459 van een zekere kanunnik de heer Peter Buekentop. Heer Jan Robbilart kanunnik te Oirschot, die "tgoet ten Bergelen" gerechtelijk heeft gekocht van heer Dirk die Rover, transporteert de hoeve aan Daniel Amelis Mauwarts, die op zijn beurt zijn deel in het totale complex op 12.6.1495 overdraagt aan de kerkmeesters van de St.Jan van Den Bosch. Uiteindelijk komt na overlijden van jonker Jan van Doerne, de grootvader van Floris, de hoeve toe aan Jonker Floris van Wittenhorst. Een zekere Aert Joesten belooft op bamisdag [= 1 okt.] 1612 een rente van ruim 31 gulden te betalen aan jonker Floris "uyt huys hoff hofstadt landen weijden schueren ende hoijbempden ende tsamenliken die geheele hoeve genampt bergelen". De gebruiker of pachter op dat moment is Ida de weduwe van Wilbert Jacobs. Na overlijden van Floris volgt jonker Wolphart van Wittenhorst, heer van Deurne, die de hoeve in 1615 wettelijk verkoopt aan Gevart Gevartssoen van den Grave. Naast zowel de watermolen als de oliemolen is in die akte sprake van eene hoeve lants bestaende ut huysingen, schuere, scaepskoye, hoven, gronden ende ackerlanden al aen malcanderen gelegen ende oic van houtwassen ende alle andere gerechticheden ende toebehoorten der selver. Als vaste lasten moet men jaarlijks opbrengen een cijns van 45 gulden aan het kapittel van Oirschot en een cijns van 29 gulden aan Govart Gerartssoen van den Grave. Overigens is het zeer moeilijk te achterhalen langs welke weg al die speciale lasten ontstaan zijn. In 1649 verkoopt mr. Huybrecht Cocx de zoon van molenaar Laureyns Cocx aan de heer Johan Donckers, voogd over de 3 kinderen van Catharina Donckers [en Hendrik Herincx] een cijns van 25 gulden uit het vierde deel van een hoeve en een watermolen te Belgeren, op welke hoeve als pachter werkzaam is een zekere Wilbort Reynders. Op dat moment bestaan de vaste lasten uit o.a. 45 gulden aan het kapittel van Oirschot, 2 stuivers en 2 oortjes cijns aan de heer van Rixtel, 25 gulden aan het convent bij de Tolbrug te 'sBosch en 25 gulden aan het convent van de Clarissen in dezelfde stad. In 1658 is sprake van een rente van 50 gulden die Willem van Boshuysen, gemachtigd door de heer Philips van Leefdael, als erfgenaam van vrouwe Barbara baronesse van Leefdael, verkoopt aan de heer Johan Gans oud-president van de stad Den Bosch. Vrouwe Barbara had die rente op 10.4.1652 verkregen via Anthonis Janssen van der Heijden zoals blijkt uit haar testament dat zij laat passeren voor notaris Thomas Janssen van Turnhout op 17.10.1652. Vanaf begin 18de eeuw wordt de benaming Bergelse hoeve wat gebruikelijker. Vermoedelijk vanwege de oorlogsomstandigheden in de beginjaren van de 18de eeuw blijkt de toenmalige pachter niet in staat om de dure pachtpenningen op tijd te

betalen. Er volgt dan ook een proces en uiteindelijk zijn het de Eindhovense schepenen Francis van Doorn en Johan van Enneten die in naam van Servaas Neijnens, een Eindhovense koopman, de inbeslagname van de goederen regelen en de Bergelse hoeve transporteren aan de heer Gerard van der Renne, koopman in lijnwaad. In die akte wordt gesproken over de Bergelse hoeve bestaande in huysinge stallinge schuere schaepskoye schop boomgaert aengelach weij ende saeylanden mitsgaders ap- en dependentien van dien te Vlierden ende nu noch bewoont gebruyckt ende gecultiveert wort bij Hendrik Ysbouts. Aan de hoeve zijn bovendien bepaalde privileges verbonden. Men mag nl. vrij en ongehinderd in de hei "torven en vlaggen" en ten behoeve en tevredenheid van de ingezetenen van Vlierden is men gerechtigd een stier te houden. Na overlijden van Gerard van der Renne is zijn weduwe, juffrouw Elisabeth van Rijsingen, de boedelhoudster en erfgenaam zoals uit stukken van notaris Willem van den Hurk valt af te leiden. In 1749 geeft zij volmacht aan de koopman Daniel van Enneten uit Eindhoven en Pieter van Moorsel uit Helmond en de koopman Johan Baptist van Trijst uit Antwerpen, om namens haar de Bergelse hoeve in vrije eigendom te transporteren aan Marten Janssen van Bree voor een som van 1735 gulden en de jaarlijkse last van 45 gulden aan het kapittel van Oirschot. De nieuwe eigenaar was gehuwd met Catharina Manders.


[Boerderij aan de Belgerenseweg bewoond door de familie Vinken, voorheen C 375 (foto Pieter Koolen)]
Over de 18de eeuw staan de volgende eigenaren en bewoners geregistreerd :
C 372 [wordt later C 1318]

Eigenaren Bewoners

1736 Gerard van der Renne Jan van Bree

1746 weduwe Gerard van der Renne

1751 Marten van Bree Marten van Bree

1786 Rijnder van Heugten

1816 Arnoldus Rovers x Maria van Bree

1832 weduwe Arnoldus Rovers


C 375 [wordt later C 1316]
1790 Wilbert van Bree

1832 Johannes Wilhelmus van Bussel uit Lierop

In 1790 vindt er een scheiding en deling plaats van alle goederen van Marten van Bree en Catharina Manders. De vijf erfgenamen zijn onder meer Peter van Bree, Jan van Bree, Wilbert van Bree, Maria van Bree en Hendrina van Bree, de laatste gehuwd met Peter Jacobs. Hieruit blijkt dat Marten van Bree bepaald niet tot de armste ingezetenen gerekend hoeft te worden. Ieder kind krijgt zijn/haar deel: Peter van Bree een huis schuur stal en hof in de Straat in de omgeving van herberg de Zwaan met de nodige landerijen; Jan van Bree

1   ...   18   19   20   21   22   23   24   25   ...   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət