Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə23/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   ...   19   20   21   22   23   24   25   26   ...   45

een bedrag van f 1400 die zijn broer Wilbert aan hem moet betalen; Hendrina van Bree eveneens f 1400 te ontvangen van haar zus Maria; Wilbert van Bree als deel van de Belgerense hoeve het "nieuwe huis" [C 375] met de helft van een aantal landerijen; Maria van Bree krijgt het "oude huis", de oorspronkelijke Belgerense hoeve [C 372], toegewezen met de helft van een aantal landerijen. Tegenover het nieuwe huis wordt een nieuwe schuur gebouwd aan de andere kant van de straat [C 396].

In de notariële stukken van notaris van Riet uit Deurne worden over de gehele 19de eeuw verder geen bijzonderheden meer aangetroffen over beide hoeven. Het kan zijn dat de eigenaren zich gewend hebben tot een notaris uit een andere plaats !
[Overzichtsfoto van boerderijen aan de noordzijde van de Belgerenseweg op het gehucht zelf. (foto Pieter Koolen)
DE FUNDATIE VAN ALEIDA VAN BERKEL [C 444; WORDT LATER C 1369]

Een van de boerderijen met een eerbiedwaardig lange en interessante historie is de hoeve die nu bewoond wordt door Jan van Dijk. Eeuwenlang is deze boerderij gepacht door de familie Koolen en gaat het pachtcontract steeds over van vader op zoon. In de 18de eeuw treffen we haar herhaaldelijk aan in de administratie van een Bosch' gasthuis en wordt ze genoemd "de fundatie van Juffrouw Aleida van Berkel" . Aleida van Berkel is een zeer goed gesitueerde Bossche dame die op 4 november 1536 door Simon Bax, klerk van het Luikse bisdom, haar testament laat vastleggen. Zij is op dat moment de weduwe van de Bossche raadsheer Jan van Berkel en bezat o.a. hoeven te Schijndel, Geffen en Vlierden, drie huizen in de stad Den Bosch en verkrijgt inkomsten uit talloze renten. De testamentaire akte spreekt over een zekere Catharina, de natuurlijke dochter van haar overleden echtgenote. Een aantal van haar goederen, waaronder de Vlierdense, krijgen een nieuwe bestemming en worden ingezet voor arme schamele weerlicke persoenen, knapen ende meechden van goeden leve om hen materieel en geestelijk te ondersteunen. Zij komen dus onder een stichting of fundatie te vallen. Deze Aleida van Berkel-fundatie bezit in die tijd o.a. de volgende goederen en renten :

* een erfelijke cijns van 10 pond per jaar gevestigd op onderpanden te Nederwetten

* een erfelijke pacht van 9 mud rogge per jaar gaande uit de hoeve Bussel onder Asten

* twee erfelijke renten van respectievelijk 3 Arnoldusgulden en 2 Beierse guldens per jaar uit onderpanden te Macharen

* een perceel land te Beek bij Aarle

* twee percelen land te Schijndel

* een perceel land te Gemonde

* een erfelijke rente van 4 pond per jaar gevestigd op goederen te Schijndel als eigendom van een zekere Margriet van den Bogart.
[Een oude opname van de fundatiehoeve op Belgeren. (Fotocollectie Pieter Koolen)]
Nu verbond men natuurlijk in die tijd aan de oprichting van een fundatie bepaalde voorwaarden. Aleida van Berkel laat die helder omschrijven en vraagt uitdrukkelijk de volgende condities testamentair vast te leggen:

1. Lambrecht van den Broeck en Rutger van Berckel worden aangewezen om jaarlijks uit de arme personen een man en een vrouw te kiezen om rechtstreeks te ondersteunen en deze taak dient na hun overlijden over te gaan op hun naaste bloedverwanten.

2. De gekozenen ontvangen ieder eenmalig 50 gulden.

3. Bloedverwanten van Aleida of van haar overleden echtgenoot moeten de voorkeur krijgen.

4. Er zou iemand moeten worden aangewezen om de goederen in de wijde omtrek goed te administreren, een soort rentmeester.

5. Jaarlijks moeten de ontvangsten van de goederen worden afgedragen aan de begevers.

6. Als de opbrengsten uit deze goederen minder dan 100 gulden bedragen dan moet het ontbrekende deel worden aangevuld uit haar overige goederen.

7. Is de opbrengst meer dan 100 gulden per jaar dan zou het overschot besteed moeten worden aan de Bossche huisarmen.

8. Jaarlijks moet in tegenwoordigheid van de oudste schepen van de stad rekening en verantwoording worden afgelegd door de administrateur aan de begevers.

9. Het recht van benoeming en ontslag van de administrateur, alsmede de bepaling van diens salaris, komt toe aan de begevers.

10. De oudste schepen krijgt voor zijn inspanningen 14 stuivers per jaar uitgekeerd.

11. Als de begevers niet tot overeenstemming kunnen komen moet de oudste schepen in de keuze voorzien.

Dankzij de bewaarde administratie van de fundatie zijn er nog rekeningen bekend uit de jaren 1605-1608 en vanaf 1712 vrijwel ononderbroken tot 1805. In de oudste rekeningen wordt overigens geen melding gemaakt van de Vlierdense hoeve, die men ook wel Belgerense hoeve noemde, niet te verwarren met de centrale Belgerense hoeve ! In 1712 blijkt uit de aantekeningen dat voor dat jaar een zekere Jan Peter Slegers op de hoeve heeft gewoond, die bij de afrekening in 1712 nog 13 gulden 16 stuivers en 6 penningen schuldig was gebleven aan de fundatie. In 1712 was Slegers overleden en was het voor de dienstdoende rent-

meester van de fundatie blijkbaar moeilijk te achterhalen wie de erfgenamen waren. In de rekening van 1715-1719 tekent daarom rentmeester Adam Schouw het volgende op: Vlierden ... een hoeve lants met alle haere geregtigheden en toebehoorten van dien als huijs, hoff, schuere, teulant en hooybeemde, gelegen in de parochie van Vlierden onder de jurisdictie van Doorne met nogh twee sillen hooylants onder Helmont .... is verpacht aen Peter soone Dirck Peter Coolen voor ses jaeren om op Pincxteren 1713 aen te vaerden voor de somme van seven en veertigh gulden vrij gelt des sal den huerder betaelen alle lasten hoe de selve souden mogen wesen. Op 5 april 1803 gaat de bijna 72-jarige Dirk Coolen voor 2956 gulden en 5 stuivers over tot koop van het gehele Vlierdense goed.


[De gemoderniseerde fundatiehoeve thans bewoond door de familie van Dijk aan de Belgerenseweg. ( Fotocollectie Pieter Koolen )]
Een lijst van pachters en na 1803 van eigenaars :

ca.1613 Mathijs Peters en zijn zoon Reynder

ca.1700 Jan Peter Slegers gehuwd met Helena Peter Coolen

1713 - 1759 Peter Dirck Coolen daarna de zoon

1759 - 1804 Dirck Peter Coolen daarna de weduwe

1804 - 1807 Maria Huibert Smits daarna haar zoon

1807 - 1832 Huibert Dirk Coolen daarna zijn zoon

1832 - 1836 Lambert Koolen daarna diens weduwe

1836 - 1857 Jenneke Brunas daarna haar zoon

1857 - 1912 Pieter Koolen daarna zijn zoon

1912 - 1946 Tinus Koolen daarna zijn schoonzoon

1946 - 1969 Harrie van Dijk daarna zijn zoon

1969 - heden Jan van Dijk
BLIKHALM [1399]

Als er één gehucht is waarvan de naam sterk verbasterd is dan is het de Blikhalm. In 1399 komt een aantal leden van de familie van Bruheze bijeen in het huis dat toen genoemd werd "den Blichellinc" om er een bepaalde betalingsregeling te treffen. Een zekere Johanna, dochter van wijlen Ysbout van Asten en weduwe van Hogart van Bruheze spreekt op die bijeenkomst over haar toekomende recht op de twee hoeven nl. "ter Erpendonc" en "de Blichellinc", alsmede haar recht op een deel van het vee. Deze hoevenaam is gebaseerd op twee naamkundige elementen nl.'blik' en 'helling'. Het woord "blik" verwijst naar iets blinkends, iets wat een spiegelend effect heeft, in dit geval een waterachtige terreingesteldheid, omgeven of als het ware

ingeklemd tussen een donk, een hogere zandkop of hellend landschap. Aan de ene zijde is dat de Erpendonk en aan de andere zijde de Blikhalm zelf, waar de bebouwing werd gerealiseerd. Op die locatie ligt nl.tussen die twee hoger gelegen delen een depressie in de vorm van een hooilandencomplex, wat later bekend zou worden onder de naam "de Watervennen". Ter plekke werd in de Middeleeuwen turf gestoken en werd de bodem uitgediept. Het is in dit verband niet verwonderlijk dat reeds in 1438 gesproken wordt over een "stuc torfmoers after den blichellinc".

De naam kent diverse schrijfvarianten zoals bv. Blichellinc, Blechellinck, Blinckhellinck, Blichallen, Blichelmer en Blickhalff om dan tenslotte vanaf ca.1630 definitief tot Blikhalm uit te groeien.


[schetskaartje van de Blikhalm en Brouwhuis met de bebouwing uit resp 1832 (links) en 1883 (rechts) en voorzien van de oorspronkelijke kadastrale nummering (ontwerp auteur)]

Rond 1400 heeft Willem Aertssoen van Doernen, gehuwd met een zekere Elisabeth [van Bruheze ?], de hoeve in eigendom. Een deel ervan staat hij in 1438 af aan zijn zwager Aert Goyart Thijssoen. Rond diezelfde periode behoort een ander deel toe aan meester Jan van Hyntham, de zoon van Wouter van Hyntham. Mr. Jan was van beroep klokkegieter en getrouwd met Jutta de dochter van Aert van Doernen, een zuster dus van bovengenoemde Willem. Via Lucia, de weduwe van Dirk van Strahlen en dochter van Willem Loijer, de natuurlijke zoon van mr. Jacob Greij, is het uiteindelijk Dirk Jans van Bruheze die er de scepter gaat zwaaien. Hij bezit de hoeve vanaf 1462 tot ongeveer 1487. Onder zijn bewind wordt de hoeve met enige regelmaat verpacht. Dirk heeft bovendien een zuster joffrouwe

Wauterke die is ingetreden in het klooster van O.L.Vr. van Munster te Roermond en die ook "aandelen" in de Blikhalm heeft. Voor Marcelis Peterssoen de Visscher was het heel lastig om zijn landerijen in de directe omgeving van de Blikhalm vlot te bereiken. Dirk Jans van Bruheze sluit daarom een akkoord met hem, mede voor al zijn nakomelingen, waarin hem wordt toegestaan "over de hoeve te rijden" en hij mag er bovendien ook paarden, ossen en vee drijven, maar schapen zijn verboden ! In 1487 is het Aert Mathijs Houtloex die in naam en ten behoeve van Simon van Gheel, een zwager van Dirk van Bruheze, de hoeve koopt. In 1511 wordt ze voor 8 jaren verpacht door Jan Strick in naam van de kinderen van Jan Heijm. De nieuwe pachter wordt Jan Janssoen van de Zande voor een jaarlijkse rente van 7 Rijnsguldens. Buiten deze financiële verplichting had de pachter zich ook te houden aan de volgende pachtcondities :
[Het oude Blikhalmslaantje dat rechtstreeks leidde naar de drie boerderijen van het gehucht. Inmiddels heeft "groeistad Helmond" dusdanig ingegrepen dat er nu geen enkele hoeve meer van over is. (Foto Pieter Koolen)
* daar waar het noodzakelijk is moet hij het dak laten dekken met 6 vimmen of vijmen stro en hij zal de strodekker zelf van eten en drinken moeten voorzien

* hij moet gebruik maken van zijn eigen vee en dus niet van een deel van de veestapel van de verpachters

* verwacht wordt dat hij timmerwerk aan het huis laat verrichten als de staat van onderhoud dat vereist en het daartoe nodige gereedschap zal hij zelf moeten halen

* men verwacht dat hij de landerijen "in goede toelinge" zal houden

* bovendien verlangt men van hem dat hij naast de afgesproken pachtsom ook nog betaalt

- 2 mud rog Helmondse maat aan enkele personen te Sint Oedenrode

- 5 mud rog Helmondse maat aan de erfgenamen van Jan Sterkens

- 2 mud rog Helmondse maat aan meester Philip Sweers

- 1 mud rog aan Peter van Amerongen

- de bestaande grondcijnsen aan diverse lokale heren.


In 1524 verschijnt ten tonele Ghijsbertus de zoon van Johannis Heijm en gehuwd met juffrouw Elizabeth de dochter van Simon van Gheel als nieuwe eigenaar. In de periode 1540-

1575 heeft men blijkbaar geld nodig want er worden nogal wat renten uitgegeven zoals bv. een rente van 9 gulden aan Goyart Moels. Hendrik Willemssoen van Eijck, gehuwd met Lijsbeth de dochter van Jan van de Zande geeft een rente van 3 gulden uit aan Hendrik Janssoen van de Zande, gevolgd door een van 2 gulden en van 21 gulden. Uit een van die akten blijkt nog eens overduidelijk dat het gebied rondom de Blikhalm, aangeduid met Kloostereind, toch wel terug te voeren is op het klooster van de Norbertijnen te Postel. In 1570 immers wordt een rente van 9 gulden uitgegeven uit de hoeve "de Blyckhelling" aan de ene zijde belend door de "erffenisse des heere offte godtshuyse van Postel". De familie van de Zande en de achtereenvolgende erfgenamen blijven op de hoeve wonen. Zo kennen we inmiddels :


Lenart Janssoen van de Zande

Jan Verhagen van Doerne als zwager van Jan Lenarts

Peerken Lenartssoen van de Zande gehuwd met de weduwe van Jan Ceelkens Verhagen

Peter Jan Lenarts

Jan Willems gehuwd met Meriken Peter Jan Lenarts

Lenart Driessen gehuwd met Lijsken Jan Lenarts van der Sanden

Jan Janssen van Gemert de zwager van Lenart Jan Peters.
Met deze laatste zijn we intussen gearriveerd in de eerste helft van de 18de eeuw en dan hebben we zekerheid over het bestaan van meerdere hoeven ter plaatse. In 1753 is er zelfs sprake van het 'oud huis' met klein schuurke en bakhuis met de hof achter het huis en het nieuwe huis tegenover het oude huis en gelegen aan de Meulenkamp.

In hoeverre er rond 1600 al meerdere boerderijen staan is uit de gepasseerde akten niet af te lezen.


[Het oude slingerweggetje waaromheen de bebouwing lag geconcentreerd. De Blikhalm leek een wat geïsoleerd gehucht. (Foto Pieter Koolen)
Hoofdrolspelers in de 18de eeuw zijn op d'n Blikhalm met name Hendrik Hendrik Meulendijks, Jan Wouters van der Heijden, gehuwd met Cristina de dochter van Jan van Gemert, Thomas Canters gehuwd met Dorothea wiens vader Hendrik Jan Meulendijks en wiens moeder Elisabeth Andriessen Verhees was en uit de derde Blikhalmse hoeve mag zeker niet onvermeld blijven Teunis Driessen Verhees. De lijst

van hoevenaars wordt ondersteund door de huizenlijsten over de periode 1736-1798. Daarin vinden we 3 huizen vermeld onder de nummers 66, 67 en 68, maar waarbij aangetekend moet worden dat er tussen 1751 en 1781 op dit gehucht drie andere woningen tussen geplaatst zijn nl. huis nr.88 in 1756 gebouwd door Thomas Goort Canters [afgebrand in 1795 !], huis nr.96 uit 1776 wat het nieuwe armenhuisje is door de gemeente gebouwd tussen nr.66 en 88 en wat wordt bewoond door Anthony Verbakel en tenslotte huis nr.101 geplaatst tussen nr. 66 en 68 waarvan Thomas Canters ook eigenaar blijkt te zijn vanaf 1781. Deze bouwactiviteiten worden ondersteund door de informatie die we hebben over afgesloten leningen in die tijd zoals bv.

Hendrik Meulendijks leent bij Arnoldus Lenarts f 400, bij Antonie Ramaer f 65 en bij Johan van den Boomen de molenaar van Stipdonk nog eens f 200. Jan Wouters van der Heijden leent bij de kinderen Vervordeldonk f 400., bij mejuffrouw Wilhelmina Ramaer te Gouda f 300.

De familie Verhees verkoopt publiek de hoeve van Teunis Driessen Verhees aan Jan Wouters van der Heijden. Dat gebeurt in 1761 in het bijzijn van de volgende personen :


Thomas Teunissen Verhees uit Vlierden

Peter Theunissen Verhees uit Mierlo

Leendert Teunissen Verhees uit Deurne

Willem van Dijk uit Lierop namens zijn vrouw

Jan van Lierop uit Mierlo namens zijn vrouw

Gijsbert van Bijsterveld gehuwd met Anneke Teunis Verhees

met zijn 4 kinderen Johanna, Antonetta, Dirk en Mieke

Peter Hendrix uit Aarle Rixtel gehuwd met Cristina Teunis Verhees

Jan van Deursen uit Heeze/Leende gehuwd met Elisabeth Teunis Verhees en zijn kinderen Jan en Johanna.
Bij de erfdeling in 1790 tussen de kinderen van Thomas Canters en Dorothea Meulendijks krijgt Johannis van Tilburg gehuwd met Elisabeth Canters het oude huis en Willem Michiel Martens gehuwd met Jennemarie Canters het "lege huis", op dat moment dus onbewoond !

De huizenlijsten geven ons de volgende informatie ten aanzien van eigenaren en bewoners, waarbij verder de lijn wordt doorgetrokken na 1832, voor zover de huidige onderzoekgegevens het toelaten :


A 344

Eigenaren Bewoners

1736 Hendrik Hendrik Meulendijks Hendrik H.Meulendijks

1781 Anthony Ramaer

1786 Antonie Reloe

1791 Willem van Lierop

1798 Johannis van Tilburg Johannis van Tilburg

1832 Johannis Verbeek

.... Johannis Neervens Johannis Neervens

1857 Johannis Swinkels Johannis Swinkels

1874 Johannis Swinkels namens

Francina Neervens


A 313

Eigenaren Bewoners

1736 Jan van Gemert Jan van Gemert

1751 Jan Wouters van der Heijden Jan W.vd Heijden

1798 Mechelina van der Doncq Mechelina van der Doncq

1832 weduwe Johannis vd Heide wed.Johannis vd Heide

1867 Jan van der Heijden Jan van der heijden

1868 Christiaan Maas Christiaan Maas

1885 kinderen Maas kinderen Maas

1894 Gerard van Kessel Gerard van Kessel

Op 9.6.1868 volgt de definitieve verkoop door Karel Verberne gehuwd met Marianne van der Heijden, Andries Hurkmans gehuwd met Hendrika van der Heijden, beiden uit Someren, Hendrik Verhoeven en Pieter Moors als voogden over de minderjarige kinderen Johanna en Cristina van der Heijden en Jan Verhoeven. Christiaan Maas wordt de koper voor f 4250, =. In 1886 lenen de kinderen Maas f 1250, = bij Helena Maria van de Mortel. Gerard van Kessel die de hoeve in 1894 voor f 3600, = overneemt was gehuwd met Johanna Maas.
A 350

Eigenaren Bewoners

1736 Teunis Driessen Verhees Teunis Driessen

1751 weduwe Teunis Driessen weduwe Teunis Driessen

1761 kinderen Teunis Driessen Gijsbert van Bijsterveld

1766 onbewoond

1771 Christiaan van der Putten

1776 Hendrik Jansen

1781 Adam van de Kerkhof

1786 Gijsbert Teunis Huijberts

1791 Hendrik H. Meulendijks

1832 weduwe Willem Martens nl.

Wilhelmina Verhoeven
Nieuw gebouwde huizen met een eigen huizenlijstnummer :

nr.87
1756 Thomas Goort Canters Thomas Goort Canters

1798 Johannis van Tilburg Johannis van Tilburg
nr.96
1776 de armen van Vlierden Anthony Verbakel

1798 Huijbert Hendrik Joosten


nr.101

1781 Thomas Goort Canters onbewoond

1791 Willem Michiel Martens Anthony Ackers

1798 Frans Peeters


BROUWHUIS [1300]
[De landschappelijke situatie volgens de bodemgebruikskaart van 1832 in de omgeving van Bilkhalm, Goor, Brouwhuis, Kloostereind, Weivelden en Peeleik.]
In het derde nummer van het tijdschrift Helmonds Heem 1994 is al veel geschreven over het gehucht Brouwhuis. Het heeft daarom weinig zin om in herhalingen te vervallen. De naam van dit gehucht valt in 2 elementen uiteen nl. "bru of brou" en "hees" soms verkort tot "is" vgl. de oudere schrijfwijzen Bru(h)eze, Brouheeze, Brouwis. De verklaringen van het eerste element lopen uiteen. Sommigen denken aan een "bruhuus" vergelijkbaar met een brouwerij. Anderen geven de voorkeur aan "bru" in de betekenis van brouwsel, brij, soep, pap, waarbij dan met name gezinspeeld wordt op de moerassige omgeving in en rondom het gehucht. Weer anderen denken in de richting van een "opgehoogd stuk grond". Het element "hees" heeft rechtstreeks te maken met de ontginning van een groter gebied begroeid met laag struikgewas en kreupelhout. Het oude goed Bruheze bestaat uit een Bakels en een Vlierdens gedeelte, soms aangeduid met Groot en Klein Brouwhuis. In het kader van onze historische opstellen zullen we ons beperken tot het Vlierdense deel waarin minstens één lokatie in historisch opzicht interessant is nl. het driehoekig pleintje ter hoogte van de huidige Bra(n)shoef, waar het Kloostereind overgaat in de Peeleik.

Klein Brouwhuis behoorde in het verre verleden tot het grondgebied van de oude heerlijkheid Vlierden en vormde een onderdeel van het hertogelijk leengoed Bruheze. Dat was in feite één groot complex dat werd doorsneden door een waterloopje nl. de Weijerseloop. In de oude leenregisters van de hertogen van Brabant lezen we: Arnt Arnts Stamelaert van Bruheze hout al sijn goet van Bruheze gelyc d'oude Arnt van Bruheze hielt ende steet in d'oude boeken op Arnt van Bruheze. Hendrik van Bruheze heeft van de hertog van Brabant negen aaneengesloten bunders beemd in leen die gelegen zijn in Bruheze in de parochie van Deurne en het gericht van Vlierden.


EEN VELDNAAM DIE LEIDT TOT ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK.
Een zekere Gerit Peter Beijers, gehuwd met Maria Hurkmans, bewoont in 1724 een boerderij, later op de oudste kadastrale kaart bekend onder nummer A 80, eens in bezit van de familie Hurkmans of Horckmans. De landmeter tekende in 1832 op die plaats een merkwaardig perceel in dat qua vormgeving direct opvalt, nl. een stuk grond omgeven door een weggetje in de vorm van een rechthoek. Ter plaatse sprak men van "het Straatje " en de veldnaam "het Sleutje". Uit later onderzoek

zou vrij snel blijken dat hier sprake was van een bescheiden slotje met enkele boerderijen er rondom. In 1649 verkoopt een zekere Johan Franchoys Godefroyd aan Otto de Visschere, schout en secretaris te Deurne, "seekere drye hoeven off woensteden" met alles wat erbij hoort. De drie hoeven worden op dat moment bewoond door Lenaert Driessen, Hendrick Peter Welten en Aert Janssen Horckmans. De lasten die op deze hoeven rusten zijn achtereenvolgens : 56 gl. aan jonker Adam van Baexem, 28 gl. aan het klooster Anneborch te 's-Hertogenbosch, 12 gl. en 10 st. eveneens in Den Bosch en 62 gl. 10 st. aan Reynier Gost te Den Bosch en tenslotte 25 malder rogge aan de rector van de Catharinakapel te Brouwhuis. Naast die drie hoeven koopt de Visschere bovendien een adellijke woning met bijgebouwen, gracht, landerijen etc. van ongeveer 50 lopensen groot ter plaatse "op Brouhese", waarop Aert Janssen hoevenaar is. Als Philips baron van Leefdael in 1645 zijn beschrijving van de Meierij van Den Bosch uitwerkt merkt hij onder Vlierden op: Ten deele onder dit dorp ende ten deele onder Bakel is gheleegen seeker huys daeraen behoorende twee hoeven ende eene partije thiende van Vlierden, eertijts herghecomen van die van Engien ende Erp, nu toebehoorende vrouwe Margareta Wilhelma van Wyttenhorst vrouwe van Deurne. De vermelding van het aantal hoeven is niet altijd even consequent. In sommige akten is sprake van twee in andere van drie hoeven. De term "seeker huys" is een ruim begrip. Men kan denken aan een versterkte hoeve of aan een slotje met grachten.


EEN OMGRAVEN HUIS.
Gaan we verder terug in de historie dan is een akte uit 1627 bijzonder interessant. In augustus van dat jaar transporteert jonker Willem van Boshuysen aan jonker Adam van Baexem, mede ten behoeve van juffrouw Maria van Polluyn weduwe van jonker Sebastianus de Here, een cijns van 56 gulden rustend op een omgraven huys genoempt het Borchtsken met sijne appendentien ende toebehoorten ende van uyt drie hoeven lants daerbij ende ontrent gelegen aen malcanderen, genoempt gemeynlyc het goet van brouhuyse gelegen inder prochie van Vlierden .... De cijns, oorspronkelijk afkomstig van de erfgenamen Bastien uit Vlaanderen had jonker Wolphart Everart van Wyttenhorst destijds verkocht aan van Boshuysen. Een Bossche schepenbrief uit 1612 spreekt eveneens over een "omgraven huysinge". Gedurende de 16de eeuw zijn zowel de hoeven als het adellijk huis in bezit van de familie van Erp, een zeer bekend en vooraanstaand geslacht in het kwartier Peelland van die dagen. In 1598 verkoopt Willem van Erp, de zoon van heer Willem van Erp ridder, aan magister Nicolaas Kuyst, mede namens Elisabeth dochter van Willem Hels, een rente uit drie hoeven gelegen in het "gericht van Vlierden ad locum dictum den cleynen bruheze" [= ter plaatse genaamd Klein Brouwhuis]. Ruim dertig jaren eerder, in 1560, verkoopt ene Egidius Clerx, de man van Hadewich Strick, een rente van 24 gulden uit drie hoeven genaamd "den cleynen bruheze" met alle bijbehorende landerijen aan Willem van Erp. Deze familie Strick had de rente destijds verkregen via Willem van Erp zoon van Godefridus en deze heeft ze op zijn beurt getransporteerd gekregen van Jan Daniels van Vlierden, een telg uit het geslacht van de van Vlierdens die eeuwenlang de heerlijkheid hebben bezeten. Opvallend is dat gedurende de gehele 16de eeuw met geen enkel woord wordt gerept over het "huys" en alleen maar de drie hoeven in beeld zijn. Misschien is het "slotje" vanwege voortdurende oorlogshandelingen in verval geraakt en een tijd lang niet bewoond geweest en is het pas veel later weer opgebouwd. Dit is in het huidige bronnenmateriaal moeilijk te achterhalen. Een vaststaand gegeven is echter wel dat er aan het einde van de 15de eeuw een klein kasteeltje gestaan moet hebben op die plek. In 1487 wordt op de secretarie van de Bossche schepenbank een
1   ...   19   20   21   22   23   24   25   26   ...   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət