Ana səhifə

Vlierdens Verleden


Yüklə 1.61 Mb.
səhifə6/45
tarix25.06.2016
ölçüsü1.61 Mb.
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   45

Johan van Nunen

In 1849 werd Johan van Nunen, geboren te Tongelre op 11 juni 1814 en eveneens gewezen militair, benoemd tot gemeenteveldwachter. Hij was gehuwd met Maria Johanna Barbara Nooijen, een dochter van de Vlierdense metselaar Jan Nooijen. Johan van Nunen verdiende tevens de kost als schoenlapper.

Evert Nooijen

Na het overlijden van van Nunen op 13 otober 1853 nam zijn zwager, de Vlierdense klompenmaker Evert Nooijen, de functie van veldwachter tijdelijk waar.

Peter Francois Althuizen

Op 30 december 1853 werd Peter Francois Althuizen, geboren te Deurne 22-5-1822 en ex-soldaat, benoemd tot gemeenteveldwachter van Vlierden. In 1857 kreeg hij er als doodgraver nog een taak bij. Hij was gehuwd met Maria Lenders uit Stiphout (geboren 2-10-1823) en woonde bij zijn benoeming in Helmond. Bij het bezoek van de commissaris van de koning aan Vlierden in 1861 beklaagde Althuizen zich bij hem over de hoogte van zijn salaris, nog steeds had de veldwachter 100 gulden per jaar, en vertelde hem dat hij graag overgeplaatst wilde worden naar elders. Ondanks voorspraak van de commissaris lukte het hem niet om in Boxtel, waar een vacature was, aan de slag te komen.

Als veldwachter Pietje Althuizen een proces-verbaal moest schrijven dan begonnen voor hem de problemen. Hij was het lezen en schrijven nauwelijks machtig, een feit dat al bij zijn benoeming bekend was, maar ondanks herhaalde beloften om zich verder in de schrijfkunst te bekwamen schijnt hij daar

steeds grote moeite mee gehad te hebben. Dat hij wel eens te soepel kon omgaan met zijn "slachtoffers" bleek toen hij in 1861 de gevangene Sebastiaan Rakelbijl naar Asten moest brengen. Sebastiaan besefte wellicht dat hij het voorlopig met water en brood moest stellen en vroeg de veldwachter toestemming om in een van de kroegen die ze passeerden voor 12 centen sterke drank te kopen en nuttigen. Pietje ging daarmee akkoord hetgeen hem een ernstige berisping van de burgemeester opleverde.

In de herfst van 1862 arresteerde hij Peter Moors met zijn zoon Jan wegens overtreding van de jachtwet en bedreiging van de veldwachter. Toen hun rechtszaak diende vroegen de beklaagden vrijspraak omdat zij, naar hun zeggen, pas bekeurd waren nadat ze hadden geweigerd de veldwachter een fooitje te geven. Een zware beschuldiging die na een aanvankelijk onderzoek door de burgemeester werd weggewuifd maar het jaar daarop legde Martinus Jacobs een verklaring af over twee gevallen waarbij de veldwachter in ruil voor een betaling afzag van het opmaken van een proces-verbaal. In beide gevallen ging het om het laten grazen van vee op de grond van een ander en zou de veldwachter een keer 3 gulden en een keer 2 kwartjes in ontvangst hebben genomen "om het af te maken". Een merkwaardige man was Pietje Althuizen. Dat de Vlierdense bestuurders en hoeders van de wet het niet altijd even nauw namen met de officiële regels bleek in 1873 toen Althuizen door de Helmondse veldwachter van Bokhoven in de kraag gegrepen werd, samen met de wethouders Rovers en Verstappen en met Joosten, terwijl zij op konijnenjacht waren zonder dat een van hun een jachtvergunning bezat.

Paulus Fransen

In 1876 werd Paulus Fransen, de kleinzoon van burgemeester Pieter Fransen, geboren in Vlierden 13-1-1833, gehuwd met Catharina van Hout en weduwnaar van Wilhelmina Goossens, een dochter van de vroegere Vlierdense burgemeester Hendrik Jan Goossens, benoemd tot gemeenteveldwachter van Vlierden voor 200 gulden per jaar. Hij was een plichtsgetrouwe man die in de nadagen van zijn carrière veel last kreeg van reuma, een kwaal die alleen maar kon verergeren door zijn nachtelijke speurtochten naar wildstropers.

Piet Fransen

Op 7 december 1892 nam Paulus Fransen op eigen verzoek ontslag en zijn zoon Piet, geboren 27 juli 1869, volgde hem op met een salaris van 275 gld. per jaar. In 1904 verzocht veldwachter Piet Fransen om salarisverhoging.

[Veldwachter Harrie van den Heuvel, in Vlierden beter bekend als 't Vrimölleke, woonde in het vroegere schoolmeestershuis (collectie Frans Weemen)]

Hij ontving 30 gulden kledinggeld en moest 's zondags altijd gekleed in uniform en met sabel in het openbaar verschijnen. Door de week hoefde hij alleen maar als veldwachter herkenbaar te zijn aan zijn broek en pet. Bij de behandeling van het verzoek in de raadsvergadering wilde men zich eerst op de hoogte stellen van de salarissen van de veldwachters in de vergelijkbare dorpen Lierop (280 gulden), Stiphout (300 gulden) en Liessel (450 gulden). Een van de raadsleden stelde dat men iemand die een gulden per dag verdiende toch werkelijk geen bedelaar kon noemen. Bovendien wist het raadslid dat de veldwachter vroeger 200 gulden per jaar verdiende. Het voorstel om het salaris met 25 gulden te verhogen werd uiteindelijk verworpen. In de vol-

gende raadsvergadering kwam het voorstel evenwel opnieuw aan de orde waarbij de wethouders Verstappen en Coolen pleitten voor verhoging. Toen Verstappen aanvoerde dat Piet Fransen altijd gedienstig was en op zijn gedrag niets viel aan te merken bracht Kemps daar tegenin dat dit niet meer dan zijn plicht was en weer kon de veldwachter fluiten naar zijn salarisverhoging. Het bestaan was zwaar voor veldwachter Fransen. vroeger kon hij er nog wat bijverdienen door het verrichten van ontginningswerkzaamheden op de gemeentegrond of door het rondbrengen van belastingaanslagen. Maar deze extraatjes waren komen te vervallen en sinds hij weduwnaar was geworden moest hij een huishoudster betalen en vijf kinderen verzorgen. Uiteindelijk moest de Noord-Brabantse afdeling van de Nederlandse Politiebond er in 1916 aan te pas komen om de Vlierdense bestuurders zo ver te krijgen het salaris tot een aanvaardbaar peil op te trekken. Zelfs bij zijn 25-jarig ambtsjubileum in 1918 sprak de plaatselijke correspondent van de krant, die uiteraard aandacht besteedde aan deze mijlpaal, de hoop uit dat bij deze gelegenheid zijn salaris door het gemeentebestuur eens flink verhoogd zou worden. Toen Piet Fransen twee jaar later tevens gemeentedeurwaarder werd en de plaatselijke belastingen mocht innen werd zijn financiële positie wat rooskleuriger. Vlak voor de samenvoeging met Deurne werd voor Fransen, als genoegdoening voor het hongerloontje dat hij vele jaren had gehad, zelfs zo'n gunstige pensioenregeling ontworpen dat de provincie er bezwaar tegen maakte.

Meestal werden conflicten tussen de boer en zijn knechten of meiden in der minne geschikt of ze bleven onderhuids aanwezig; de boer was immers de baas en men diende hem te gehoorzamen. Soms botsten de karakters zo erg dat het uitdienen van een jaarcontract onmogelijk werd. Zo ook met de 15-jarige Catrientje Welten uit Asten. Zij diende in 1909 bij de familie Joosten op de Hoeve. Ze was aangenomen voor 50 gulden per jaar maar na een goede start verslechterde de verhouding tussen Catrien en de familie Joosten heel snel. Moeder Welten zag zich uiteindelijk gedwongen haar dochter te gaan ophalen op de Hoeve, dit ging met een flinke kijf- en scheldpartij gepaard. Bij alle commotie vergat ze een paar schoenen van haar dochter mee te nemen en ze was zo bang voor een pak slaag dat ze niet terug durfde om deze op te halen. Uiteindelijk stapten ze naar de burgemeester die veldwachter Fransen opdracht gaf om de schoenen te gaan ophalen.

[De voorpagina van de Algemeene Politie-Verordening voor de gemeente Vlierden. De nieuwe A.P.V werd in 1923 van kracht.]

burgerwacht - schutterij

Voor de bescherming van de plaatselijke bevolking werd in 1829 in Vlierden een zogenaamde schutterij opgericht, niet te verwarren met het gilde St.Willibrordus dat ook wel schut-

tersgilde wordt genoemd. Dat het lidmaatschap van de plaatselijke schutterij niet alleen maar een papieren formaliteit was blijkt uit het feit dat de Astense chirurgijn dokter van den Dries werd aangetrokken om de keuringen van de aspirant-leden te verrichten. Na de eerste wereldoorlog werden overal zogenaamde burgerwachten en afdelingen van de Vrijwillige Landstorm (her)opgericht. Op 13 april 1919 vond de oprichtingsvergadering van de Vlierdense Burgerwacht plaats waarbij Piet Kivits als hopman-commandant de leiding nam. Het bestuur werd gevormd door Theodoor van den Berg, H. Cuijpers, Engelbert van Otterdijk, Jan van Tilburg, Johan van Deursen (Belgeren) en Willem van den Broek. De leden droegen een witte armband met daarop het gemeentewapen van Vlierden en de tekst "burgerwacht Vlierden". In januari 1921 had zich een dertiental jongelui aangemeld voor de eerste oefeningen, een maand later was dit aantal gestegen tot 39 en voor het einde van het jaar telde de club liefst 58 leden. Op de Baarschotse heide werd met een subsidie van 25 gulden van de gemeente een schietbaan aangelegd. In eerste instantie werd de aangelegde houten schutting die als kogelvanger moest dienen door het overkoepelend Burgerwachtbestuur afgekeurd omdat deze niet breed genoeg was. Op de derde april was het dan zover, de jonge fanfare Wilhelmina zorgde voor een muzikale begeleiding vanaf de lagere school van de commandanten met de burgerwachters en de overige genodigden naar het schietterrein op de hei. Burgemeester van Hulten hield er een toespraak waarbij hij de leden opriep om, als het nodig mocht zijn, pal te staan en te strijden voor kerk en staat, voor maatschappij en gezin. Vervolgens opende hij de schietbaan met een drietal schoten terwijl de fanfare het Wilhelmus blies. Ook de Deurnese afdeling maakte nog tijdelijk van deze baan gebruik. Voortaan waren schietwedstrijden tijdens de kermis en op Koninginnedag een vast programma-onderdeel.

[Bewijs van ontslag uit den dienst bij de landweer van Willem Beijers]


Paard raakt spoor bijster

In de winter van 1886 raakte een, niet met name genoemde, Vlierdense boer betrokken bij een ongeluk met zijn paard en wagen. Hij had zijn kar beladen met vette varkens die moesten worden afgeleverd. Bij de Deurnese spoorwegovergang schrok het paard zo hevig van de passerende trein dat het met kar en al in een met ijs bedekte sloot terecht kwam en erdoor zakte. Het duurde uren voordat men het dier op het droge had. Het paard had het rechter borstbeen gebroken en moest worden afgemaakt.

blanco

5. BRAND EN BRANDPREVENTIE DOOR DE EEUWEN HEEN



Over de organisatie en de samenstelling van de vrijwillige Vlierdense brandweer in vorige eeuwen weten we bijzonder weinig. Wel zijn er wat gegevens bekend over het onderhoud van het blusmateriaal. In 1754 werden bij de Veghelse gareelmaker Gerard Coolen zes nieuwe brandemmers en drie nieuwe vuurhaken aangeschaft. In ieder gehucht was tenminste een brandkuil. De grote brandkuil voor het centrum van Vlierden was op de plaats waar nu het kruisbeeld staat op de hoek van de Vlierdenseweg en de Kapelweg. Deze brandkuil was voorzien van een omheining om ongelukken te voorkomen.

Wie de feitelijke leiding bij de brandbestrijding had is niet duidelijk, wellicht was een en ander ook niet strikt geregeld. Degene die het eerste bij de brand was begon met blussen en schreeuwen en alle anderen volgden zijn voorbeeld. Als de brand bedwongen was zetten de brandweerlieden hun bluswerkzaamheden voort in een van de herbergen. Hadden zij met hun werkzaamheden rampen weten te voorkomen door belendende panden nat te houden, aan het redden van een brandend huis hoefde men meestal niet te denken, dan kwam hun vertering gedeeltelijk ten laste van de gemeente Vlierden.

Vanaf 1909 zijn registers bijgehouden over de samenstelling van het brandweercorps in Vlierden en Brouwhuis. In de periode 1900-1921 waren achtereenvolgens opperbrandmeester Piet Rovers, Jan Verstappen, Francis Verstappen, Lambert Janssen, Peter Welten en Martinus Fransen. In Brouwhuis had Hendrik Swinkels de leiding bij de brandbestrijding.
[Tekening van een brandspuit

brandspuit en brandspuithuisje

[Met leren brandemmers die van hand tot hand werden gereikt van de brandkuil naar de vuurhaard probeerde men de brand te blussen]

In 1791 kreeg Vlierden, op voorstel van schoolmeester en secretaris Antoni Ramaer, een echte brandspuit. Bij de aanschaf ervan werd ook meteen een huisje gebouwd om het apparaat in op te bergen. Huibert Rovers en Antoni Vervoordeldonk werden verantwoordelijk gesteld voor het onderhoud van de brandspuit die het lang schijnt te hebben volgehouden want pas in 1888 kocht Vlierden voor 150 gulden een "nieuwe" tweedehandse brandspuit van de gemeente Helmond.

Ook het brandspuithuisje hield het lang vol. Toen het gebouwtje begin van deze eeuw gedeeltelijk het gezicht ontnam aan het nieuwe raadhuis, waarop men in Vlierden zo trots was, werd in 1904 besloten om het inmiddels zeer bouwvallige hokje te verplaatsen. Metselaar Nooijen begrootte de bouw van het nieuwe huisje achter het raadhuis op 76 gulden. De gemeente moest een stukje grond aankopen van Felix van Heugten om een voldoende brede toegangsweg naar het huisje te hebben. Ook in Brouwhuis kreeg men rond de eeuwwisseling de beschikking over een eigen brandspuit en de brandweerlieden in beide kernen werden door burgemeester en wethouders regelmatig opgeroepen om in hun aanwezigheid oefeningen te houden.

Brandreglementen

Voordat U een opsomming krijgt van de achtereenvolgende Vlierdense branden willen we eerst bekijken welke maatregelen men nam om brand te voorkomen en bestrijden. In 1732 werd door de overheid bepaald dat in ieder dorp een reglement moest worden opgesteld en nageleefd en nadat de benodigde spullen ter bestrijding van brand zoals ladders en emmers waren aangeschaft en vernieuwd gingen op 2 november 1734 de Vlierdense schepenen met een eigen reglement accoord. Voor een echte brandspuit was de tijd toen in Vlierden nog niet rijp, die zou pas vele jaren later komen. Het waren niet alleen maar gebods- en verbodsbepalingen die de brandpreventie moesten bevorderen; voor het aanbrengen van de brandspuit bij de plaats van onheil werd een premie van 5 gulden uitgeloofd.

Men kon de verordeningen ter voorkoming en het blussen van brand maar beter serieus nemen. De veldwachter had orders om op de naleving ervan toe te zien. In 1817 werden Jacob de Groot, Huibert Rovers en Francis van Bussel ieder beboet met 6 gulden omdat zij hun asresten niet ver genoeg van hun huis hadden gestort. Ook de waterputten en putkisten moesten in orde zijn, bij brand moest men snel water ter beschikking hebben. Dirk Jacobs werd in 1817 beboet omdat hij zijn putkist onvoldoende had onderhouden. Zelfs werd in de huizen gecontroleerd of men zijn schoorsteen goed geveegd had. In 1849 en 1850 moesten Hannes Dekkers, Hannes Clerks, Maria Martens en Lucas Sleegers in opdracht van de gemeente hun schoorstenen vegen. Sibilla Kleven en Johanna Maria Dekkers kregen in 1872 een proces-verbaal omdat ze de brand-reglementen overtraden.

In 1921 werden door de gemeente maatregelen genomen om de kans op bos- en heidebrand te verkleinen. Het werd verboden om in de dennenbossen en op de heide sigaren, sigaretten of pijpen zonder goed sluitende dop te roken. Ook moesten hooi- en stromijten, die na blikseminslag of ten gevolge van broei nogal eens in brand vlogen, op voldoende afstand van huis of schuur geplaatst worden.

branden


brandschatting

In december 1688 scheelde het maar een haartje of heel Vlierden was in vlammen opgegaan. Brandenburgse legertroepen waren

[De boerderij van de Beelsfundatie, bewoond door de familie van den Eerenbeemt, brandde in de zestiger jaren af.(foto Pierre van de Meulenhof]

Vlierden binnengetrokken en dreigden het dorp plat te gaan branden. Door maar liefst 5000 gulden brandschatting te betalen kon bewerkstelligd worden dat ze het dorp ongemoeid weer verlieten. Veel dorpen in de omgeving die het geld niet op konden of wilden brengen gingen in die dagen in vlammen op.


Lambert Teunis Verdeuseldonk

Eigenlijk hoorde de boerderij annex café die in 1720 afbrandde toe aan de tweelingbroers Dirk en Lambert Teunis Verdeuseldonk samen, maar Lambert bewoonde de boerderij. Toen Lambert het jaar daarop een nieuwe boerderij op dezelfde plaats bouwde werd hij alleen eigenaar van het kavel, destijds werd zo'n bouwperceel de "huysplaets" genoemd. De boerderij stond tussen de weg naar de Strepen en de boerderij van Peter Wouters. Enkele jaren later verloor Verdeuseldonk zijn vrouw en bleef hij alleen achter met negen kinderen. Hij raakte daardoor rond 1738 in ernstige financiële problemen.


Gerrit Peter Beijers

Op 28 maart 1750 om 4 uur 's middags brandde op Brouwhuis de boerderij af van Gerrit Peter Beijers, de stamvader van de families Beijers in deze regio. Behalve dat de gebouwen in vlammen opgingen verloor hij ook de hele inboedel en twee runderen. Beijers had het jaar daarvoor al een enorme strop gehad toen tengevolge van een besmettelijke ziekte al zijn runderen, 13 in getal, omkwamen. Vanwege de geleden schade hoefde hij twintig jaar lang geen verponding en bede (onroerend goed belasting) te betalen.


Hazeldonk

Op 15 april 1763 om 10 uur 's morgens brak brand uit op de hoeve de Hazeldonk, eigendom van dokter Johan Franciscus d'Aumerie, die heer van Vlierden was. Alles ging in vlammen op. In het verslag dat van deze brand is opgetekend wordt gemeld dat Vlierden zowel brandgereedschap als een brandreglement

bezat. Met dat eerste kon men natuurlijk niets beginnen op de afgelegen Hazeldonk.
Hendrik Willems van de Zande en Goort Cuijpers

[Was dit het geraamte van de spoorloos verdwenen Goort Cuijpers, dat in 1937 tussen Deurne en Liessel werd opgegraven? (collectie Frans Martens)]


Op 14 juni 1781 brandden om 8 uur 's morgens op het Heuveleind twee huizen af. Het ene werd bewoond door eigenaar Hendrik Willems van de Zande en in het andere, dat eigendom was van Allegonda Wouter Stevens de weduwe van Antoni Cuijpers, woonde Goort Cuijpers. Deze Goort Cuypers is op een mysterieuze wijze aan zijn einde gekomen. Toen eind vorige eeuw op de hei achter het heuveleind een lijk werd opgegraven wisten oude mensen van Vlierden nog te vertellen dat zij in hun jeugd gehoord hadden dat deze Goort Cuypers ooit bij buren 's avonds was gaan kaartspelen en daarna nooit meer levend gesignaleerd. Hij zou door moordenaarshand van het leven beroofd zijn. In augustus 1937 werd opnieuw een lijk gevonden bij graafwerkzaamheden tussen Vlierden en Liessel. Was het halfvergane mes, dat bij het lijk werd aangetroffen, het moordwapen?
Drie boerderijen op de Blikhalm

Op 20 december 1794 brandden op de Blikhalm maar liefst drie boerderijen af, namelijk die van Jan van Tilburg, en twee boerderijen van Mechelina van de Donk, de weduwe van Jan van der Heyden die hertrouwd was met Joseph Weijers. Ook de totale wintervoorraad voor het paard en de koeien ging verloren. De totale brandschade was fl. 1200,-.


Hendrik Meulendijks

Twee dagen later brandde nog een boerderij af die eigendom was van Josef Weijers en werd gehuurd door Hendrik Hendrikzn. Meulendijks. Hierdoor raakten zowel de huurder als de verhuurder in zware financiële problemen en moest Weijers een rechtszaak aanspannen tegen Peter van Bree, die destijds voor Meulendijks had borggestaan bij het tekenen van het huurcontract, om de achterstallige huurpenningen te kunnen innen.


De gebroeders Jacob en Wouter de Groot

Op 12 juli 1803 brandde op Brouwhuis een nieuw gebouwde en nog onbewoonde boerderij af van de gebroeders Jacob en Wouter de Groot. Deze brand was aangestoken door Jan van Heugten, die gekweld werd door liefdesverdriet en jaloezie. Van Heugten had enkele jaren daarvoor als knecht gewerkt bij Willem Cluijtmans in St. Oedenrode op de Coeveringse hoeve en toen verkering gehad met ene Maria van Hoorn die daar in de buurt woonde. Ze verbrak deze verkering. Van Heugten kon dat niet accepteren en hij dreigde dat als ze met een ander zou trouwen hij beiden zou vermoorden en hun huis in brand steken. De duivel zou hem mogen komen halen als hij deze snode plannen niet ten uitvoer zou brengen. Later probeerde hij haar 500 gulden af te persen en zou dan van zijn dreigementen af zien. Ondertussen had Maria verkering gekregen met Jacob de Groot uit Brouwhuis en ook hem probeerde van Heugten te chanteren. In de ochtenduren van de bewuste 12e juli bezocht van Heugten de oude moeder van Jacob de Groot en zij gaf hem op zijn verzoek een kop thee met een boterham. In het gesprek dat zij daarbij hadden vertelde hij haar dat hij zoveel op zijn kerfstok had dat hij daarvoor wel aan de galg zou kunnen worden geknoopt. Men zou hem echter niet te pakken kunnen krijgen omdat hij iedereen te slim afwas. Ook maakte hij haar duidelijk dat haar zoon Jacob te beklagen was want hij zou ervoor zorgen dat Jacob straatarm zou worden. De familie de Groot nam de dreigementen van van Heugten ernstig temeer omdat hij diezelfde dag bij het vallen van de avond nog gesignaleerd was in de velden door buurman Jan Vlemmings. Er werd besloten met twee personen wacht te houden zowel bij het huis waarin Jacob met zijn vrouw woonde als bij het nieuw gebouwde en nog onbewoonde huis. Om half tien 's avonds meldde zich bij Catharina Beijers, de weduwe van Michiel van den Heuvel, een haar onbekende persoon, zij kende Jan van Heugten niet, die kennelijk dronken was en deze vroeg haar wat te eten.

Ze kookte eten voor hem en gaf hem karnemelk te drinken. Om half elf is hij, nadat hij met 4 stuivers zijn consumptie had betaald, daar vertrokken met een brandende pijp in de mond richting familie de Groot. Rond 11 uur ontdekten de wachtlopers een beginnende brand aan het strooien dak van het nieuwe huis en zag men een vanwege de duisternis onherkenbare man de benen nemen. Ondanks alle te hulp geschoten mensen en een spoedig aanwezige brandspuit, blijkbaar had men toen al een eigen brandspuit op Brouwhuis, kon niet worden voorkomen dat de boerderij helemaal in vlammen opging. Door dit gebeuren zat bij de familie de Groot de schrik voor een pyromaan er goed in. Toen anderhalf jaar later de erfgoederen van de ouders verdeeld werden waarbij ieder van de vijf kinderen de Groot een boerderij kreeg werd de onderlinge afspraak gemaakt dat, indien de boerderij van een van hen binnen 3 jaar door brandstichting zou afbranden, de anderen hem of haar 400 gulden zouden betalen.
Elisabeth Ramaer

Op 10 juni 1830 brandde op het Kapeleind aan de huidige Eikhofweg het huis af waarin Elisabeth Ramaer, de dochter van schoolmeester Antoni Ramaer en de weduwe van Johan Hendrik Allewaart, woonde. De brand ontstond door onbekende oorzaak in de stal en het huisje met strooien dak brandde in enkele ogenblikken tot de grond toe af. Ze verloor bijna al haar bezittingen en kleding. Het huis was eigendom van haar zoon Willem die luitenant ter zee 1e klasse was en uiteraard meestal buiten Vlierden vertoefde. Toevallig was hij ten tijde van de brand op bezoek bij zijn moeder en zag ook hij, behalve het huis zelf, ook een aantal andere bezittingen ter waarde van 450 gulden in vlammen opgaan. Het huis had hij voor 600 gld. verzekerd bij de Brand Waarborg Maatschappij. Elisabeth Ramaer vertrok naar de Bilt en in 1842 werden de bijhorende landerijen verkocht aan ridder de Maurissens.

[De brandende hooizolder van de boerderij van de Beelsfundatie (1968). (foto Pierre van de Meulenhof)]

Jan Aarts

Na de Belgische Opstand in augustus 1830 verbleven tot aan de definitieve scheiding van België en Nederland in 1839 veel soldaten in Noord-Brabant om de grenzen te bewaken. Zo ook was er in Vlierden een compagnie gelegerd van het tweede bataljon van de Noord-Hollandse Schutterij. De soldaten van deze compagnie hielpen met man en macht mee met blussen toen op 16 september 1832 om half twee 's nachts de rode haan victorie kraaide in het huis van Jan Aarts op het Schooteind. Hun inspanningen mochten echter niet baten, binnen de kortste keren lag alles in as en het gezin Aarts met acht kleine kinderen stond op straat. Met uitzondering van een paard en een kalf was de hele veestapel en inboedel in vlammen opgegaan en Jan Aarts had geen brandverzekering afgesloten. De boerderij stond op de plaats waar nu de voormalige lagere jongensschool staat.
Hendrik Maas

Het volgende drama, waarbij twee mensen de dood vonden en er zes mensen dakloos werden, speelde zich op 9 juni 1849 eveneens op het Schooteind af. Hendrik Maas woonde daar met zijn vrouw, zijn 3 kinderen en de dienstmeid Hendrina Vlemmings. In de voorkamer huisde Antonetta Vervoordeldonk met haar bejaarde vader Piet. De vrouw van Hendrik Maas had in dat voorjaar enkele aanvallen van krankzinnigheid gehad. Op die bewuste junimiddag van 1849 was Hendrik Maas zelf rond twee uur naar de hei gegaan om "vlekken"1 te halen. De oude Piet Vervoordeldonk was op familiebezoek en zijn dochter was hem tegemoet gelopen. Terwijl het dienstmeisje met de twee oudste kinderen rond 3 uur 's middags onkruid aan het wieden was in de tuin en moeder dus met het jongste kind alleen in huis was voltrok zich het drama. In een vlaag van verstandsverbijstering moet ze het huis in brand hebben gestoken. Binnen de kortste keren stond mede door de sterke wind het hele huis in lichterlaaie. De brandweer die

1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   45


Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©atelim.com 2016
rəhbərliyinə müraciət