Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə24/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   ...   20   21   22   23   24   25   26   27   ...   45
[De akte van 1487 uit het Bosch' Protocol waarin het Hogehuys staat genoemd.]
akte ingeschreven over het goederenbezit van heer Willem Rutgerszn.van Erp. Naast een aantal goederen in Beek en Donk

spreekt de akte van 1487 onder Vlierden over een rente uit de molen van Belgeren en van "een huis genaamd 'dat hogehuys' met twee hoeven gelegen in de parochie van Deurne ter plaatse genaamd Bruheze".

Nog verder terug in de tijd [1470] geeft het Bosch' Protocol een andere akte, waarin beschreven staat hoe vrouwe Margriet, sinds 1456 al weduwe van Berthout die Lu en later gehuwd met Willem van Erp, samen met haar drie kinderen Dirk, Godart en Margriet een huis bezit met twee hoeven op Bruheze. De hoeven worden nader omschreven als "die cleyn hoeve" en "die groet hoeve". Het totale complex behoorde vroeger aan Henric van Bruheze, de vader van vrouwe Margriet. De pachter op het huis is in 1470 een zekere Gerit Hezemans, die op de kleine hoeve Peter Terlincx en op de grote hoeve Rutger Godart Belen. In 1436 bewoont de Helmondse priester-notaris Petrus de Platea de kleine hoeve en daaraan voorafgaand heer Wouter van Bruheze, zeker al vanaf 1404.

In 1435 is het Jacob de natuurlijke zoon van Jacob van der Schaut die de hoeve verkoopt aan Willem Mathijs Willemssoen van der Rijt gehuwd met Yda de dochter van Jacob van der Schaut. Over de locatie van deze kleine hoeve informeert ons de akte uit 1437 waarin aangegeven staat dat ze ligt tussen de grote hoeve en de Vlierdense gemeynt. Over de juiste onderlinge ligging van zowel slotje als hoeven zullen we in het duister blijven tasten ! In het 14de-eeuwse bronnenmateriaal wordt louter nog gesproken over "goederen onder bruheze". Als de hypothese van van Hooydonk bevestigd zou kunnen worden gaat het bestaan van dit goederencomplex terug tot de eerste helft van de 13de eeuw en heeft het mogelijk eens behoord tot het domeingoed van de Frankische edelman Herelaef die in de eerste helft van de 8e eeuw een deel van zijn bezittingen schenkt aan het klooster Echternach. Een eerste archeologisch peilingsonderzoek, overigens een noodonderzoek, aan het driehoekig pleintje ter plaatse heeft een grachtenpatroon blootgelegd, enkele muurresten en de nodige voorwerpen .


[De noodopgraving op Klein Bruheze. (fotocollectie Henk Beijers)]
DE BRA(N)SHOEF [A 134;WORDT LATER A 999/1000]
Onzeker is of de aan hetzelfde pleintje gelegen Bra(n)shoef, in 1832 kadastraal bekend onder A 134, deel uitmaakte van het goed Klein Brouwhuis, maar uitgesloten is het zeker niet ! Het is zelfs gerechtvaardigd te veronderstellen dat het mogelijk de oude "Kleine Hoeve" geweest is. Op basis van een in 1974 op het Helmondse archief uitgevoerd onderzoek zou via opeenvolgende cijnsposten deze hoeve te traceren zijn tot 1381 en via de families van Bruheze, van der Schaut, van Erp en de Visschere in bezit gekomen zijn van de familie van Stralen. Deze hoeve, momenteel eigendom van de familie van Lierop, kent daarom, evenals de andere ook een lange historie. Onbekend is op welk moment deze boerderij precies de naam heeft gekregen van Brashoef, later verbasterd tot Branshoef. In een document van 1806 wordt hij uitdrukkelijk zo genoemd en verkocht voor een totaalbedrag van f 5206, -. Het is een hoeve die in eigendom was van de heren van Milheeze. Op 15 mei 1697 verkrijgt een zekere Hendrik Musch de heerlijkheid Milheeze, leenroerig aan het Gulden Huis te Rixtel. Hij was gehuwd met Maria Agnes Zyberts de weduwe van mr. Adrianus van Stralen. De gebroeders van Stralen [Petrus en Willem] ver-

krijgen uit de nalatenschap van genoemde Maria Agnes de heerlijkheid en Petrus verheft die op 11 januari 1725. Na hen volgen in 1743 Willem van Stralen en in 1764 Adrianus Gijsbertus Biedijck en uiteindelijk is het de familie van Niel die als heerlijkheidsbezitters aantreden als enige erfgenamen van de familie Biedijck. Tenslotte gaat de heerlijkheid over op de familie Wesselman uit Helmond. De historie van deze fraaie boerderij blijkt met het ons ter beschikking staande materiaal voorlopig terug te voeren te zijn tot ca. 1650, als een zekere Peter Simons van Stralen als eigenaar opduikt. De weledelgeboren vrouwe Maria Musch, vrouwe van Milheeze, meldt zich op 20 april 1704 bij notaris de Cort te Helmond om haar hoeve te verpachten voor een periode van vier jaren aan Marie Peters de weduwe van Dirck Cornelis van Gogh. De woning wordt dan omschreven als "seeckere huysinge schuer hoff en aengelegen erffenisse bestaende in heij weij en teulanderijen in gebruyck bij de huerderesse". De huur gaat voor wat betreft het woonhuis in met Pinksteren, de hof per half maart, de groes- en weilanden eveneens met Pinksteren en de akkers met de oogst. De wederzijdse opzegging van de huur geschiedt twee jaren voor afloop van het contract. De huurder of pachter is verplicht alle dorps- en landslasten te betalen uit de hoeve. Mocht men genoodzaakt zijn reparaties uit te voeren aan de gebouwen, dan komt kost en drank voor het werkvolk voor rekening van Marie Peters. De pachtster is tevens verplicht alle wegen en sloten zorgvuldig te onderhouden en eventuele oude gebruiken correct na te leven. Mocht het gebouwencomplex of de landerijen getroffen worden door natuurrampen zoals bv. verwoestende hagelbuien of schade oplopen vanwege oorlogsomstandigheden dan zal in overleg gehandeld worden. Uiteindelijk zal Marie Peters vooraf f 75, - "voorlijff" moeten betalen op Sint Maarten en als vaste lasten op deze hoeve drukken dan bovendien nog 45 vaten rogge, 24 vaten boekweit af te leveren op Maria Lichtmis en 50 pond boter. Aan het koren wordt wel het criterium gekoppeld dat het moet zijn "wel gesuyvert met vlegel en wan".

De publieke verkoop in 1806 aan Maria Antony de Greef weduwe van wijlen Antony Saris uit Breugel gebeurt op uitnodiging van de erfgenamen van de familie van Niel en Biedijckx. Over de bouwgeschiedenis is niets naders bekend. De naast gelegen boerderij [in 1832 A 136] wijst op een hoevesplitsing.
[De Bra(n)shoef onder het oude Vlierdense Brouwhuis thans bewoond door de familie van Lierop.(foto Pieter Koolen )]
De voorlopige lijst van eigenaren en bewoners is vanaf die periode de volgende :
Eigenaren Bewoners

1620 Peter Simons van Stralen

1649 Peter Simons van Stralen

1678 Willem van Stralen

1694 Catolijn weduwe Aert Roeffen

1697 Dirck Cornelis

1702 Juffr. N. van Stralen weduwe Dirck Cornelis

1704 Vrouwe Maria Musch Marie Peters wed.v.Dirck

Cornelis van Gogh

1712 de Heer Musch van Milheese Jan Willems

1730 Anthonis Driessen

1736 Heer Willem van Stralen Adriaen Hendrix

1766 Heer Biedijckx

1771 Hendrik Joosten

1786 weduwe Hendrik Joosten

1791 erfgenamen Biedijck(x)

1798 Jan Hendrik Joosten

1806 Maria Anthony de Groof Johannes Raymakers

weduwe van Anthony Saris

1811 Petrus Smits wed.Johannes Raymakers

1832 Heer H.B.van Oirschot

pastoor te Gestel


INWONERS VAN BROUWHUIS HADDEN EEN EIGEN KAPEL.
De kerkgangers onder de Brouwhuise bevolking zullen aanvankelijk wel gebruik hebben gemaakt van de door de van Bruhezes gebouwde St.Catharinakapel in plaats van te gaan "kerken" in de Vlierdense kapel. Waar deze Brouwhuise kapel precies gestaan heeft weet men niet. Er bestaat een hypothese dat ze op of in de buurt stond van de op Groot Brouwhuis gelegen Kapelakker bij het Rietven. In het 14de en 15de-eeuwse bronnenmateriaal vinden we de volgende onvolledige lijst van rectoren vermeld :

.... - 1392 rector Walterus [ = Wouter ] van Bruheze

1392 - 1440 rector Gerardus Venatoris [ = Jegers ]

1440 - 1443 rector Ludolphus Venatoris

1459 - 1464 rector Jacobus Jeger

1469 - 1493 rector Jacobus Venatoris

1519 - 1537 rector Anthonius Buy(c)x

1550 - 1556 rector Hermannus de Groet

1558 - 1562 rector Hermannus de Groet

1566 rector Gosuinus Pauli

Dat betekent dus dat de kapel ruim voor 1400 gebouwd moet zijn, hetgeen ondersteund wordt door diverse charters uit de tweede helft van de 14de eeuw.

[Fragment van het charter van 9 mei 1392 waarin de aartsdiaken van Kempenland meedeelt aan de dienstdoende priester in de kerk van Bakel, dat hij Gerardus de zoon van Gerardus Venator, op voordracht van Margareta van Padbroeck, als rector van de kapel van Bruheze aanstelt. De vorige rector, Walterus de Bruheze, was overleden. (Archief Commanderij Gemert RANB Chartercollectie inv.nr.19)]

In 1385 gaat de rector of investiet van de kerken van Bakel en Deurne, een zekere Henricus Langhals, akkoord met de verlening van het presentatierecht van de kapel aan Jacobus van Padbroeck gehuwd met Heylwigis van Bruhese, de zuster van Arnoldus genaamd Stamelart de Bruhese.

Het presentatierecht is het recht om een dienstdoende priester voor te dragen. Margareta als dochter van Jacobus van Padbroeck gehuwd met Johannes de Beke maakt na het overlijden van de priester Walterus van Bruheze meteen gebruik van dit recht. Zij draagt Gerardus zoon van wijlen Gerardus Venator alias van der Assenge voor en de aartsdiaken van Kempenland keurt, als vertegenwoordiger van de bisschop van Luik, deze voordracht in 1392 goed. Vermoedelijk bestond er een familierelatie tussen de van Padbroecks en de Venatoris [Jegers] want in 1493 is er in een charter sprake van een zekere meester Jacobus de Padbroeck alias de Jeger rector van de kapel van Bruheze.

Zijn de rectoren afwezig dan stelt men vervan-

gende bedienaren aan. In 1581 staat het kapittel van Den Bosch toe dat men een draagbaar altaar in de kapel gaat gebruiken. In het jaar 1598 wordt het patronaatrecht via de edelman Cornelius de Jeger overgedragen aan Godefridus de Aar, de commandeur van Gemert en diens opvolgers. Als in 1648 alle kapellen voor de uitoefening van de godsdienst gesloten moeten worden is een zekere mr. Hendrik Geverts rector. Hij ontvangt inkomsten of een beneficie uit de kapel ter grootte van 12 mud rogge of 144 vaten, maar ook deze worden door de Staten-Generaal in beslag genomen. Ze worden later teruggevonden in de rekeningboeken van de geestelijke goederen van Peelland die door de rentmeesters zijn samengesteld. Alle daarin vermelde posten met betrekking tot de kapel staan in relatie tot de vier hoeven en het drievierde part van de tienden van Brouwhuis behorende aan het beneficie van het St.Catharina-altaar "in de cappelle van het brouwhuys". Enkele beneficianten uit de periode na 1648 zijn o.a.


1688 - Johan van Golstein

1715 - 1739 Johan Hessel van Dinther

1740 - 1741 Willem van der Duyn

1741 - 1749 Dankert de Kempenaer


[De Kranenvenweg onder het gehucht Brouwhuis die leidde naar het oude Kraneven in de Brouwhuise heide. (foto Pieter Koolen)]
[Een van de oude, inmiddels verharde, veldwegen onder Brouwhuis. (foto Pieter Koolen)]
Bij een notitie uit 1742 over de laatste beneficiant worden toevallig ook de vier "hoevenaaars" genoemd die tezamen 138 vaten rogge moeten opbrengen voor het beneficie, te weten Goort Janssen van Bree, Gerrit Welten, Peter Jan Welten en Hendrik Peter Welten. Men zou verwachten dat de vier hoeven tot het Bakels gedeelte van Brouwhuis zouden behoren, omdat daar vermoedelijk de kapel stond. Interessant is echter te constateren dat zeker 2 van de genoemde hoeven op het Vlierdense gedeelte liggen hetgeen valt af te leiden enerzijds uit de oude huizenlijsten en anderzijds uit diverse akten waarin onder de jaarlijkse lasten de 138 vaten rogge aan rentmeester de Kempenaer uitdrukkelijk vermeld

staan. Dat zijn achtereenvolgens nr.69 de hoeve van Gerit Welten aan het Kloostereind of op de Erpendonk, nr.75 de hoeve van de kinderen Jan Welten op de Peeleik. En bij de hoeve van Goort Jansen van Bree [nr.76] staat genoteerd 54 vaten Bossche maat aan rentmeester de Kempenaer.

Hoe lang de Catharinakapel in functie is geweest is vooralsnog onbekend. Bij de kadastrale opmetingen van 1832 liep linea recta over de Brouwhuiseheide een lange smalle weg met de typische naam de Brouwhuisekerkpad. Kwam de Brouwhuise bevolking toen misschien al geruime tijd over de heide via het Schooteind naar de Vlierdense kerk omdat de kapel misschien niet meer bestond ?
EIKHOF EN VLOEIDRIES [1381/1792]
[schetskaartjes 1832 en 1883]
Eekhof en Eikhof zijn als naam erg doorzichtig nl. een centrale hoeve omgeven door eiken of een gebied waar men in de periode van de eerste ontginningen als natuurlijk landschap een eikenmengbos aantrof. In het verleden sprak men van de voorste en achterste Eikhof. Het voorste gedeelte lag richting oude kapel en het achterste strekte zich uit over de Dolstraat heen richting de Kluis en de Donschot. Het is niet uitgesloten dat we de naam van dit gehucht moeten scharen onder de bekende hof-namen waarvan naamkundigen veronderstellen dat ze zijn terug te voeren tot de 7de of 8e eeuw. Het is een oud cultuurgebied met akkers die tot de bekende enkeerdgronden gerekend worden, omgeven door de nodige hooilanden in de richting van de Vloeieindseloop. De vruchtbaarheid of goede kwaliteit van de bodem ter plaatse werd door de lokale bevolking later aangeduid met de naam Boterstraat, een oudere benaming voor de huidige Eikhofweg.

De grote en kleine Vloe[i]dries sluiten aan op het gehucht Eikhof en liggen als het ware ingeklemd tussen de Kapelweg en de Vloeieindseloop, de grensrivier met Deurne. Buiten de bebouwing bestaat de Vloedries in 1832 uitsluitend uit enkele zeer grote percelen kwalitatief goed grasland, die achter de oude Haanakker doorlopen en aansluiten op het grote open akkercomplex van de Hoge en Lage Zijde. De benaming "vloet of vloed" wordt gebruikt om een waterloop mee aan te

geven, maar vloet-namen herinneren soms ook aan de wat moerassige en lager gelegen hooilanden, die soms onder water stonden.
[De Eikhofweg gezien vanaf de Kapelweg met op de achtergrond de vernieuwde boerderij van de familie Teeuwen-Beijers, in 1832 kad.nr. C 814 Via deze route kwam men in de Dolstraat die naar Deurne liep. (foto Pieter Koolen)]
HET HUIS "TER LINDE"
Van dit huis is historisch zeer weinig bekend. Enkele oude notities laten ons geen andere keus dan het te situeren onder het gehucht Eikhof. In de 15de eeuw woonde er Jan Clercs van der Linden. Vermoedelijk is hier toch wel een van de van Vlierdens mee bedoeld, die in het huis bij de linde woonde en zodoende, ter onderscheiding van andere van Vlierdens, zich van der Linden noemde. In 1422 is het immers een zekere Jan Henric Danelssoen (van Vlierden) die de hoeve verpacht aan Matheeus die Moller Arnt Padbroecssoen. De toevoeging "klerk" wijst erop dat hij administratieve werkzaamheden verrichtte. Of deze, mogelijk al oude, linde voor deze telg uit het van Vlierdens geslacht inspiratiebron is geweest voor het schependomszegel van Vlierden is een gerechtvaardigde vraag.

Enkele oude vermeldingen zijn :


1412 tgoet ter lynden

1421 ex domo et domistadio after der lynden

1422 een stuc lants ter stede geheiten inden eechof bider goye

ter lynden

1446 enen camp lants gelegen after geen lynden utgenommen die

hofstat toebehorende totten nuwen huyze.

1507 ex domo et domistadio sito achter die lynde

1621 ex domo et domistadio sito achter der lyndt
Of het oude huis 'ter Linde' later Stenen Kamer is geworden staat historisch niet vast, maar uitgesloten is het zeker niet. De in ons land meest bekende linde is de Hollandse linde [Tilia Europaea], een bastaard van de kleinbladige en grootbladige linde. Lindebomen werden veel geplant en konden een hoge ouderdom bereiken. Ze gingen soms eeuwen mee. Deze linde zou dan mogelijk gestaan hebben in de directe omgeving van de oude kerkhofhoeve en het oude kerkhof zelf, nabij de viersprong waar de zeer oude verbindingswegen Vloeieindeseweg, Eikhofweg, Oude Torenweg en Kapelweg samenkomen.
DE BERKHAAN

[C 790; wordt later C 1061/1062]


De naamgeving Berkhaan dateert in ieder geval van vóór 1736, want in de bekende huizenlijsten wordt dit huis al zo genoemd. Historisch is er ontzettend weinig over terug te

vinden. Het moet begin 18de eeuw in eigendom geweest zijn van Jan Peter Joosten en diens echtgenote Heylke. Dit valt af te leiden uit een verkoopakte die men laat passeren voor de Roermondse notaris Jan Hendrik Barbers op 26.2.1749. Daar verschijnen Joost Janssen van de Kerkhoff, Marcelis Janssen van de Kerkhoff, Dirk Janssen van de Kerkhoff, alle drie afkomstig uit Deurne en Marcelis Jacobs van Neerven uit Vlierden, die gemachtigd zijn door de heer Henricus van den Broek, mede in naam van Johannes en Maria van den Broek, om in Vlierden te verkopen seeker huys schuur hoff en dries annex den anderen gestaan en gelegen te Vlierden ter plaaatse aan het Cloostereynde gemeenelyck genaamd den Berkhaan groot samen circa 6 lopensen [= ca.1 ha] hen aangekomen als kinderen en erfgenamen van Heijlke de weduwe van Jan Peter Joosten. Op huis en landerijen rust een last van 5 stuivers cijns aan de heer van Vlierden. Het wordt verkocht aan Jacob Gerits van Neerven schepen en inwoner van Vlierden. Hij op zijn beurt verkoopt een akker genoemd "het houtere paard" aan zijn neef Henricus van den Broek. In 1752 had Jacob zijn goederen al getransporteerd aan zijn zoon Marcelis voor een bedrag van f 800 tegen 3 %. In 1767 legt Antonette, de weduwe van Jacob van Neerven, een verklaring af dat zowel haar man als haar zoon Marcelis overleden zijn. Zij heeft ook nog een dochter Geertruy en wil omwille van haar afstand doen van haar tochtrecht. Deze Geertruy huwde met Francis van Heugten. Op diens naam komt nu het goed te staan. Behalve het huis en aangelegen landerijen had hij ook nog in bezit een akker genaamd het Venneke ca. 1 lop., een akker genaamd de Espenakker ca. 1 lop., een akkertje genaamd de Kruisakker achter de tuin van het schoolhuis ter grootte van ca. 1 lop. De laatste was belast met 4 duiten cijns aan de heer van Helmond. Bovendien had hij 2 percelen onder Deurne in eigendom. In 1779 volgt een scheiding en deling onder de kinderen van Francis van Heugten en Geertruy van Neerven die 3 meerderjarigen achterlaten te weten Jelis, Jenneke en Maria en de nog minderjarige Antonetta en een getrouwde dochter genaamd Francina. In dat jaar wordt het pand bewoond door Hendrik van de Kerkhoff en Jan van der Loo.

De huizenlijst geeft de volgende eigenaren en bewoners :

Eigenaren Bewoners

1736 kinderen Jan Peter Joosten Peter Verhees

1741 Marcelis Jan Peters

1751 Jacob van Neerven Hendrik van Neerven

1756 Jacob van Neerven

1766 weduwe Jacob van Neerven wed.Jan Marcelis van

de Kerkhoff, wed.Jacob

van Neerven, wed.Frederik

van de Vest

1771 Francis van Heugten Jacobus van Heugten

1776 wed.Antony Cuypers

1781 Antonetta Francis v.Heugten Hendrik van de Kerkhoff

Francina Jacobus v.Heugten Jan van der Loo

1786 Jacobus Arn.v.Heugten

.... Jan Hoeimakers Jan Hoeimakers

1838 Johannis Dekkers Johannis Dekkers

1866 Renier Rovers

Een zekere Jan Hoeimakers huwt met Francina van Heugten en komt in het huis te wonen dat in 1832 wordt omschreven als huis, schuur en erf in de Kleine Vloedries met als kadastraal sectienummer C 790 met een moestuin C 789 en nog een aantal akker- en weilandpercelen. De familie Hoeimakers uit Deurne, Vlierden en Asten verkopen in 1838 hun bezittingen, waarbij met name het huis overgaat op de Vlierdense huiswever Johannis Dekkers, die het voor f 296, = kon kopen. De landerijen komen in handen van diverse kopers. De naam Berkhaan wordt dan al niet meer gebruikt.

Na 1838 schijnt het pand verbouwd te zijn want op de kaart van 1883 is er een nieuw perceelsnummer aan gegeven. Peter Dekkers uit Gerwen, Johanna Maria Dekkers uit Vlierden en Johannes Dekkers uit Stiphout verkopen het pand op 22.3.1866 voor f 405, = aan Renier Rovers.

DE STENEN KAMER

[C 796+C 798; wordt later C 1537]


De benaming " stenen kamer " duidt er op dat men bij de bouw het gehele complex waarschijnlijk in steen heeft opgetrokken, wat blijkbaar zo uitzonderlijk was dat men deze markante naam bedacht heeft voor het pand. In diverse dorpen kent men de straatnaam de Stenen Kamer. De oudste vermelding dateert uit 1652, maar toen stond het huis er al enige tijd. In dat jaar is het nl. de oom van Lambert Willems van Schuivelen die naar de Helmondse schepenbank

trekt om voor zijn minderjarige neef, waarover hij als voogd is aangesteld, een rente van 12 gulden te verkopen uit de helft van een "erfenisse genaempt gemeenlyck de Steenen Camer". De andere helft behoort aan de Perina de Louw toe. Op het verkochte gedeelte rust een last van 150 gulden aan een zekere Goort Coppens uit Eindhoven en men moet jaarlijks drie "coppen rogge" leveren aan de gremisten te Helmond. Ruim 5 jaren later is het de inmiddels meerderjarige Lambert Franssen van Schuivelen die hetzelfde deel doorverkoopt aan Adriaen Claessen, die het overigens al in gebruik had. Hij moet daarvoor f 2500, - betalen in drie termijnen. In de jaren '90 van de 17de eeuw wordt het rumoerig vanwege diverse oorlogen. Velen zijn onvoldoende in staat om hun pacht- of huurpenningen op tijd te betalen. Zo verging het het ook de toenmalige bewoners van de Stenen Kamer. De oud-schepen van Helmond, tevens koopman, de heer Arnoldus van Oldenzee laat er geen gras over groeien en klaagt Michiel Heesmans en Ariaen Claessen aan vanwege achterstalllige betaling en hun goederen worden publiek verkocht. Nieuwe bewoner wordt Peter Wouter Ysbouts die de hoeve verpacht aan Jan Willem Bruystens.

De huizenlijsten vermelden onder het gehucht Heuveleind :

Eigenaren Bewoners


1736 Dirk Fransen Dirk Fransen

1761 Jan Hermen Manders Jan Hermen Manders

1766 weduwe Manders weduwe Manders +

Mathijs Jans van Bree

1771 Abraham Claessen

1786 Dirk en Elisabeth Manders Jan van Heertem

1791 Jan en Johanna van Heertem Jan en Johanna v.Heertem

1832 Jan en Johanna van Heertem Jan en Johanna v.Heertem


EEN BOERDERIJ OP DE ACHTERSTE EIKHOF [C 814]

In het grijze verleden rekende men de gehele Eikhof gewoon onder het Heuveleind. Op de achterste Eikhof stond reeds in het begin van de 18de eeuw de boerderij waar nu de familie Teeuwen-Beijers woont. In 1736 was die hoeve eigendom van een zekere Ysbout Wouters. In de oude huizenlijsten staat ze geregistreerd onder nr.10.

Eigenaren Bewoners

1736 Ysbout Wouters Ysbout Wouters

1746 Hendrik Willem vd Zande Hendrik Willems vd Zande

1791 Hendrik Willems vd Zande +

Jan Driessen Verhees

.... Leonardus Heijligers x Henrica Verhees

1832 Laurens Beijers x Petronella Heijligers

1845 kinderen van Laurens Beijers

1882 Renier Rovers

.... kinderen van der Putten

1905 Hendrik Rooijens als lasthebber van Johannes van Bree

In 1845 vindt de boedelscheiding plaats waarbij een aantal ongehuwde kinderen Beijers, die deels boerden en deels als huiswevers de kost verdienden, het huis toegewezen krijgen. In 1882 wordt het goed voor f 3100, = overgedaan aan Renier Rovers. Bij notaris van Riet uit Deurne laten de kinderen van der Putten een verkoopakte passeren op 26 september 1905 waarin ze huis, tuin, bouw- en weiland verkopen onder de nummers C 1599, 815, 816, 826 in het geheel 5 ha.15 are met nog andere landerijen in de directe omgeving. Bij de definitieve verkoop is het een zekere Hendrik Rooijens die als mondelinge lasthebber van Johannes van Bree optreedt en de koop sluit voor f 2058,=. Rond 1919 komt Wilhelmus Hubertus Teeuwen naar de Eikhofweg.



HAZELDONK [1340]
De Hazeldonk staat weliswaar bekend als een hoeve van Binderen maar is mogelijk op een veel later tijdstip dan Ruth en Vorst aan de kloosterbe­zittingen toegevoegd. De naam Hazeldonk her­innert ons aan een vroegere landschappelijke situatie waarin zich naast de rivier de Astense Aa een zandige hoogte uit­strekte in een moerassig gebied, een zgn. donk, waar de be­groeiing in hoof­d­zaak bestond uit hazelaars, een struik die specifiek voor­komt op vochtige en redelijk vruchtbare gronden. In de hertogelijke cijnsregisters staat de heide rond de Ha­zeldonk al in 1340 geregistreerd als zijnde een heidegebied dat toebe­hoorde aan het klooster Binderen ["ex merica de byn­de­ren"]. Of samen met de heide ook sprake was van een hoeve [van Binderen] ter plaatse is onduidelijk. Eind 14de eeuw leeft in Vlierden een zekere Godert God­erts­soen van den Hasel­donc wiens familienaam vrijwel zeker verbon­den is met de be­staande hoeve ter plaatse. Meestal gaat zo'n hoeve­naam ook over op
1   ...   20   21   22   23   24   25   26   27   ...   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət