Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə8/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   ...   4   5   6   7   8   9   10   11   ...   45
Het ging hier om de ondertrouw van Martinus Fransen alias de Smet, geb. te Vlierden op 13 02 1861, zoon van Gerard Fransen en Hendrica Meulendijks. Hij trouwde op 32 jarige leeftijd op 3 november 1893 met de 26 jarige Gordina Maria Verhoizen, geb. te Vlierden op 29 12 1866, dochter van Peter Verhoizen en Hendrina Jacobs.

cholerazaal; waarschijnlijk ging het om besmette soldaten die in Vlierden bivakeerden in verband met de afscheidingsstrijd van Belgie. De Vlierdenaren moesten in die periode ook vaak zorgen voor het transport van zieke militairen.

Roodvonk

Als er een besmettelijke ziekte als roodvonk uitbrak moest, nadat de besmettelijkheid geweken was, door de Helmondse ontsmettingsdienst het huis ontsmet worden. In de zomer van 1916 raakte de 9-jarige Miet van Heugten op Belgeren met roodvonk besmet.

Difterie

Na de eerste wereldoorlog werden door veel Nederlandse gezinnen ondervoede kinderen, vooral wezen, uit andere Europeese landen opgenomen om hier enige tijd aan te sterken. Toen in het gezin van smid Harrie Fransen enkele jaren na hun huwelijk zich nog niet de eerste gezinsuitbreiding aankondigde besloot het paar een Oostenrijks kind in huis te nemen. Het kind werd ernstig ziek en dokter Wiegersma constateerde dat het aan difterie leed. Vanwege de besmettelijkheid van de ziekte werd het patiëntje verder verpleegd bij de zusters in het Vlierdens liefdesgesticht.

[Op deze oude foto, eind 19e eeuw, van het gezin van Karel Manders en diens vrouw Pieternel van de Ven staan v.l.n.r. hun kinderen Naris, Piet, Tinus, Hannes, Mieke en Katrien. Zowel Karel als zijn zoon Piet stierven in november 1918 aan de Spaanse griep. De familie Manders woonde op de Achterste Beersdonk.]

De Spaanse griep

Het was gezond leven in Vlierden. In 1916 stierf er slechts één persoon en de plaatselijk correspondent van de krant maakte er trots melding van. Twee jaar later zou echter de Spaanse griep genadeloos toeslaan. In november 1918 stonden op een gegeven moment liefst vijf lijken boven aarde, iets wat sinds de "roode loop"-epidemie van 140 jaar eerder niet meer was voorgekomen. Bovendien hadden vijf ander doodzieke patiënten de laatste sacramenten toegediend gekregen. De scholen bleven gedurende vijf weken gesloten en in een maand tijd verminderde de Vlierdense bevolking met twee procent.
Verloskundige hulp
[afbeelding wieg met kachel zonder bijschrift]
Voor deskundige verloskundige hulp was men ook aangewezen op de naburige dorpen Asten en Deurne. Een bekende Deurnese verloskundige die regelmatig in Vlierden hulp verleende in de 18de eeuw was Magdalena Harings, de vrouw van Jan Daniels. Haar dochter Willemijn was getrouwd met de Vlierdense timmerman Jan Hendriks van der Zanden. Op 17 maart 1779 kreeg Magdalena voor 12 gulden per jaar een officiële aanstelling en werd zij beëdigd als vroedvrouw van Vlierden. Ze was verplicht om, als ze geroepen werd bij iemand die een buitenechtelijk kind moest baren, daarvan kennis te geven aan de drossaard en om aan de aanstaande moeder te vragen wie de vader van het kind was. Enige schoolopleiding had Magdalena niet gehad, ze kon zelfs haar eigen naam niet schrijven, en wellicht heeft ze het vak van moeder op dochter geleerd.

Vanaf 1924 gaf de Deurnese vroedvrouw mevrouw Terruwe-Korbmacher regelmatig voor de aanstaande en jonge moeders een op initiatief van pastoor Gijzels georganiseerde 5-daagse moedercursus in het Verenigingsgebouw. Voordat ze in 1922 als verloskundige in Vlierden aan de slag kon had er een pittige briefwisseling tussen haar en de gemeente plaatsgevonden over de hoogte van haar salaris. Zoals gewoonlijk waren ook nu de Vlierdense bestuurders nogal overdreven zuinig en boden haar voor het uitoefenen van haar functie een jaarwedde van 50 gulden, en dat terwijl de Liesselse vroedvrouw volgens haar 1500 gulden per jaar ontving. Ze schoof het aanbod terzijde met de opmerking Uw college begrijpt zeer goed dat een ambtenaar niet leeft van philantropie alleen

7. DE VLIERDENSE ECONOMIE

Laat men bij iemand buiten de regio de naam Vlierden vallen dan is de kans groot dat men het transportbedrijf Driessen of het bungalowpark in de Bikkels noemt. Inderdaad zijn dit twee bedrijfstakken die een flinke steen bijdragen aan de Vlierdense economie. In de periode die dit boek beslaat was het echter louter landbouw wat de klok sloeg. Dat het toerisme in Vlierden overigens al ouder is dan men zou denken blijkt uit het volgende berichtje in de krant van 1910:


Alhier waren verleden week eenige studenten van 't gymnasium der eerw. fraters uit Tilburg gekampeerd. Achter Teutjesberg op de Hees hadden ze eene tent opgeslagen, waarin ze overnachtten. Ze genoten van de heerlijke dennenlucht en maakten uitstapjes in de omgeving. Voorwaar eene goedkoope en gezonde uitspanning in de vacantie.
De Vlierdense plattelandsbevolking was voor een belangrijk deel op zichzelf aangewezen wat betreft voeding, kleding en onderdak. Met materiaal werd zuinig omgesprongen en zo mogelijk hergebruikt. Wat van de productie na eigen gebruik overbleef werd in Helmond, Deurne of Asten op de markt of bij openbare verkopen ter plaatse aan de man gebracht. Voor de verwarming van het woonvertrek en voor het koken werd gebruik gemaakt van turf en sprokkelhout. In Vlierden zelf waren nauwelijks peelveldjes die geschikt waren voor turfwinning en daarom werden, meestal langlopende, contracten afgesloten met de gemeenten Asten of Deurne. Zo pachtten stadhouder Michiel Hendrik Heesmans, de Belgerense hoevenaar Wilbort Reynders, Lambert Willems Verhaseldonck en Peter Janssen van Goch in 1643 een turfveld in de Astense Peel gedurende 28 jaar voor 70 gulden per lopense. Toch werd op het Brouwhuise deel van Vlierden in de 15de eeuw nog turf gewonnen, zoals blijkt uit een verkoopakte van de Blikhalm waarbij bepaald werd dat aan de moeder van de verkoper levenslang jaarlijks

[Dit kaartje van 1832 geeft een idee van de spreiding van de akkercomplexen in het centrale gedeelte van Vlierden en de diverse gehuchten (ontwerp Henk Beijers)]

een bepaalde hoeveelheid turf geleverd moest worden die binnen een afstand van een mijl gestoken moest worden.
IJk van maten en gewichten

Bij verkoop van graan of meel, het hoofdmiddel van bestaan, of lappen stof rezen herhaaldelijk problemen over de gebruikte maten en gewichten. Er was behoefte aan goed geijkte meet- en weegwerktuigen en de Vlierdense bestuurders pakten in 1754 dit probleem grondig aan. De Helmondse smid Willem van Liempd kreeg opdracht om een nieuw vat te smeden, er werd een nieuwe ijzeren el aangeschaft en ook werd er gezorgd voor kannen en halve kannen, pinten en halve pinten, maatjes en halve maatjes en allerlei gewichten. Alles liet men keurig bij de Helmondse ijkmeesters ijken. Ook werden een grote en een kleine waagboom gekocht en voor een investering van ruim 80 gulden konden de Vlierdense bestuurders voortaan zelf toezicht houden op de naleving van de wetgeving met betrekking tot de maten en gewichten. Met name de molenaar werd er nogal eens van verdacht te smokkelen met de grootte van de door hem gebruikte maten en gewichten.

IJkmeester van de meijerij van Den Bosch Willem van Boekholt stuurde begin december 1755 een brief naar de Vlierdense schepenen waarin hij aankondigde dat hij van plan was om alle biervaten, droge en natte maten, ellen en gewichten in Vlierden te komen ijken. De Vlierdense bestuurders en de heer van Vlierden waren daarover zeer verrast, nog nooit had een ijkmeester van de Meijerij in Vlierden de ijk gedaan. Ze meenden dat het ijkrecht in Vlierden toehoorde aan een door de heer van Vlierden zelf te benoemen ijkmeester. Johan Franciscus d'Aumerie en de vroede vaderen van Vlierden besloten om, op advies van een geraadpleegde advocaat, de aankondiging van de ijkmeester niet publiek bekend te maken en via een deurwaarder de ijkmeester een brief te overhandigen met de zienswijze van de Vlierdenaren.

In 1791 kregen de windmolenaar Adriaan van Hout en de watermolenaar Antoni Loomans ieder een schepel, een vat, een spint en een kop uitgereikt, alles keurig door de ijkmeesters geijkt met het jaartal 91 en de letter V.

Jaarmarkt

In 1784 vonden de Vlierdenaren dat het dorp rijp was voor twee jaarmarkten en werd er toestemming gevraagd en verkregen tot het houden van een tweetal marktdagen op de eerste dinsdag van april en de eerste dinsdag na St.Huibert in november. De eerste jaren was de markt blijkbaar niet zo'n succes als de organisatoren ervan verwacht hadden want in het voorjaar van 1786 werd een reglement samengesteld door de schepenen waarin bepaald werd dat op straffe van een boete van een gulden uit ieder Vlierdens gezin tenminste een koe of paard ter jaarmarkt moest worden gebracht. De standplaats van de paarden was tussen de schuur van Francis de Veth en de schutsboom (de huidige Pastoriestraat) en de koeien stonden tussen de Haanakker en het Kloostereind (in de huidige Kapelweg). Tegenover het raadhuis vond men de kramen en winkels. Degene die het mooiste en gezondste paard ter markt bracht werd beloond met een zweep met zilveren banden. Deze prijs ging naar Gerrit Verberne.

De voorjaarsmarkt heeft nog lange tijd in Vlierden standgehouden, zij het dat de belangstelling ervoor steeds minimaal was. De Udense jaarmarkt viel op dezelfde dag en ook gebeurde het wel eens dat de Rooise jaarmarkt op dinsdag voor halfvasten samenviel met die van Vlierden. Daarom besloten de Vlierdenaren in 1848 om het festijn te verplaatsen naar de woensdag na de eerste dinsdag van april.

In 1858 was de voorjaarsmarkt volgens het gemeentelijk jaarverslag het drukst bezocht; er werden acht stuks rundvee aangevoerd "en eenige weinig beduidende voortbrengselen van nijverheid". Drie jaar later werd er zelfs helemaal niets aangevoerd op de voorjaarsmarkt. "De oorzaak daarvan moet worden gezocht in onbekende redenen", aldus het jaarverslag.

Landbouw, landbouwonderwijs, vee en veeziekten, de boerenleenbank

Ouwerling schreef in zijn werk over de geschiedenis van Deurne, Liessel en Vlierden "Te Vlierden leeft alles van den landbouw", een bewering die zeker niet overdreven is want de burgemeester, voor zover in de 19de eeuw in Vlierden wonend, was in de eerste plaats gewoon boer en ook de pastoor hield zich in leven van de opbrengsten van zijn eigen moestuin, althans voor zover hem niet het een en ander door zijn parochianen werd toegeschoven.

De boeren die niet beschikten over eigen grond pachtten een boerderij. Meestal gebeurde dat voor een termijn van zes jaar die op half april verstreek met betrekking tot huis, hof en grasland en na de oogst wat betreft de landbouwgrond; in de pachtcontracten stond t'oigst bloot aen de stoppelen. Om te voorkomen dat door onderbemesting de kwaliteit van de landbouwgrond achteruit zou gaan waren soms ook bepalingen aangaande het mestbeleid opgenomen. De huurder moest een minimaal aantal stuks vee houden en mocht geen mest vanaf het gehuurde goed naar elders vervoeren of verkopen.

Verreweg de meeste boeren hadden naast hun eigen kinderen die van jongsaf meehielpen op het bedrijf de beschikking over een of meer werkkrachten van buiten, een knecht, een meid, een heert of scheper (koe- of schaapherder) of een zogenaamd houwkind (pleegkind). Soms bleef een knecht of meid vele jaren bij dezelfde boer "dienen", dikwijls wisselde men ook jaarlijks van werkgever. De knecht of meid deed op deze manier veel ervaring op bij de boeren waar gewerkt werd en was men 25 of 30 jaar dan ging men trouwen, als er de financiële middelen tenminste voor waren. Velen bleven echter vrijgezel en boerden samen met hun ongehuwde broers en zusters.

Bood het boerenbedrijf onvoldoende inkomsten om alle monden te vullen dat was men genoodzaakt elders werk te gaan zoeken. De opkomende textielnijverheid in Helmond bood in de vorige eeuw aan menige boerenzoon uit Vlierden werk.

Er waren ook Vlierdenaren die in Duitsland hun geluk beproefden. Antoni Fransen, geboren in Vlierden op 4 februari 1878, vestigde zich in het Duitse Dülken met zijn uit Roggel afkomstige vrouw Elisabeth Sillekens. Hij was van beroep Strassenbahnconducteur. Ook zijn broer Martinus Fransen, die in Nederland kloosterbroeder was geweest maar het geestelijk leven toch niet zag zitten, vond in Dülken werk als koetsier.

In 1908 trok melkknecht Hendrik Rooijakkers, geboren in Vlierden op 19 november 1888, naar Düsseldorf op zoek naar werk. In 1913 woonde hij nog steeds in Duitsland, bij de grote schoonmaak werd zijn paspoort per ongeluk opgeruimd en moest hij ijlings een nieuw aanvragen. Zijn oudere broer Hannes Rooijakkers, geboren in Vlierden 18 juli 1881, trok vlak voor de eerste wereldoorlog, samen met zijn vriend en Vlierdenaar Petrus Johannes Hurkmans, ook naar Duitsland op zoek naar werk. Zij vestigden zich als kolensjouwers in Sterkrade. Ook van andere Vlierdenaren weten we dat ze rond de eerste wereldoorlog in het buitenland verbleven, H. Keijzers reisde
[In mei 1961, toen de mais het koren nog niet verdrongen had, kon men in Vlierden nog zo'n rustiek plaatje schieten. (foto Sebèsteny, fotocollectie Gem. Archiefdienst, Helmond]

in 1919 naar Brussel en Marinus Verstappen verbleef in dat jaar in Oberhausen.

Maar degenen die in Vlierden bleven moesten hun brood op de akkers verdienen. Het totale areaal dat voor landbouw bewerkt werd bedroeg rond 1870 470 hectare. De belangrijkste landbouwgewassen waren:

rogge 246 hectare

haver 54

boekweit 43

tarwe 2

aardappelen 52



mangelwortels 7

winterkoolzaad 8

vlas 5

wortelen 4



zomerknollen 2

groen gemaaide klaver 15

zomerspurrie 5

En de Vlierdense veestapel was toen:

884 schapen

15 houders van kudden schapen die op gemeentegrond gedreven worden

44 geiten en bokken

5 springstieren

421 melkkoeien

105 kalveren en pinken

26 mestossen en ander mestvee

15 trekossen

7 veulenmerriën die drachtig zijn

20 veulens onder 3 jaar

52 paarden boven 3 jaar

70 varkens onder 2 maanden

140 varkens die in de herfst geslacht werden

460 kippen

10 eenden

330 bijenkorven

Over de kwaliteit van de Vlierdense landbouwgronden in vroeger jaren worden we onder anderen ingelicht door een verslag uit 1791.

De teullanderijen zijn alhier schraale en maagere sandige gronden die niet anders als door zwaren arbeyd en mist vrugtbaar werden gemaakt en evenwel jaarlijkx een sober gewas opbrengen, vermids een voet en op sommige plaatsen een halve voet onder de zwarte aarde een solder van harde vlyms en schraal zand sit, waerdoor bij drooge jaren geen vogtigheid na boven door kan en daarom de vrugten dikwils verdrogen en bij extra natte jaren geen vochtigheid kan doorzakken verdinken. De weilanden zijn voor een groot gedeelte hooge magere driessen die nogtans welgemest sijnde bij natte jaren goede gesonde wijde en hooy voortbrengen, maar bij droge jaren dikwijls verbranden. Ook leggen hier veele beemden die voor een gedeelte slegt van aard sijn en dus ongesond hooy voor beesten die er niet op gewoon sijn. Een ander gedeelte is wel beter van aard dan die sijn hoefslag onderworpen en legge soo laag dat het hooy hetwelk daar zeer schraal en mager in wast de meeste jaren en vooral bij natte somers te duur is aan den arbeyd.

Een overzicht van alle Vlierdense huishoudens die niet armlastig waren, met vermelding van het aantal personen, paarden, koeien (beesten, halve beesten en kalveren), bijenkorven (stocken), schapen en varkens, daterend uit 1703, geeft een aardig beeld van de toenmalige boerenbedrijvigheid. De lijst werd destijds opgesteld om daarmee een zo eerlijk mogelijke verdeling te regelen van de oorlogslasten die aan de Vlierdenaren waren opgelegd. (Zie pag. 67)
Aan levende have bezaten de 294 Vlierdense personen, verdeeld over 81 huishoudens, dus:
89 paarden in 55 gezinnen

397 koeien (beesten)


[Meester Piet van Driel gaf ook landbouwonderwijs (familiedocumentatie Henk Beijers]

Liste personeel van Fransche contributie, sauvegarde en andere diergelijcke meer de anno 1702 volgens haer Ed.Mo. resolutie van de 6e januari 1703.

mns prd bst ½bs klv sch by vrk

Thomas Rutten 7 3 9 5 14 60 11 2

Gerart Claessen 9 4 13 2 10 80 2½

Peter Driessen 7 2 9 4 6 66 14 1

Simon van den Boomen 4 2 7 4 6 48 21 2

Jan Roijeckers 6 1 4 1 1 2

Hendrick Anthonis 2 1 3 1 3

Peter Anthonissen 2 7

Jan Willem Bruijstens 3 1 4 4

Gevart Flodrops 2 2 1

Thomas Goorts 3 1 7 2 2

Jan van Baekel 1

Matthijs van de Cruijs 3 1 3

de kinderen Meeus Lambers 3 2 1

Maijken Dirck Heesmans 2 1 1

Hendrik Jan Gielens 5 1 5 1 3 1

Jan Peter Joosten 7 4 10 6 7 85 2

Goort Anthonis 2

Huijbert Heuijberts 3 1 3 1 1 3

Marij Jansen 1

meester Daniel van Esch 3 1 3 4

Faes Thonis 2 1 1

Wilbort Hendrickx 4 1 1

Aert Peter Joosten 5 2 8 1 4 62 2

Peter Wouter IJsbouts 5 1 5 1 1 70 1

Peter Fredericks 3 1 4 5 1

Jenneke Slegers 1

Matijs Jansen Verhees 4 2 8 3 5 1

Thonis Huijbert Smits 2 3 3

Mattijs Rutten 2 2

Thomas Smidts en Jan

Anthonis Smidts 5 1 7 2 3 2

Jacob Bogarts 2 2 1

Jenneke Willems 1

Jenneke Marcelis 1 1

Marcelis Aerts 1

Meeus Aerts 3 1 3 1 1

Frans Willems 4 1 3 2 4 1

Hendrik Jansen van Heuchten 3 1 5 2 3 1

Willems Rutten 3 1 3 2 1

Bruijsten Verhees 2 3 2

Jan Vervordeldonck 4 5 2

Nicolaes Verhees 3 3 1 15 1

Willem Verhees 3 3 1 1

Hendrick IJsbouts 5 2 7 2 5 40 1

Gevart van Doerne 4 1 6 2 2 8 2

Peter Willems 3 1 3 3 1

Frans Reijnders 6 3 7 6 65 1

Simon Conincx 4 2 4 2 2 1

Jan Peter Slegers 3 1

Goort Cuijpers 2 1 1

Dirck Peter Coolen 4 2 8 1 5 1

Claes Meulendijckx 3 1 3 1 1 1

Dirck Cuppens 2 2

Wilbort Meulendijckx 5 1 6 2 2 34 3 1

Jan Claessen 8 5 22 3 11 100 3

Goort Hendrickx 3 1 5 1 3 1

Reinier Meulendijckx 5 1 5 2 2 13 1

Reijnder Thijssen 3 1 6 1 5 1

Peter Joosten 5 1 7 4 5 61 1

Aert Slaets 4 1 6 2 4 1

Marij Jan Reijnders 4 1 6 3 6 51 1

Gevart Goorts 2 2 2

Elisabeth Hendrik Jacobs 3 1 4 1 4 1

Jacob Boogarts 5 3 11 2 8 58 1

Dirck Adriaens 6 2 8 2 5 55 1

Cristijn Jan Peters 4 1 3 2 3 3 1

Andries Linders 8 4 11 5 9 75 24 3

Francis Jansen 3 1 4 1 5 1

Jan Hendrick Welten 4 2 6 2 3 1

Peter Hendrick Welten 5 2 8 2 5 1

Jan Hendrick van Heugten 3 1 4 1 3 1

Hendrick Verdeuseldonck 9 3 20 4 11 142 3

Marij Dirck Cornelis 5 2 10 3 7 52 2

Huijbert Horckmans 5 1 7 1 5 1

Aert Horckmans 1 4

De kinderen Jans Welten 4 2 6 2 4 1

Gerart Wilborts 4 2 4 1 4 1

Joost Jansen 2 1 4 2 1

Jacob Cuijpers 2 1 4 2 6 25 1

Matijs Peter Goosens 3 1 5 2 4 30 1

Peter Jan Bollen 2 1 4 2 3 1

Judich Jan Peters 3 1 4 2 4 1

108 malen, nog niet gekalfde koeien (halve beesten)

245 kalveren

1159 schapen

225 bijenstokken

76 varkens


Landbouwonderwijs
[De voormalige onderwijzerswoning stond naast de lagere school achter de huidige kiosk. Later woonde hier veldwachter van den Heuvel.(collectie Frans Weemen)]
[De Vlierdense rundveefokdag van september 1953 werd door burgemeester Roefs geopend (foto Foka Deurne, collectie gem.Archief, Helmond)]

Het landbouwonderwijs in Vlierden is nauw verbonden met vader en zoon van Driel. Beiden waren hevig geïnteresseerd in de landbouw en gaven landbouwonderwijs; niet alleen in Vlierden maar ook in omliggende dorpen als Liessel en Lierop. Op hun beurt volgden zij zelf weer cursussen in Den Bosch, waarvan de examens in Wageningen werden afgenomen. Rijkslandbouwleraar Lips, van wie van Driel ongetwijfeld les heeft gehad, hield in het najaar van 1906 ook zelf in Vlierden een spreekbeurt over het veevoer. De aanwezigheid van burgemeester Oliemeulen bij deze lezing toont diens betrokkenheid met de landbouw aan. Niet alleen theoretische scholing kreeg aandacht, ook werden er melk- en naaicursussen gegeven.


Vee en veeziekten
Als veehandelaren met hun vee de dorpsgrenzen passeerden was al in de 18de eeuw een bewijs nodig dat de dieren gezond waren. Degene die het vee verkocht moest verklaren dat de dieren ter plaatse geboren en grootgebracht waren in een gezonde stal waar geen besmettelijke ziekte onder het vee gevonden werd. Handel in vervalste bewijzen kostte substituut-secretaris en president-schepen Martinus Heycoop in 1771 zelfs zijn carrière.

De kwaliteit van het rundvee werd al vroeg in de 19de eeuw verhoogd door gekwalificeerde stieren "tot het springen der koebeesten" aan te wijzen. Daartoe wees de gemeenteraad twee deskundige veehouders aan, in 1834 waren dat Nol Jacobs en Dirk Swinkels, die de Vlier-

dense stieren moesten gaan keuren. De twee beste stieren kregen, ten teken van hun uitverkiezing, als keurmerk op de rechterhoorn een brandmerk. De stieren van Pieter Maas op de Baarschot en van Pieter Loverbosch op Belgeren waren in 1834 de "gelukkigen". Overigens werd deze fokselectie uitgevoerd op verzoek van de Helmondse districtscommissaris Wesselman, die als grootgrondbezitter ook in Vlierden belangen had.
Ook door ziekte onder zijn vee kon de boer lelijk gedupeerd worden. De drie koeien van Thomas Peeters op het Schooteind moesten in 1843 worden afgemaakt omdat ze leden aan de longziekte (tuberculose). Was er binnen een (loop)afstand van 12 uur in de omtrek geen ander geval van tuberculose onder het vee geweest gedurende de laatste 6 maanden dan kon men aanspraak maken op een vergoeding door het landbouwfonds. Boer Peeters had pech want ook in Veghel waren koeien door de gevreesde longziekte getroffen. Uiteindelijk kreeg hij toch 100 gulden vergoeding uit de gemeentekas. De grootste tegenslag had boer Peeters enkele maanden later toen op 4 maart 1844 zijn 40-jarige vrouw Josina Croijmans stierf en hij met vijf kleine kinderen achterbleef.

Rond 1867 brak in veel veestapels tyfus uit met desastreuze gevolgen. De Vlierdense boeren maakten toen voor het eerst gebruik van ontsmettingsmiddelen als creosootolie en carbolzuur ter voorkoming van de ziekte.

In de nazomer van 1896 brak in Vlierden, evenals elders in het land, een hevige epidemie van mond- en klauwzeer onder het vee uit. Voor de bewaking van de besmette stallen en voor een ordelijke regeling van de afvoer van al dan niet besmet vee werden in Vlierden maar liefst negen buitengewone gemeenteveldwachters benoemd; het waren gewoon Vlierdense boeren die opsporings- en bekeuringsbevoegdheid kregen. Zowel in 1916 (op het Heuveleind) als in 1924 (als eerste bij P.Sauvé) brak de ziekte onder de koeien opnieuw uit. Dat de maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding in die dagen nog niet al te streng waren moge blijken uit het feit dat men ook de melk uit de besmette stallen gewoon aan de plaatselijke boterfabriek kon blijven doorleveren. Ruim twee maanden na de eerste melding bleek eind september 1924 liefst een derde deel van de koeien besmet te zijn.
Om beter het hoofd te kunnen bieden aan tegenslag werd in december 1901 onder voorzitterschap van de nieuwe burgemeester Gijzels een paardenverzekering opgericht.

Als op een boerderij miltvuur onder het vee uitbrak, zoals boer Jac. Goossens in 1907 op de Baarschot overkwam, dan moest volgens de voorschriften het kadaver worden verbrand en de stalmest vernietigd.


[Vlierden rundveefokdag september 1953, overzicht van aangevoerd stamboekvee. (foto Foka Deurne, collectie Gem.Archiefdienst, Helmond)]

[Op 15 oktober 1947 werd de Vlierdense paardenverzekering heropgericht]


In de tweede helft van de 19de eeuw gingen financieel draagkrachtige figuren als de Helmondse textielfabrikanten Antonie, Hubertus en Arnoldus Bots en de Deurnese huisarts dr. Pastoors hun geld beleggen in de ontginning van stukken van de Brouwhuise heide. Men probeerde op allerlei manieren de kwaliteit van de landbouwgrond te verbeteren. In Vlierden werd zelfs eens een hoop as, die op het land voor de broodnodige mineralen moest zorgen, door de notaris per opbod verkocht en deze bracht nog zeven gulden op. Ter vergelijking moge dienen dat bij dezelfde openbare verkoop in 1866 voor een koe 70 gulden moest worden betaald.

De boerenleenbank

1   ...   4   5   6   7   8   9   10   11   ...   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət