Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə9/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   ...   5   6   7   8   9   10   11   12   ...   45

[Willem van Bree, Jacobus Jacobs en Theodorus van Heugten waren bij het gouden jubileum in 1960 vanaf de oprichtingsdatum lid van de Vlierdense boerenleenbank. (collectie Frans Weemen)]
Met de komst van de kunstmest kon de opbrengst per hectare flink omhoog gebracht worden. Maar dit bracht wel nieuwe problemen voor de boer met zich mee, namelijk de vraag hoe aan het geld te komen voor de aanschaf van de kunstmest en bedrijfsmiddelen en hoe de verdiende spaarcenten goed en veilig te beleggen. Als de Vlierdense boeren geld nodig hadden gingen ze van oudsher naar de particuliere geldschieters, als zodanig traden ondermeer op burgemeester Frencken, de families Raaijmakers en Berings, bakker van Nieuwstadt en jonkheer Wesselman uit Helmond, maar ook de gemeente Vlierden en de plaatselijke armenkas wilden herhaaldelijk geld uitlenen. De boeren sloegen de handen ineen, boerenleenbanken kwamen van de grond en coöperaties werden opgericht voor de gezamenlijke in- en verkoop. In Vlierden vond op

2 januari 1910 de oprichtingsvergadering plaats van de boerenleenbank, die werd bijgewoond door liefst 37 Vlierdenaren waaronder pastoor Lorskens en door A.M. le Loux, adjunct-inspecteur bij de Centrale Boerenleenbank in Eindhoven. Ongetwijfeld is burgemeester Janssens, die met overgrote meerderheid gekozen werd tot eerste kassier, de grote animator geweest van dit initiatief. Het eerste bestuur werd gevormd door Driek Kemps, Peter Welten en molenaar Lambert Janssen. In de eerste raad van toezicht zetelden Jan Crooijmans, Grard van Kessel en wethouder Martinus Biemans. Laatstgenoemde kwam in 1912 in conflict met directeur Kemps over de wijze waarop de leden voor de algemene vergadering waren opgeroepen. Kemps had een agenda met bijhorende namenlijst opgesteld die van de een aan de ander moest worden doorgegeven maar Mart Biemans meende dat iedereen persoonlijk moest worden uitgenodigd. De methode Kemps was uiteraard voordeliger voor de bank en bij de stemming koos uiteindelijk de overgrote meerderheid der leden de zijde van Driek Kemps. De algemene vergaderingen, die volgens de reglementen bij voorkeur niet mochten gehouden in lokaliteiten waar drank werd geschonken, vonden plaats in de openbare school, later in het verenigingsgebouw.

Toen in 1914 in de ons omringende landen het wapengekletter van de eerste wereldoorlog losbrak werd bepaald dat per lid maximaal 25 gulden per week mocht worden opgenomen. Boer Roefs, die net een boerderij had gekocht, raakte daardoor in financieringsproblemen.

Zoals gezegd was burgemeester Janssens, die ook steeds de vergaderingen notuleerde, de eerste kassier. Veel zal hem deze nevenfunctie niet hebben opgeleverd; in 1913 werd zijn jaarsalaris verhoogd tot 60 gulden. Na zijn vertrek uit Vlierden in 1920 werd ook diens opvolger burgemeester van Hulten kassier. Hij moest op 1 juni 1921 wegens drukke werkzaamheden zijn functie opgeven.

Niet iedereen had in de beginjaren in Vlierden veel vertrouwen in de plaatselijke boerenleenbank. Driekus Fransen, die met zijn vader en twee zussen op het molenhuis woonde, destijds eigendom van de freules de Maurissens, had zo zijn eigen methode om te proberen geld voor kunstmest los te krijgen. Hij richtte in 1915 een verzoek hieromtrent rechtstreeks aan de koningin. Enkele jaren later schreef hij haar weer een brief en deze keer vroeg hij om een paard. Beide verzoeken werden uiteraard afgewezen. Desgevraagd gaf de Vlierdense burgemeester het volgende commentaar: De familie Fransen zijn brave eenvoudige en oppassende menschen die zeer zwaar voor de kostwinning zitten en aan wie een dergelijke geldelijke steun zeer ten goede zou komen, doch dit neemt niet weg dat volgens mijne bescheiden meening de freules de aangewezen personen zijn die hierin tegemoet dienen te komen. Streeft men er nu naar om vlees te produceren zonder een randje vet eraan, vroeger was het juist de kunst om bij het mesten van een varken zo veel mogelijk vet te produceren. Jan Verstappen slachtte in 1883 een varken dat, schoon aan de haak, bijna 290 kilo woog. Het record was toen goed genoeg voor een vermelding in de krant, maar in 1914 slachtte Mathijs van Deursen op Belgeren een varken van liefst 400 kilo.

Natuurrampen De afhankelijkheid van de grillen van de natuur was voor de boer enorm groot. Te veel of te weinig regen, een late nachtvorst, een zomerse hagelbui, blikseminslag; deze grillen van de natuur betekenden vrijwel zonder uitzondering een flinke aanslag op het beetje welvaart dat de boer zich met hard werken had verworven. Tegen te veel regen konden de boeren zich enigszins beschermen door te zorgen voor goed geveegde sloten en deugdelijke duikers. Een van de taken van de Vlierdense wethouders was de jaarlijkse controle of schouw van de waterwegen. Troffen zij niet behoorlijk geveegde sloten aan dan werd de verantwoordelijke boer gewaarschuwd en als deze enkele weken later bij de herschouw nog in gebreke bleef dan volgde een forse boete. Jaarlijks werd een verslag opgemaakt van de aangetroffen toestanden. Deze zogenaamde schouwverbalen zijn over de periode 1817-1850 bewaard gebleven. De wolf Tot in de 17de eeuw was de wolf in onze streken inheems. Men was beducht voor zijn aanwezigheid, schaapskuddes en klein wild waren niet veilig en een hongerige wolf was ook voor kinderen niet ongevaarlijk. Vandaar dat het gemeentebestuur op het schieten of vangen van een wolf een premie uitloofde. In 1595 kon de Vlierdenaar Jan de Hekeler zo'n premie van 2 gulden opstrijken omdat hij een wolf had geschoten.

[Driekus (Fransen) was een alom bekende Vlierdense dorpsfiguur die het leven van de zonnige kant bekeek. Hij woonde in een inmiddels afgebroken huisje vooraan in de Pastoriestraat. (fotocollectie Frans Martens)]
Misoogsten door storm en hagel
In de periode 1724 tot 1728 maakten de boeren een zware periode door. Meerdere jaren achter elkaar mislukte de oogst volledig. Zelfs een rijke Vlierdense boer als president-schepen Gevard van Doerne kon nauwelijks zijn belastingverplichtingen nakomen en zag zich gedwongen om gedeeltelijke kwijtschelding aan te vragen. Kleinere boeren zoals Goort Hendricks konden helemaal niet aan hun belastingverplichtingen voldoen en zochten met hun gezin hun geluk elders. Winkelier Jan Vervoordeldonk moest dorpsgenoten als Hendrik IJsbouts voor het gerecht dagen omdat ze hun gehaalde winkelwaren niet konden betalen.

Een aantal noodweerdagen uit het Vlierdense verleden zijn ook uit plaatselijke meldingen van stormschade bekend. Zo zorgde de hevige storm van 18 december 1725 ook in Vlierden voor schade. Zorgden deze winterse stormen voor veel schade aan de talrijk aanwezige gammele gebouwtjes, zomerse stormen konden in een uur tijd een complete oogst verloren laten gaan.

Uit de armenrekeningen weten we dat er in 1757 in Vlierden veel hagelschade geleden werd.

Berucht is de storm van zaterdag 5 juli 1760 die met enorme hagelbuien en vernietigende rukwinden gepaard ging.

Op 26 juni 1833 hagelde en stormde het 's middags tussen 6 en 7 uur zo hard dat 25 Vlierdense boeren ruim dertig bunder graangewas verloren zagen ging.

Ook in de nacht van 8 op 9 juli 1853 ontlaadde zich boven Brouwhuis een hevig onweer met hagel. Francis van Neerven meldde bij de burgemeester een schade van 134 gulden aan zijn rogge en boekweit. Andere boeren op Brouwhuis lieten niks van zich horen en we mogen dus aannemen dat het hier om een zeer lokale bui ging.

Berucht is ook de stormramp van augustus 1925; een Vlierdense boer die daardoor in financiële nood was geraakt ontving een bijdrage van 20 gulden uit de overwinst van de boerenleenbank.
Rupsenplaag

In de periode 1827 tot 1830 heerste er een ware rupsenplaag. Ter bestrijding daarvan riep de gouverneur van Brabant iedereen op om zo veel mogelijk rupsenpoppen te verdelgen. Ook in het Vlierdense hield iedereen zich "zoo veel mogelijk onleedig" om de bereikbare nesten met rupsenpoppen uit de bomen te snoeien en te verdelgen.


Schadelijk wild

Ongenodigde gasten als konijnen, ratten, muizen en vogels konden aanzienlijke schade aanrichten aan de akkergewassen. De timmerman-landbouwer Johannes van Hoof had in 1917 veel last van woudduiven op zijn graangewassen en kreeg daarom een vergunning om ze te bejagen.


bosbouw
Hout was in vroeger tijden in de Peel een schaars en kostbaar artikel en was hard nodig, zowel voor toepassing als bouwmateriaal als om te stoken. De openbare wegen werden beplant met eikenbomen. Voor het opkweken van de daarvoor benodigde aanplant werd in 1718 in Vlierden een nieuwe zogenaamde ekelhof aangelegd, met sloten omgraven en omheind. Verkoop van jonge heesters en van

snoei- of schaarhout uit de kweek leverde de gemeente nog wat extra inkomsten op. Gerrit Peter Beijers, Dirk Jacobs, Antoni Goort Kuijpers, Peter Verhees en Arnoldus en Jan van Hugten, Joost van den Heuvel en Francis Hurkmans verrichtten in de periode 18e eeuw onderhoudswerkzaamheden aan de ekelhof. De huidige Eikhofweg herinnert nog aan de plaats waar de eikelhof gelegen heeft. Nadat d'Aumerie de heerlijkheid Vlierden verworven had legde hij zich heel enthousiast toe op de bosbouw. Grote hoeveelheden woeste grond werden beplant met allerlei soorten bomen. Bij de inval van de Fransen leed d'Aumerie grote schade aan zijn jonge aanplant; vele honderden jonge bomen sneuvelden onder de Franse hakbijlen en deden dienst om de maaltijden der soldaten te verwarmen. Ook de gemeente Vlierden verwierf steeds een aanzienlijk deel van haar inkomsten uit de verkoop van hout uit de gemeentebossen. Visserij Over het visserij-recht spraken we al bij de behandeling van de heerlijkheid. Omdat de Aa grensrivier was (en is) met Asten was niet altijd duidelijk wie daar het visrecht mocht uitoefenen, temeer daar ook de Heer van Deurne aanspraak maakte op het visrecht in deze rivier. In 1714 werd door de Vlierdense en Astense bestuurders besloten om over deze kwestie het oordeel van de Raad van State te vragen. Vervolgens vernemen wij geen nadere bijzonderheden meer over het visrecht in de Aa. In 1792 ontstond er in Vlierden nog wel ruzie over de vraag wie er gerechtigd waren om vis te vangen uit de zogenaamde Vlaaskuil. Deze Vlaaskuil is naar alle waarschijnlijkheid identiek aan Rijntjesvlaas, na de drooglegging in de twintiger jaren beter bekend als het Ven. Uiteindelijk vond men een mooie oplossing: het visrecht zou voor een periode van zes jaren publiek verpacht worden aan de hoogstbiedende en de pachtpenningen zouden in de armenkas terechtkomen. Huiswevers, kleermakers, smeden, timmerlieden, metselaars, broodbakkers, winkeliers, leerlooiers en schoenmakers Huiswevers Over de juiste omvang van de huisweverij in vroeger tijden tasten we in het duister. Zowel uit boedelbeschrijvingen als uit vermeldingen in gemeenteverslagen weten we dat er meerdere huiswevers geweest zijn in Vlierden. Was men arm of gebrekkig dan kon met weven altijd nog min of meer in het levensonderhoud worden voorzien. In sommige gezinnen, zoals halverwege de negentiende eeuw bij de families Rooijackers en Beijers, waren zelfs meerdere weefstoelen aanwezig. Afgaande op het aantal vermeldingen van het beroep wever lag de bloeiperiode van de huisweverij in Vlierden tussen 1810 en 1860.

Een aantal Vlierdense huiswevers, met vermelding van geboorte- en sterftejaar, waren: Servaas Cuijpers ca 1660 - ca 1740 Hendrik van de Kerkhof 1737 - 1808 Goort Kemps 1766 - 1841 Hendrik Jan Dirks 1769 - 1835

Jan van Laanen 1774 - 1845 Goort Rooijakkers 1775 - 1838 Dirk van Moorsel 1796 - 1818 Pieter de Veth 1802 - 1831 Jan Dirks 1803 - 1856

Jan Dekkers 1804 - 1866 Jan Hurkmans 1806 - 1870

Lenard Beijers 1808 - 1868

Joseph Beijers 1817 - 1866

Dirk Coopmans 1822 - 1863

Tinus Linders 1822 - ..

Antonie Wellens 1824 - 1862

Jan Coopmans 1824 - 1884

Jan Dirks 1833 - 1854

Laurens Gijbels 1835 - ..

Hendrik Slegers 1840 - ..

Hendrik Linders 1854 - ..


Kleermakers Het maken en herstellen van kleding gebeurde vaak door leden van de kleine Vlierdense gemeenschap zelf. Mannen die vanwege een lichamelijke handicap niet konden deelnemen aan de landbouwactiviteiten lieten zich soms omscholen tot kleermaker of "snijer". Voor veel huismoeders was het een bittere noodzaak om kapotte kleding keer op keer te herstellen of deels versleten kledingstukken van volwassenen te vermaken tot kinderkleding. Het was gebruik dat de kleding van een overleden moeder werd "versneden" tot kinderkleding. Enkele Vlierdense kleermakers uit vroeger jaren waren: Cornelis Verhoeven (ca 1760), Willem Huismans (circa 1830), Michiel Huismans (ca 1850), Francis Tomassen (circa 1870), Johannes van de Water (ca 1875) en Cornelis Dovens (ca 1890)

[Bij het afsluiten van de Vlierdense naaicursus van 1930 werden alle betrokkenen op de foto gezet. Bovenste rij Maria Fransen, Nellie Coppens, Nolda van den Eynden, Miet Mennen, Dina Hendriks, Nelleke Fransen en Jans Verhoeven. Tweede rij: Drieka Nijssen, Drieka Koolen, Mina van Bree, Regien Keyzers, Mina Verberne, Nel Welten, Maria van Veghel, Drieka Maas, Stien van Lierop, Francien van de Mortel. Zittend: Toon Welten, Tinus Koolen, Nol Jacobs, de lerares mevr. Cuppens-Geurts, Cisca Fransen-Joosten, Hannes Fransen.]


Smeden

In voogdijrekeningen van 1680 komen we betalingen tegen aan "Jan Josten den Smet".

Begin 1700 was men in Vlierden voor smederij aangewezen op de Deurnese smid Gerrit Willems. Hij werd opgevolgd door Dirck Willem Trouwen die, voordat hij zich definitief in Deurne vestigde, enkele jaren in Vlierden woonde. Ook Lambert Trouwen wordt rond 1750 herhaaldelijk genoemd als leverancier van ijzer- en smeedwerk.

De smid was in het vroegere dorpsleven zo zeer een begrip dat men hem en zijn familie vaak niet onder een andere familienaam kende dan "de smed". Tot op de dag van heden staat niet alleen in Vlierden maar ook ver daarbuiten de families Aldenzee en Fransen onder deze bijnaam bekend. Meerdere generaties van deze families beoefenden het smidsambacht. De familie Aldenzee "de smed" stamt af van de Vlierdense Margriet Verdeuseldonk die in april 1732 een buitenechtelijke zoon Jan ter wereld bracht die zich later Jan Aldenzee noemde. Over de identiteit van de vader worden we niet ingelicht door de archiefbescheiden, maar sterke vermoedens gaan in de richting van de Deurnese kapelaan Willem Aldenzee die in het geboortejaar van Jan in Gemert overleed. De Fransens waren nazaten van de eerste Vlierdense burgemeester Pieter Fransen. Men leze over het wel en wee van de familie Fransen "de Smed" het kostelijke boek van Ricus Fransen getiteld "Een leven lang in Vlierden".

In 1904 richtte Martinus Fransen op het Schooteind zijn Vlierdense grof-, hoef- en kachelsmederij op. Hij had geen opvolger ofschoon zijn vrouw hem 13 kinderen schonk. Veel van zijn kinderen, waaronder al zijn zonen, overleden jong en zijn dochters die de volwassen leeftijd haalden traden in het klooster. De smederij werd daarom rond 1919 voortgezet door zijn neef en smidszoon Harrie Fransen uit Liessel. Later was de smidse gevestigd op de plek waar nu het kruisbeeld staat en tenslotte in het nog bestaande maar inmiddels flink verbouwde onderkomen naast het voormalige gemeentehuis.
Timmerlieden en metselaars

Opvallend is dat men in een klein dorp als Vlierden, waar vrijwel iedereen leefde van de landbouw, toch voor een heel groot deel zelfvoorzienend was als het ging om zaken als huizenbouw, reparaties, dakdekken en productie van meubilair. Ook zorgde men zelf voor

Vlierdense smeden 1705-1738 Gerrit Willems de Smit 1730-1754 Willem van Liempd - Helmond 1741-1750 Dirk Willem Trouwen 1750-1754 Lambert Trouwen - Deurne 1753-1754 Piet Goossens - Deurne 1754 Francis Sanders - Helmond 1755 Francis Antonis Smits 1774-1815 Hendrik Smits 1819 Mathijs Goossens 1819-1821 Antoni Hendrik Smits 1826 Jan Willem Aldenzee 1860 Jan Vervoordeldonk (knecht) 1862-1877 Gerrit Fransen 1867 Joseph Cras 1869 Theodorus Fransen 1895-1918 Martinus Fransen vanaf 1918 Petrus Andreas (Harrie) Fransen

de productie of aanvoer van grondstoffen en bouwmaterialen. Had men stenen nodig dan werd er leem gegraven en werden ter plaatse veldovens gestookt, waarvoor een bepaalde vergoeding aan de drost moest worden betaald. Zo stookten in 1722 Jan Meeussen en Frans de Cuijper een steenoven. Plavuizen werden betrokken bij de Deurnenaren Michiel van den Bosch (in 1735), Jan Lambert Soetericx (in 1739) en Jan Peter Soetericx (in 1746). Dirck Molendijck was voornamelijk producent en leverancier van gezaagde planken ten behoeve van reparaties aan de bruggen of de school.

Uit boedelbeschrijvingen hebben we een aardig beeld van de verschillende gereedschappen die de vaklieden gebruikten bij het uitoefenen van hun beroep. Zo bezat timmerman Joost van den Heuvel in 1773 ondermeer:

een handsaag

een spansaag

een kortsaag

een klijfsaag

een beugsaag

een sligtmes

een aaks

een distel en bijlke

twee ijseren hamers


Vlierdense bouwvakkers met de vroegste en laatste vermelding van hun beroep.

1681 Thomas Jansen

1705-1723 Frans Willems (timmerman)

1705-1746 Huibert Meeuwissen (metselaar)

1706-1728 Jan Meeussen (timmerman)

1706 Gijsbert Leemans (glazenmaker)

1707 Nicolaas Anthonis (dekker)

1705-1710 Meeuwis Aerts (timmerman)

1717 Cornelis van de Kerkhof (oppperman)

1717 Jasper den Glasenmaecker

1724-1732 Dirck Molendijck (zager)

1725 Thomas Frans Willems de Cuijper (timmerman)

1727-1736 Hendrik Abraham Spreeuwenberg (dakdekker)

1730-1734 Christiaan de Haan (glazenmaker)

1730 Dirk Verdeuseldonk (opperman)

1730-1753 Peter Willems Verhees (timmerman)

1734-1735 Aert Hendrix van der Loo (opperman)

1734 Marten Bollen (opperman)

1739 Francis van der Zanden (timmerman)

1738-1740 Engelbert Guy (schilder)

1739 Laurens Jan Evers (dakdekker)

1742-1744 Huibert Claassen (opperman-dakdekker)

1739-1742 Francis Aarts (dakdekker)

1741-1742 Antoni Goort Kuijpers (opperman)

1742 Joost Guy (timmerman)

1742-1754 Hendrik van der Quinen (metselaar)

1742 Jacob van Neerven (opperman)

1744 Huibert Smits (metselaar)

1745 Francis Kanters (timmerman)

1745-1753 Corstiaan van Mierlo (houtleverancier)

1746-1777 Willem van der Zanden (timmerman)

1748 Teunis Welten (opperman)

1749-1775 Francis Laurens Jan Everts (timmerman)

1749 Jan Adriaans (metselaar)

1750 Thomas Kanters (timmerman)

1751-1755 Arnoldus van Hugten (dakdekker)

1751 Peter Jansen (opperman)

1753 Mathijs van der Zanden (opperman)

1773 Joost van den Heuvel (timmerman)

1775-1779 Jan Francis Evers

1778-1779 Jan van der Zanden

1784 Thomas van der Zanden

1785 Jan van de Ven (timmerman)

1803 Peter van de Mortel (metselaar)

1803-1827 Jan Kemps (timmerman)

1814 Jan Klerks

1814-1832 Michiel Smits (timmerman)

1819 Jan Nooijen

1824-1829 Jan van Hugten

1831 Reinier Moors

1832 Joost Vlemmings

1836-1870 Jan van de Berkmortel (timmerman)

1849-1874 Antoni Dekkers (timmerman)

1869 Everardus Nooijen (metselaar)

1885-1888 Martinus van de Kemenade (timmerman)

1888-1896 Peter van de Kemenade (timmerman)

1900-1913 Willem Verhoeven (timmerman)

1917 Johannes van Hoof (timmerman)



1902-1907 Johannes Nooijen (metselaar)

een speekhamer en ijseren handboom

vier effers

drie aaffeffers

een rekenboor

een nagelboor

een sulaaks

een voegbijl

een goedsie
broodbakkers
Ofschoon men op veel boerderijen een eigen bakhuis had en dus ook zelf zijn brood bakte kennen we al vanaf het begin van de 19de eeuw Vlierdenaren die van het broodbakken (een deel van) hun beroep maakten. In de 18de eeuw bakte men nog uitsluitend voor eigen gebruik en voor het benodigde meel liet men zijn granen bij de molenaar malen. Toen in 1767 molenaar Janssens in Vlierden het alleenrecht wilde krijgen van de brood- en graanhandel kwam men daar in Vlierden fel tegen in verweer. Enkele vooraanstaande oudere Vlierdenaren verklaarden dat in dese gemeente bij haer gehuegen geen bakkers zijn geweest of hebben gewoont die rogge en wittebrood gebakken en verkogt hebben, nog ook geen verkopers van tarwen, roggen of ander meel, en speciaal dat den molder noyt heeft gedaen. In 1804 kwam Antoni Berkvens vanuit Asten naar Vlierden en liet zich als broodbakker inschrijven in het patentregister. Hij heeft niet lang brood gebakken in Vlierden, rond 1810 werd hij opgevolgd door Jan van Tilburg, Geffenaar van geboorte en gehuwd met Maria Cuijpers uit Deurne. Van Tilburg stierf al in 1813 en zijn plaats werd ingenomen door Antoni Goossens, een zoon van de Vlierdense president-schepen en herbergier Jan Goossens. Het werken met gist beviel hem blijkbaar goed want hij is later naar Deurne gegaan waar hij zich als bierbrouwer vestigde. Zijn plaats in de bakkerij werd ingenomen door zijn broer Hendrik Jan (1792-1856) die van 1844 tot 1850 zelfs burgemeester van Vlierden was. Zoals dat gold voor alle vooraanstaande Vlierdenaren waren ook in zijn persoon veel baantjes en bestuursfuncties verenigd. Zo was Hendrik Jan Goossens tevens raadslid, ambtenaar van de burgelijke stand, bijschatter (ter bepaling van de hoogte van de te betalen belasting) en assessor (wethouder). Zijn zonen Jan en Eimerd vestigden zich in Deurne, Jan als bakker en Eimerd als timmerman. Theodora Johanna, de jongste dochter van Hendrik Jan Goossens, bleef in Vlierden en trouwde met Theodoor van Bree (1838-1890) die behalve bakker ook winkelier, koopman, karreman, cafehouder en landbouwer was. In zijn winkeltje kon men ook buskruit kopen. Tot zijn dood in 1890 heeft Theodoor van Bree brood gebakken; zijn weduwe en kinderen hebben in 1890 de inboedel, waaronder de bakkerijgereedschappen, publiek verkocht. In 1909 stapte Maria Verstappen, die samen met haar broer Jan een winkeltje met kruidenierswaren had op de plaats waar nu bakkerij Schellens zit, in het bakkersbedrijf. Later vestigde er zich Hendrik Cuijpers die geboortig was van Someren.
[Drieka Joosten, geboren in Vlierden 14-11-1844 en aldaar overleden 28-7-1926, was de weduwe van winkelier Theodorus van Bree. Ze poseert hier samen met Johanna Maria Beijers-Wijnen (geboren in Someren 4-5-1845 en overleden in Vlierden 13-10-1936) die bij haar inwoonde. (fotocollectie Henk Beijers)]
winkeliers

Eenvoudige kruidenierswaren waren in Vlierden al in vroeger tijden te koop. Antoni Verouden had in 1742 een winkeltje waarin hij ondermeer de volgende artikelen verkocht: tabak, koffiebonen, kandij, thee, peper, rijst, zeep, pruimen, noten, spijkers, saffraan, suiker en stijfsel. Het ging niet goed met zijn zaak, toen hij in 1743 zijn borgemeesterrekening

van 1740/1741 niet kon verantwoorden en bovendien de Bossche kruidenier Johannes Buschman en de Graafse tabaksleverancier Wilbert Dercke nogal wat geld van hem tegoed hadden werd beslag gelegd op zijn goederen.

In de herberg van schepen Jan Vervoordeldonk, en later van zijn zoon Lambert, kon men ook zaken als spijkers, kalk, gist en touw kopen. In het café van burgemeester Hendrik Goossens en zijn opvolgers kon men voor alledaagse artikelen terecht. Ook kleermaker Willem Huismans had een cafeetje annex winkeltje. Jan Mikkers werd in de periode rond 1840 ook genoemd als winkelier.

In 1889-1890 had Johannes Smits een winkeltje in koloniale waren en manifacturen en hij verkocht ook brood. Ook Jan en Maria Verstappen en Toon Fransen hadden rond 1900 een winkeltje.

Leerlooiers en schoenmakers

Wanneer de leerlooierij in Vlierden begonnen is hebben we niet kunnen achterhalen maar toen landmeter Bijnen in 1832 Vlierden in kaart bracht schreef hij: Men vindt hier een niets beduidende looierij, werkend voor eigen gerief met een kuip van gewone grootte in de openlucht. Antoni Vervoordeldonk, geboren in 1767, dreef toen al tientallen jaren op de Muggenhoek, nu bekend als Kapelweg, zijn zaak als schoenmaker en leerlooier en was zijn vader in het bedrijf opgevolgd. Voor het looiproces maakte men gebruik van run, fijngemalen eikenschors, dat een hoog gehalte aan looizuur had. Vader Hendrik Vervoordeldonk reed al in 1765 met kar en paard naar de Hooidonkse watermolen om er zijn "blek" of eikenschors te laten malen. Zoon Antoni Vervoordeldonk was een ontwikkeld persoon, mogelijk heeft hij enkele jaren op het seminarie gezeten, en bekleedde in de Vlierdense dorpspolitiek vele jaren een belangrijke positie als raadslid en assessor. Op 1 december 1841 kreeg hij op 74-jarige leeftijd eervol ontslag als raadslid. We kennen de namen van een aantal knechten die als schoenmaker bij hem in dienst waren: Hendrik van Tongeren (1806), Joost en Simon Maassen (1810), Dirk Dannenberg (1815), Pieter van der Voort (1822) en Johan van Nunen (ca 1847). Ook als kapper (baardscheerder) verdiende Antoni Vervoordeldonk de kost. De schoenmakerij en leerlooierij werd na zijn dood voortgezet door zijn zoon Hendrik. In het patentregister van 1865/1866 wordt Hendrik nog genoemd als schoenmaker en leerlooier en heeft dan ook een knecht in dienst.

1   ...   5   6   7   8   9   10   11   12   ...   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət